Weters

I told you so, 2013, boek 11m pagina 14

2013_b111_p14_I told you so_dub

Opgelet

Je hoort ze van ver.
Op iedere plek waar jij en ik zouden gaan staan, zijn ze luid aanwezig:
de beterweters, die de ogen nooit neer slaan. Zij staan niets af aan
anderen. Zij hebben geen maatjes. Zij verkiezen zichzelf boven alle
anderen. Zij hebben groot gezag (denken ze).
Naast de hoge witte wetten staan hun rijzige paleizen waar verbaal
geweld regeert. Het geweld plezier kijkt in de spiegel en ziet een po-
tige pijnbank. Hier danst de ziel niet, hier vliegt alleen de tijd.
Vanachter mijn vitrage zie ik een vingertje heffen. Ik zucht. Aan elke
voet sleept een loden bol. Dit schiet niet op. Wat wil die witte wet
eigenlijk zeggen? Mijn hart steekt, ik wil weg. Deze mensen met het
vingertje willen mijn hart. Als ik nu ontbrand ben ik misschien even
onzichtbaar geworden. Mijn ontsnappingskans! Terwijl ik in die ge-
spleten stemming verder kijk besef ik dat  hun gebaren maar door
weinigen worden gewaardeerd. Gelukkig!
Plotseling valt het beeld uit en lijkt het constant middernacht.
Wat is dit voor ellende?
Het is misschien een groot geluk dat ik nu niet hoefde te werken.
Ik herinner me een beeld uit mijn geheugen, dat is al genoeg om
verder te kunnen. Ik hoor een prettig, knus geluid van een oude, leren
fauteuil. Het geluid wordt prettig gedempt door een hoogpolig kleed.
Ik adem veilig door. Geniet zelfs.
Toch mooi dat het aardedonker is.

Samenspel

Scherffiguur, 2013, schets, A4

2012_scherffiguur_schets_k

Scherts/scherf

Het begon allemaal in de slaapkamer. Daar kan ik goed nadenken.
Mijn slaapkamer is ook mijn muziekkamer. Daar wonen al mijn ikken.
De slaapkamer is een labo voor micromuziek van deze eeuw.
Ooit maakte ik van mijn slaapkamer mijn werkkamer. Eerst in het
hoofd, later in het echt. Muziek en slapen gaat goed samen. Ik heb
de wanden geluiddicht gemaakt. Wat ik daar doe gaat de buren niets
aan. Laten zij vooral gaan gissen en mogelijkheden bedenken.
Mijn kamer is dus gemixt en goed voor alles. Alle mogelijke oplos-
singen wonen daar. Ik maak graag mijn eigen visie.
Tenslotte eindigt alles zoals het begint. Steeds opnieuw de kleine
dood. Ik vind mijn grote ziekte in de realiteit. Het liefst geef ik
mijn muzikanten een groot spraakgebrek. Achteruit praten is er eentje van.
Bij het terugspoelen kan je dan alles verstaan, al is het vreemd van
klemtoon. De charme zit vaak in de lichamelijke hapering.
Zo liet ik een keer een man voortduren niezen of snurken en noemde
het destructie. Hij ging er bijna aan kapot.
Ik houd van de kracht van melancholie, doe daar een opgelapte per-
fectie overheen. Dat werkt.
Nu nog een bekeken kus op het eind, zodat de zon spontaan gaat
schijnen! (ook nu!)

Gedachte

Winterzon, 2013, schets, A4

2013_winterzon_schets_k

Laat in de middag

is verlatenheid een
onaangedane spiegel?

het zeldzame
dat me gebeurt
is langzaam
onopgemerkt
duurt uitgedoofd
ziehier een man
als een ieder
met zijn wolven honger
strijkt hij langs zijn lichaam
de liefde nomade
wordt wakker
als de zon ondergaat
een miezerige boot
drijft wellustig
op het soppige water
vermoeide schaduwen
in stoffig licht
zoeken laatste warmte

nu nog ronddolen
in eigen verwarring

Zand er over

Polke’s dochter, 2014, bewerkte foto\2014_Polke-s dochter_bf

Het geheim

Omdat hij niet wist welke wereld zijn huis was koos hij er zomaar
eentje uit. Zijn provisorische wereld bestond vooral uit zand, veel
zand. Met een dek vol sterren boven zijn hoofd begon hij te werken
met zijn gevoelshandel.
Af en toe kwam hij op zijn weg een vreemd verlangen tegen en dan
was hij steevast even van slag. Dan werden zijn vrienden en som-
mige anderen vijanden. Hij stopte zijn gevoelens daar waar ze hoor-
den, in zijn werk. Hij werd beroemd.
Zijn kleine winkeltje gedijde goed. Heel goed zelfs, maar ondertussen
knaagde het gemis van een dochter hevig.
In zijn andere wereld plakte hij zogenaamde opsporingsberichten
aan. Zijn actie wekte wederom verbazing alom, te meer omdat hij
tegelijk nu zelf ook verdween. Talloze geruchten deden de ronde.
De lege ruimte schreeuwde een ongeschreven biografie.
Langs de lopende band der tijden volgden de nachten heel dicht
op elkaar. Soms liep het bijna in elkaar over. Duizenden jaren vlogen
voorbij zonder hun koers te veranderen. Alle kleine bomen werden
zo ziek omdat ze stikten in eentonigheid en smog. Alle kleuren leken
op elkaar of verdwenen. In alles wat hij voelde bleef het stil verdriet
een vaste gewoonte.
Kortom het was eigenlijk onmogelijk om de wereld te veranderen.
Hij stierf kort nadat die wetenschap diep was doorgedrongen.

Grenzeloos

Blue Annie, 2014, computer tekening

2014_Blue Annie_ct

Ongepaste opschepperij

Hoewel de weg recht en krom is en uit zichzelf geen naam draagt,
noemen we de weg altijd weg. Niemand verzet zich, geen enkel
complot wordt beraamd. Aardse wetten varen op eigen kracht.
Zwevende idiomen vliegen door de raadselachtige lucht.
Dit even ter inleiding.
Haar hart kende totaal geen grens, beweerde ze.
Maar als ze een zo maar blije, dansende persoon zag kon ze er niet
tegen. Dan mocht die persoon ter plekke sterven uit pure aanstel-
lerigheid. Het kost maar energie en heeft totaal geen nut, vond ze.
Ze moest streven naar harmonie en daar hoorde dansen niet bij, dat
was gewoon te druk van zichzelf. Dansen is voor dommen, was een
andere kreet.
Zij bewaarde haar kalmte zonder ervoor te bidden. Het Bijbelse dik-
boek bleef gesloten. Liever keek ze met een kalme glimlach mensen
meewarig aan. Volmaakte wijsheid was haar nooit te zwaar, haar
volle hoofd zag eenvoudig de waarheid. Kalmte en wijsheid zaten in
haar staart. Haar lichaam was de zon, het wolkendek. Onafscheidbaar
vielen ze samen. Zij vulde het universum. Het heelal en ik werd alleen
ik, was één verbond. Zij was samen één.
Ik houd het op een valse start bij haar. Zij zocht een uitweg en sloeg
door, werd adem, zielen geest in hoge mate. Haar hoogste levensdoel
was: bevredig uw verlangens uit gevoel.

Parels

Denkbare man, 2005, bewerkte foto

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Opgeluchte ademtocht

Het is nu tien jaar geleden dat Kees stierf en de intellectuelen lachten
zich rot. Kees zou ze één voor één in het gezicht hebben gespuugd.
Zo was hij. Misschien zou hij eentje sparen, maar je kan er maar beter
niet van uit gaan dat jij degene was die gespaard bleef. Kees was bij
leven een rare relschopper, eentje nog van het oude stempel. Als
eersteklas klootzak wist hij hoe hij zich schurftig moest gedragen.
Het ging bij hem vanzelf. Aan sullen heb je niets. Zijn leven en niet hij,
daar draaide het om.
Eindelijk hebben ze hem waar ze hem willen hebben: dood. Het beest
is gebonden en gemerkt. Niemand is meer op zijn hoede. De baas is
niet meer baas. Alhoewel je het met Kees natuurlijk nooit helemaal
zeker wist, misschien was alles wel een truc en ging hij straks luid
bulderende weer herrijzen.
Toch kakte Kees een aantal parels, zoals men dat op zijn begrafenis
durfde te zeggen. Dat kwam omdat hij zoveel en zo vaak oesters at.
Een stortvloed werd ingehaald. Goed voor het hart, ventje, zei hij dan.
Nu leek hij meer op een aangespoelde kerel. Een dun laagje vernis,
balsem, hield hem langer in vorm. Zijn grauwe grijns was bij sterven
spontaan veranderd in een mooie milde grijns. Wel zo prettig.
Dit alles voelde goed en echt of Kees liet ons gewoon denken dat het
allemaal waar was. Kees,baas boven alles.

Ooit

Roepende in het bos, 1995, tekening, 110 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Ander tijdelijk

Het pad leek nog het meest op een lichtrivier, het bos raakt in het
lichte weg. Hier – zei ik – hier wil ik sterven en liep die kant op.
Het voelde alsof ik geboren werd in het hoofd. Ik trok mijn ogen uit
het vitrage, gooide mijn hoed af en zag dat jij daar ook was, teugel-
loos.
Je praatte wat in jezelf, je had het over een nieuwer huis. Ik begreep
het niet. Je raakte gelovend onderweg, zei je. Nog zoiets. Het klonk
heel slim, maar wat betekende het? Je zag mijn vraagtekenhoofd en
maakt een gebaar wat nog het meest leek op draaikonten met de
handen. Eigenlijk zei je: ik leg geschaafde hoofd, of was het be-
schaafde hoofd, in je schoot, dan zullen we zien.
Het wonderlijk bos met de wonderlijke paden lichten nogmaals op
en je klom op mijn rug. Het paadje werd een paardje.
Onderweg:
Hoe heerlijk en verslavend kan de geur van een bos zijn. Alles gra-
zend bij elkaar eten maakt de dag compleet. Op zo’n moment wil je
niet meer naar achteren leven, niet meer naar voren denken.
Intussen rijdt het paardje hem het donker door, het stadse licht
verschijnt al aan de horizon. Na aankomst wist de stad het bos uit,
als het antwoordapparaat van een dichter die wil slapen.

Stof

Real, 2013, boek 111, pagina 27

2013_b111_p27_real_k

Denkproces

de locatie is bekend
het smachtend hoofd
is voorbij eenzaamheid
zegt niets te weten

je afwezigheid
voelt als volle boel
een innerlijke sterrenhemel
zoekt het zonbestoven land

als tussenstandsjongen
met goede manieren
scoort het terloopse
de aandrift van het lot

het grote geheim
neuriet zacht geurend
uit je ooghoeken
een stofdoek moedert

de bittere geraniums
bloeien bij ouders
de krul van gister
verzekert de kinderjaren

het hoofd trilt
wordt vliegwiel
dat ben jij
in het witste licht

Heimwee

Poem, 2013, tekening, A4

2013_poem_A4k

Die dag

De hele dag was nog intact, de wereld vol landschap.
Ik zag haar zo plotseling dat ik alles vergat waar ik mee…
Ze heeft me neergezet waar ik moest doorlopen tussen het steen
en het gras. De tijd heeft zich verder aan mij voortgezet. Zelfs
een wonderlijk waaiende wind kreeg mij niet om.
Wie ben ik als ik straks vertrokken ben?
Haar boezem stroomt, ik bedel. Ik raak ingepolderd en lig nu op
mijn kant. De wereld lijkt open. De kop die ik krab lijkt steeds te
willen zingen. Voor een antwoord wijkt hij uit, de droom moet nog
even voortduren. Het stuifmeel hecht zich aan mijn oog, verzet
zich later. Het woord is te laat. Wat onbenoemd blijft groeit.
Ik dicht in eigen warmte:

verteert van binnen
kwam alles buiten
vouw mijn lichaam dubbel
ik wil onthullen
zoek diepe nacht
zoek diep bed
scherpe begeerte
slaat op hol
hemel en aarde
smeken schrijlings
op elkaar
het bloed bloedt
wil weerzien
eeuwig handwerk
starende blik
naakte gebaren
laten aarde bewegen
mijn bloem is mijn bloem

Daarna stap ik uit mijn droom.

Verleden

Oude warmte, 2014, bewerkte foto

2014_oude warmte_bf

Nog een keer terug

Soms heb je van die dagen dat alles van je verleden als één brei
terug komt. Je kan het niet stoppen, je kan er niets aan doen. Het
trilt gewoon naar binnen en blijft de hele dag als een overijverige
krekel in je hoofd sjirpen.
Dan wordt ik een man met moe haar op een bank van de herfst.
Een dof hoofd denkt niet zo helder meer. Ach je knoeit wat, je rom-
melt wat, maar je krijgt dat verleden niet weg. Je hebt je levens-
avond in de stem van ooit gehuld. Een mooie, gave neurose, die
weer overgaat als je weer minder ontevreden bent.
Pas als alles overal gelijk en hevig hier is voel je verbond met de
dag. Dan komt de schoonheid en het diepe geheim naar boven.
Dan is het leven op zijn mooist.
Ik ken iemand die heimwee heeft naar de jaren vijftig. Toen was
hij nog een geheven kind. Geheven? Omhoog geheven zul je zeggen.
Baby’s werden licht in de lucht gegooid en weer opgevangen als
oefening voor het later los laten. In die tijd hadden emmers nog
zeepbellen, verdwenen vaders nog tussen de waterstanden, kwet-
terde het geel nog volop tussen het grassig groen, wiedde men nog
tussen de tegels met een aardappelmesje, hing er boven de etens-
tafel een prima Rinse appellucht, om maar eens iets te noemen.
In de krul van de dageraad maakten vogels je wakker en riep moeder
dat we naar beneden moesten komen, omdat de eieren anders koud
werden. Toen is allang niet meer nu.