Oude tekening

Do it yourself, 2013, boek 111, pagina 18

2013_b111_p18_do it yourself_k

Vormfantasie

Het is vaak schone schijn. Het is niet wat het lijkt. Het eerste gezicht
is vaak een vals gezicht. Bovendien moet je te veel raden, er is
bewust wat weggelaten, waardoor je fantasie snel op hol slaat.
Waarom liet de kunstenaar de borsten en billen partij blanco? Of
was het op die plekken te vaak betast misschien? We zullen het niet
weten, deze tekening werd bij toeval in een nalatenschap gevonden.
De maker was of gefrustreerd of liet de ruimte aan de kijker, we weten
het niet. Bij nadere inspectie is haar liefelijk gezicht ook onaf. Haar
mond spreekt niet, zal nooit spreken. Ze bewaart een geheim, zij leeft
in herinneringen, raapt haar verdriet bijeen.
Kijk, ze komt uit de hemel zweven, op blote voeten, zo licht als zwa-
nendons. Haar schamelhuid is blank. Ze komt op je passantenpad.
Nu even niet spreken, ze geeft toch geen antwoord. En als ze zou
spreken was het vast in orakeltaal. Ze zou beweren dat de vrouw van
bijenwas was en de man van lood. En dat kousen vol geblaf zaten,
ook als ze scheefgetrokken aan zaten. En dat mensen dode lucht aten.
En dat zij een prikkelplaatje was.
Alleen dat laatste was te snappen en waar.
Als kunstkenner denk ik dat het een oude tekening is van Urs Lüthi,
ergens uit 1981, “Something like the blinking of your eyes”.
Het maakt mij gelukkig.

Horloge tijd

De vrouw van de architect, 2014, tekening, A4

2014_de vrouw vd architect_k

Vormvast

vaarwel hemd van venus
wij zijn uitgeteld
liggen als dood
het nachtkleed deed
ons dalend stromen
horloge-tijd is pas morgenvroeg

vaarwel weelde, wellust
wij zijn uitgeteld
hijgen nog wat na
het  nachtkleed deed
ons open sluiten
warm en koud was één woord

Schijn

Phantom, 2010, tekening, A4

2010_phantom_k

De korte kant

Het was niet meer zoals vroeger, toen mijn mond nog een klein
bed was. Ik leefde nog in mijn eigen, kleine theater. In dat theater
zijn schaduwen zwarte macht. Het licht heeft nog geen bereik.
Daarna kwam de dampkring en de reislust.
Die reislust redde mij, ik stikte niet in opbloei.
Hoe vaak ben ik niet uitgevaren, hoe vaak liet ik mijn loodzware,
hese hartstreek niet achter. Hoe vaak at ik mijn zeebuik weer vol.
Je zult zeggen dat ik op een rare fantoom lijk, maar schijn bedriegt
wel vaker: ik lijk er niet op, ik ben het. Het is goed je eigen fantoom
te zijn. Het geeft je enorm veel ruimte.
Soms krijg je er de haastige hik van. Dan deed je van één ding twee
tegelijk. Je moet je beter concentreren, alhoewel alles hetzelfde is
bij de geweldigen. De hik is een waarschuwing, als je het negeert
krijg je grijze lippen en grijze lippen zingen te zacht voor de buiten-
wereld. Dan zul je sterven als een levende steen.
Eerst woonde ik in een poppenhuis van littekens, mijn twee karakters
brachten me elders. Zonder schuldgevoel, mijn toekomst is niet wetend,
zing ik vol verlangen. Zo is het vreemde begonnen. Zo wandelen mijn
ogen van daar naar daar. Mijn warmte is een balsem, men lust er wel
pap van, is mij verteld.

Neem de tijd

De ruimte, 2014, bewerkte foto

2014_De ruimte_bf

Spiegelen

Heb je een spiegel, dan heb je de ruimte. Je verdubbelt alles op
z’n minst. Een spiegel laat een deur ergens verschijnen waar hij
niet hoort. In een taal van schoonheid is de nieuwe ruimte meer
dan menselijk. Bovenmenselijk, zonder het spraakgebrek van de
diepe schaduw is het gevangen zonlicht oogverblindend. Het oog
haakt even af om te wennen aan zoveel moois.
Neem de tijd.
Het eenzaam zoekende achterhoofd zal straks het licht kunnen
lezen en geen enkele liefde zal nog doof zijn. Dichters hebben net
hun poelen vol lelies gezet. Wie wil stralen moet gaan branden in
de goeie zin. Dan pas kan je de duisternis op je handen dragen
en komt de horror niet meer thuis.
Lichter dan het lichtste gezicht van een mens komt het voorjaar
in alle getijden. De dode akker wordt gewassen, de schimmel
blinkt, kinderen zingen voluit in de klas, warme vlekken ademen,
mensen smelten als verwelkte vlokken, het water fluit zijn eigen
lied.
Ondertussen trilt de wimpel van het geheugen

Elementen

Verlichte man, 2014, bewerkte foto

2014_verlichte man_bfk

Binnenman

Hij is net in zijn eigen grot afgedaald en hoort de klokken van de
schaduwen jammerlijk klagen. Zijn haard vouwt een vlam in het
hoofd en dooft alle andere gedachten.
De innerlijk gloeiende paden, langs de zwart bevroren beelden,
houden de adem van de maan even stil. Vogels kijken zwijgend
toe.
Alle tongen van de kwade wildernis hebben nu iets te zeggen.
Ginds is de bron van de tienduizend lippen, die zullen straks alles
in beweging zetten. In deze duisternis is deze binnenman een
eenzaam anker in een versteende zee, zijn grot.
Pas als het masker van de zucht is geboren komt het licht weer in
de ogen. Hij speelt met de elementen of beter, de elementen spelen
met hem. Zij ogen zijn omgesmolten tot stem en gaan onvruchtbaar
rond. Hij danst en verdwijnt om later zingend doorschijnend te zijn.
Alles is mogelijk. Alles is zo schoon als de hand die kan wuiven,
zonder naar afval te ruiken. Een andere krachtige hand houdt
het hart vast, zodat het niet hard wordt.

Hand

De nacht, 1995, bewerkte foto

1995_De nacht_bf

De hand

de hand gaat open
bij volle maan
de bedauwde mond
doet deemoed

wie het leven wil
wie het leven neemt
ziet het hartenlied
het hart is het gezicht
van je land

de hand gaat open
omdat wij genieten
wij zijn liefhebbers
van de open hand

wie de hand wil
wie de hand pakt
ziet meisjes vloeien
vrouwen zijn boten
op grijze rivieren

de hand is levend
en krijtwit