Herhaling

Come In, Find Out, 1999, acryl, 170 x 100 cm

1999_come in- find out_k

Toch de tijd

Zo vervolgde ik op een dag de tijd en kwam haar tegen.
Wie?
Na vele herhalingen, haar!
Direct was ik me bewust van mijn handelen. Het was nu of nooit.
Wij praatten vrijuit en genoeg, onze bewegingen wilden zich er
ook vaak mee bemoeien. Het moet een mooi gezicht zijn geweest
om ons tweeën in elkaar te zien kruipen. Blikken veraadden vals,
al onze onbewuste gebaren werden sterk uitvergroot. Ik kreeg er
pijn in de borst van (nog erger werd het als ik bedacht dat adem
halen niets anders was dan het snel op en neer gaan van onze
borstkas).
Zij zag het en zei snel: Je hoeft me maar aan te raken en ik ben
van jou!
Daarna had ik alle verlegenheid overwonnen en werd gelijk wakker.
Jammer, maar helaas.
Bij het opstaan nam ik een koffer vol avontuur mee en ging op reis.
In die koffer zit alle informatie die ik nodig heb voor die dag. Ik kan
er over beschikken wanneer ik wil. ’s Avonds, als ik weer ga slapen,
krijgt de koffer rust en glippen er nieuwe herinneringen in. Ze nestelen
zich in de voering.
Andere mensen vinden mij hierom een dromer, dat is natuurlijk onzin,
ik leef gewoon op de wind van de verandering. Die brengt mij daar
waar ik wil zijn. Ik volg hand en hart.

Misstap

Frozen mind, 2012, boek 101, pagina 20

2012_b101_p20_k

Koud / warm

Diep onder de indruk van haar nieuwe leven liep ze als een goed
gevulde pion. Ondertussen riep ze naar binnen: Ik hoef me nergens
voor te schamen, ik ben zo, ik ben mijn eigen toekomst.
Thuisgekomen was ze pas echt enthousiast over haar geleverde
prestatie, ze voelde zich aan de rand van de hemel. Spontaan
tekende ze een passende tekening aan de grote tafel.
Later, na een lange lopende band met een vrijer en wat ongeboren
kinderen, koos ze op goed geluk een deur met een andere naam.
Ze projecteerde zichzelf in een nieuw landschap en huppelde weg.
Toch was het een misstap of mishuppel in dit geval, want het land-
schap bleek luchtledig te zijn. Het landschap had geen innerlijk.
Ze voelde zich een zeepbel worden.
Iemand zei dat dit haar jeugdtrauma was en dat was best mogelijk,
al had ze zelf meer het idee dat ze juist het eerste uur van het nieuwe
had gezien.
Beter was het om alles maar open te laten, om zo te kunnen ontsnap-
pen om de rand van het bos te kunnen vinden.
Op afstand hoorde je al een hond huilen. Heel aandoenlijk.

Woorden

Clara, 2006, aquarelschets

2006_clara_schets_k

Voor in de mond

woorden
zijn woorden
schilderijen schitteren
Schilderijen zijn schaduwen
het licht op de aarde
pakt de horizon

vogels zijn vogels
vogels vliegen aan
een kind is een kind
kind der tijd strooit
een glimlach
om de mond

een fles is een fles
ze vallen vaak op groen
voor in de mond
proef ik liefde
we kussen elkaar
bijna helemaal

zwijgen is zwijgen
het zilverpraten
haalt alle woorden in
in de pauze
gebeuren alle leuke dingen

Clara
is een helder kind

Herinneringen

Warme herinnering, 2014, bewerkte foto

2014_warme herinnering_bf

Andere tijd

In het huis van de andere tijd klop ik nog een keer en nogmaals
er werd niet open gedaan. Alleen de hoorbare stilte bleef.
Zonder aarzeling moest hij ineens denken waarom hij dit huis koos.
In dit huis was de oude tijd voor de helft al bedekt, de rest was nieuw.

Het voelt wat eenzaam, alsof de klimop niet het huis maar mij half
heeft bedekt. Ik was op de een of andere manier mij uit noodzaak aan
het verdubbelen, om maar niets te laten merken aan de buitenwereld.
Tot mijn schrik zie ik ineens het huisnummer 22, weer zo’n dubbel
ding. Dat kan geen toeval zijn.
Op zijn bureau ligt een bundel papier. Alles netjes, keurig geordend,
zo als te verwachten valt. Een breed, grijs lint houdt alles bij elkaar,
lijkt net gestrikt. De telefoon neemt zwijgend haar plaats daarnaast in.
Zijn vredig bureau zegt niets.
Zonder aarzelen doe ik de bureaulamp aan met drie korte tikjes, dat
is iets van de nieuwe tijd. Eén voor één lees ik de gedichten, zonder te
beseffen dat ik op zijn stoel zit. De ronde leuningen omarmen mij.
Buiten is ver weg. Het leven begrensd. Een hand zoekt een hand,
maar vindt niets.
Dag kamer, bureau. Lamp, stoel – – dag vader.
Het huis van de andere tijd is nu ook bedekt.
Voor altijd herinner ik.

Ochtend

Kierdeur, 2014, bewerkte foto

2014_kierdeur_bf

Tevreden

Achter de schermen van de nacht droom ik veel over orde en regel-
maat. Alles in één handpalm bereikbaar. Het zal wel versleuteld in
mij zitten.. Er is geen verschil tussen hoofd en lijf.
Werken wordt zonder uitleg begrepen. Ik doe.
Toen ik wakker werd hoorde ik iemand op sokken door mijn huis
suizen. Ik realiseerde me ineens dat ik een gast had. Snel trok ik
een broek aan (het minste wat je kan doen uit voorzorg) en ging
naar beneden. Groette vriendelijk, zette thee.
Zo glimlachten we de ochtend in.
Oorspronkelijk had ik heel andere plannen. Ik zag mezelf al in een
ander, aangenamer klimaat, zei de winterjas vaarwel, nam de sterren
mee. Tijdelijk.
De sterren zijn er nog steeds, de kamer is heerlijk warm, de sleutel
past op de deur. Af en toe ontvangt mijn bed een vreemde. Het open
dek is gul en de nacht duurt zolang de nacht duurt.
Met tevreden mond en vrije geest slaap ik binnen de tien minuten.

Zenuwen

Vernetting, 2014, computertekening

2014_vernetting_ct

Bezinksel

In de herfst begon zij eindelijk aan haar ingrijpende kuur, die zij
allang van plan was om te doen, om zo van haar probleem af te
komen. Sinds haar doorbraak in het Zwarte Woud in 2010 en de
daarop volgende breuk met haar vroegere vriend Isat, waren haar
zenuwen steeds meer aangetast. Ze leken zich zelfs extreem te ver-
takken, waardoor ze min of meer een overgevoelig netwerk in haar
hoofd had. Zij verloor daarna al haar concentratie.
Vroegere vriendinnen hadden haar al geattendeerd op haar toene-
mende nervositeit. Steeds vaker zinspeelde ze er op of waren nog
vaker onaangenaam getroffen.

Uit eigen notities bleek later dat zij bang was om in een zenuw-
kliniek te worden opgesloten. Af en toe dacht ze dat een grote,
wilde horde achter haar aan zat om haar te grijpen. Om dat te
voorkomen vluchtte ze van zichzelf, maar de horde bleef geduldig
wachten en zou zeker op een bepaald moment willen toeslaan.
Uiteindelijk moest ze een jeugdvriend vragen haar naar een kliniek
te brengen. Daar kreeg ze zware medicijnen en sliep zeven dagen
achtereen, voordat de genezing, lichamelijke en geestelijk, begon.

Onder haar bed lag haar bezinksel.
Het bleek mos te zijn.

Geen haast

Underdog, detail, 1999, acryl

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Het bos

In de stille leegte van het bos ontplooide hij zijn ijzeren ei.
Eerst had hij een fraaie brief geschreven, daarna in de stoel in slaap
gevallen. Een balkende fee had hem na een uur weer wakker ge-
maakt, waarna hij aan zijn vage wandeling was begonnen.
De duistere mond van de herinnering brak hem tijdens het loopje op,
hij voelde zich naakt als een betraande schietschijf. Gebogen bomen
richtten zich richting afgrond,  late vogels lachten zich met lichte
echo verder.
Ineens was daar de schaduw van een lage, verlaten wolk. Tenminste
zo ervoer hij het eerst. Later bleek er een grote hond boven aan de
bosberg te staan, zijn kop wiebelde nieuwsgierig, vragend heen en
weer.
Hij had totaal geen haast, dus wachtte hij rustig af wat er zou gaan
gebeuren. Het beest liep recht op hem af. Geen greintje grim, eerder
een lichte glimlach van de lente, had hij om zijn bek. De schaduw
had zich verheft en leek nu in verende tred te dansen. Hij zou panisch
kunnen zingen, zijn leeuwenzweet kunnen druppelen, maar dat deed
hij niet. Hij kuste de hond voorzichtig, zonder schroom. De rustende
lippen van de hond voelden als een afgezakte slobberkous.
Alles was voortvluchtig op de man en het beest na.
Enkele versnipperde schaduwen vlogen heen.
Het onmogelijke heeft geen geluid.
Hij dacht: zonder mond is de wind volmaakt. De dichter in hem was
weer teruggekomen en wreef zich in de handen.
Samen liepen ze naar huis.

Nullig niets

De herfst eet, 2013, boek 112, pagina 7

2013_b112_p7_de herfst eet_k

Soort theater

Hoe men ook de tongen tot vlam aanvuurt, het niets zeggen kan soms
sterker staan. Als alle lust vergaan is en al het leed is vergeten blijft
het nullige niets over. Dat niets ontroert me. De attributen van de doden
spreken, tillen de levenden op. Doden hebben die macht.
Op de achtergrond zou ik dan graag een licht applaus willen horen. Hier
en daar een echo van een leeg toneel is ook prima. Nadachtige woorden
moeten vervolgens hun weg zoeken.
Als de eenzaamste van allen onverwacht in een groter licht gaat staan,
schrikken anderen misschien een beetje voor ze toehappen. Helemaal
niet erg. Laten alle verstarde mensen zich even omdraaien en zich niet
langer blindstaren op andere troosteloze ruggen. Bijt liefelijk in de
schouder voor je. Je zult zien dat er een reactie komt. Wees niet bang
voor het riskante gebaar. Eet alsof het herfst is en je een winterlaagje
moet kweken.
Kortom: omarm de hunkering en je zult de glimwormen zien glimmen.
Ze lichten op in de ogen van de gebetene voor je.

Stilte

Krokodillentraan, 2013, boek 108, pagina 6

2013_b108_p6_krokodilletraan_k

Verloop

het licht van geluid
sluipt de oren uit
vindt de mond
welsprekende aria
straalt nieuw licht

een radio scherpt
haar oude oog
zomerdagse zandtaarten
glimlachen korrelig
je straalt opnieuw

waarom is je hand
ineens versteende stille
slordige maskers
spreken kwade taal
dode blinde

zwevende zwepen
knallen voeger
geschrokken stenen
zijn geen
fluwelen snaren

stom, stenig, standvastig
staren we beide
tussen alle oren ogen

Slaap

Influistering, 2009, bewerkte foto

2009_influistering_k

In het hoofd, uit het hoofd

Het gebaar van afscheid murmelde wat.
Adieu.
Murmelen heeft iets te doen met het geluid van de vage wind.
Soms lijkt het ook wel wat op het ketsen van langs elkaar schuren
de bakstenen. Een mooi zacht geluid. Aangenaam.
Het geluid bleef lange tijd in mijn hoofd zitten.
De zomer is heet en laat de lucht trillen.
Er ontstaat een onduidelijk landschap. De aarde ademt heet.
In de verte hoor je de hoge, schrille stemmetjes, kreetjes van
spelende kinderen. Ze bewegen hun tongetjes in hun mondjes en
leggen de woorden op onze weg.
Ik glimlach. Voel me veilig.
Vannacht zal ik vast witte schimmen zien.
Het is toegestaan. De natuur wil. Er zullen kleine witte vrouwen of meisjes
zijn. Ze gaan me in de nacht vergezellen tot het slechts onmogelijke vouwen
zijn in mijn lakens.
Was het maar nacht, dan kon hij in het hoofd uit het hoofd doen.
Alles blijft, niets gaat verloren.
Denk je.
Maar het wordt hooguit een geheim. Meer niet.
Je naait in het donker je eigen masker, haakt je afweerkleed.
Soms lijkt het dat je steelt uit je eigen bagage. En dat mag, want
het is allemaal van je alledaagse jou.
Dan komt een kolossale geest je pakken en slaat je met een stok
op je kop.
Je slaap droomt verder.