Likje

Late zomer, 2016, computertekening

x.2016_late zomer_ct

Buitengebied

In warme landen zie je de meest vreemd beelden.
Dat is mij niet alleen verteld, maar heb het ook regelmatig gezien.
Zo at ik een keer met L. in Italië in een stokoude stad. Toen zij haar
mond afveegde  met het damasten servet, dacht ik dat ik blind
werd. Echt, ik zag ineens niets meer.
Gelukkig besefte ik dat je tegenwoordig heel wat aan je blindheid
kunt doen. Even een reisje naar Amerika en je kunt weer zien,
zei men. Immers in dat land beschikken ze over alle denkbare
transplantaten. Je moet helaas wel over heel veel geld beschikken
of een ander lichaamsdeel achter laten. Amerikanen ruilen graag.

Achteraf bleek dat mijn gevoelde blindheid kwam door de heftige
weerkaatsing van het felle zonlicht op haar hagelwitte servet. Ik
zag werkelijk een kwartier helemaal niets. Ik zat aan de verkeerde
kant van de bliksem. Zoiets.
Vreemd hoe je dan toch nog rustig kunt blijven door te vertrouwen
op een goede afloop. Ik stelde me tijdens die korte blindheid allerlei
aangename dingen voor, zoals het aaien van mijn hond, of een
mooi decolleté. Je bedenkt dan maar wat.
L. schrok wel even, maar zei toen flink dat ik mijn kin niet zo op
mijn borst moest laten zakken, dat was immers geen fraai gezicht
op een zonnig, openbaar terras.
Snel likte ik verstrooid haar hand, omdat ik kort daarvoor aan mijn
hond had gedacht.
Daarna aten we weer rustig verder en babbelden we over een mooie
bloem die we diezelfde dag ergens hadden gezien.

Herhaling

Zwarte tulp, 2016, computertekening

x.2016_zwarte tulp_ct

Het verschil

Dit niet bestaand werk uit 2016, immers digitaal, is ergens wat
raadselachtig. Kennelijk was het belangrijk om de verbale formulering
Zwarte tulp los te maken van het letterlijke.
Wat moeten we met de verbeelding?
Wilde ik iets mededelen? Was ik in de war?
Feit blijft dat ik tweeslachtigheid boeiend vind. Net zoiets als twee
zielen in de borst. Een soort droom-aspect. Iets moet meerduidig
zijn, anders is het te klein. Verlangen en verrassing vallen samen.
Ook boeiend: aan de oppervlakkige buitenkant is lang niet alles te
ontdekken. Halverwege ontdek je iets onverwachts. Dat hoop ik in
mijn eigen werk te kunnen vinden.
Raadselachtig werk, raadselachtige mensen houden je geest scherp.
Voorspelbaar werk doet dat nooit.
Die maakt dat je lang gaat slapen.
Digitaal werk is een middel om te verbeelden. Ik dik het liefst het
middel dun aan. Niet uit zuinigheid, maar uit liefde. Het moet
transparant, open, zijn. Lagen moeten kunnen optellen, strijden.
De compositie is simpel, helder. Er zit snel een diagonale werking in.
Altijd onbewust gehad. Het geeft mij een gevoel van evenwicht.
Een werk moet er telkens steeds weer anders uitzien. Een beetje
anders is duidelijk al anders.
Misschien zou een werk, tekening of schilderij maakt niet uit, steeds
hetzelfde kunnen heten:
De terugkeer van het werk, gevolgd door een nummer.

Vals

Ongeduld van het moment, 1996, tekening, 50 x 65 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Zenuwen

Als alles lust is, dan breekt het zweet nat uit.
Zwijgen is nu werkzaam, maar dat kan alleen met de mond van
een zonderling. Die schrijven brieven voor geld. Rovers!
Diezelfde nacht vond ik dat dieren de stilte ontsierden. Daar was
ik het overdag niet mee eens. Geluiden kunnen nooit ontsieren.
Een verse regenbui schildert de opspattende plassen. Dat kan nooit
geruisloos.

Wolken bootsen boten na en botsen daarna weer andere vormen.
Soms meende ik vreemd genoeg de wimpers van een wandelaar
te herkennen. Dan hoorde ik weer iemand ontredderd zingen. Zo
lichtvoetig had ik het nog nooit gehoord. Prachtig!
Een nervenman is supersnel. Hij is ruimdenkend.
Luie geesten begrijpen hem niet. Onmogelijk!
Hun trage geest bedwelmt hun altijd te dichtbije horizon. Met een
weemoedig gebaar herkauwen ze hun oude vruchten. Dat doet
pijnlijk zeer als een slecht zittend vals gebit.

Het wordt tijd te onderhandelen met het geduld.

Zingen

Nice Beatrice, 1999, tekening, 65 x 95 cm

1999_ nice beatrice_65x95

Mooie bloem

Jij was als een mooie bloem: je ogen deden zeer als je te dichtbij
kwam. Alsof zij onbezwaard buitenkinderen, de bloemblaadjes, naar
je hoofd slingerden.
Ik weet wel, een tuin hoort meer dan een schone tempel te zijn,
maar om nu half gebroken uit de kleurrijke natuur te komen lijkt me
ook niet de bedoeling.
Wat te doen?
Misschien zo schilderen als Augène Brands (1913-2002) deed.
Hij schilderde even uitzinnig als voorzichtig. Alles op zijn tijd.
Zo moet je de natuur benaderen. Zo kom je kwijlend binnen de
randen van de tijd. Samen met de stilte van het leven kan je dan
alles verduren. Onzichtbare muren worden voelbaar, zodat je er
niet meer tegenaan botst.
Blijf je halsstarrig en ongezeglijk, dan kan je voortaan maar beter
zwijgen. Dan heb je niet het recht de natuur in de ogen te kijken.
Dan ben je ongeschikt voor de liefde.
De natuur draagt iedere kleur aan, zelfs van een grijze film is zij
niet vies. De meest schommelende twijgjes weten daar alles van.
Als vodden hangen zij nog steeds correct gesneden aan hun ijle,
dunne takjes. Vogels vinden het vreemd en studeren daar lang op.
Pas als zij helderheid hebben gekregen bezingen zij de natuur zoals
alleen goed geschoolde zangeressen dat kunnen doen.
Zij zingen dan voor het geoefend groen en ruimen alle dode takjes op.

Geniaal

Neder(s)laag, 2016, schets

2016_s_neder(s)laag_schets

Spiegeling, spiegelding

In het niemandsland tussen de media van het beeld en die van het
woord ligt zijn geschiedenis. Waren Magritte en Broodthears de
pionieren, dan was hij de gids. Belangrijke invloeden laten altijd
sporen na. Het schrift neemt zijn plaats in het werk in de vorm van
titels, die in het beste geval meestal niet passen bij de voorstelling.
Met behulp van het woord of schrift wordt een schemergebied tussen
aanwezigheid en afwezigheid gecreëerd. Verbale misverstanden geven
meerduidige voorstellingen.
Is dat dan wartaal?
Welnee, meer plaats zonder plaats. De meeste schilderijen zetten de
tijd stil, gaan over pas op de plaats. Het werk is meer een werk over
het werk, waardoor het iconische teken steeds verschuift.
Ontwricht aanwezig zou een mooie omschrijving zijn.

Oud werk is niet altijd goed werk.
Een schriftelijke verwijzing is vaak te letterlijk. Alleen de
sculpturale aanwezigheid klopt hier en daar.
Een vriend zei hier over: Je had er beter met vette koeienletters
LEEG op kunnen zetten. Zijn twinkelogen wilden grote indruk maken
en de rest doen verbleken. Als extra drukmiddel werd daarbij een
wenkbrauw speels opgetrokken, maar ik pareerde het speels terug
met ja, dat is ook een oude Wiederholung.

Kunst is geen amusement, maar kan wel lichtvoetig zijn.
Dat bevrijdt het werk niet alleen van zijn karakter, maar het verlost
ook het beeldende vlak. Er ontstaat een nieuw perspectief.
De muze wordt met veel plezier uitgekleed en ontmaskerd.
Zo toont ze haar geniale zones.

Geluid

Spoorloos voorbij, 2016, computertekening

2016_spoorloos voorbij_ct

Ooit is nooit

De muze kent misschien geen babbel, maar ze kent mij. Altijd.
Ze toetst met haar vingertoppen woorden in mijn gestel.
Ik hoef ze er alleen nog maar uit te persen op een X moment.
Hoe gemakkelijk kan het zijn!
(hier past het geluid van een fluitje naar een cent)
Mijn losse loze woorden passen zich daarna gemakkelijk aan.
Het wonder blijft uren duren zonder dat ik er om vraag.
Mijn broek wappert  daarbij van genoegen, omdat ik tot de hemel reik.
Ik ben geen bootje wat aarzelt. Bootjes die aarzelen drijven op
niets, die zinken, gaan naar de bodem.
Daar wil ik het even over hebben, want hoe anders is het lot van
een wit/grijs persoon. Die heeft altijd heimwee naar de dag van
gister. Geluk maakt hem nog depressiever.
Zijn boekenkist blijft dicht.
Zijn naam staat alleen maar in het telefoonboek, niet eens op de
voordeur. Hij is een keer ontsnapt uit het zonlicht en de mist heeft
zich toen over hem ontfermd.
Grauw en grijs valt niet direct op in de mist. In zijn kamer verbleekt
hij snel, hoewel de gordijnen dicht zijn. Hij is een uitgebloeide,
losgeraakte bloem. In de dagelijkse ontvreemding verdwijnt hij
in de schemering der dingen. Ieder jaar sterft hij zonder dood te
gaan. Geen enkele muze bezoekt hem. Hij is als een oude schuur:
alles wat is blijft tot het vergaat.
(hier past het geluid van gierende wind)

Verlichting

Sitting, 2016-2012, computertekening

2016-2012_sitting_ct

Hoe een donkere kamer licht werd

In de donkere kamer van het Morgenland leek het net alsof je met
je lippen de lucht kon vernielen als je lachte. Dat had ik nog nooit
van je gezien. Het ontroerde me echt.
Ook dat je daarna met je glanzende lichaam alles weer dansend
opbouwde. Het maakte het huis als een tastbare gelijkenis met
kathedrale orgels. Iedere stoel bezat fluitende pijpen. Alles piepte
en borrelde uit de vette vloer. De melodie ging veel verder dan een
gore, grote wind.
Jij stofte mijn huis af zoals het regelmatig moet, zoals het ook hier
en daar moet blijven tochten voor de fraaie fraaiigheid.
Je nam achteloos mijn benauwende dwanggedachten mee, die ik
eigenlijk al had moeten opruimen voor je kwam. Ik hoefde je niet
eens te smeken. Je deed het uit jezelf.
En nu lijkt het erop dat de boze Beethovenblik van mijn gezicht af
is. Hoe kreeg je dat toch voor elkaar?

Hoe dan ook, ik ben je dankbaar dat ik nu niet langdurig naar een
sanatorium hoef en dat mijn lijf niet meer in de achteruitstand staat.
Een klein hart heeft veel vrees en hoort in een klein lijf.
Jij wist dat mijn hart van een onmetelijke stad houdt en niet bang is
voor het bibberend gepeupel.
Jij maakte mij weer geschikt voor de wereld.
Als een architect zonder vrees laat ik nu de dromer hardop mee
denken in een begrijpbare logica. Heimelijke wensen bestaan niet
meer. Alles is toelaatbaar in de bundels van ons nieuw licht.

Licht

Sunshine, 2016-2015, bewerkte foto

2016-2015_sunshine_bf

Spel

Op een warme Aprildag vond ik de foto van mij en mijn kat Kitty
terug en dacht daarna nog lang aan die verdwenen tijd. En aan
mijn vader.
Vanuit mijn kinderjaren zag ik meestal zijn rug of zag altijd langs
zijn rug de weg van de maatschappij, maar wist niet wie hij echt was.
Hij riep mij tot zoonschap, ik volgde hem voor de vorm, had geen
keus. Wel wist ik als kind al dat ik nooit vader wilde worden. Of in
ieder geval niet zo’n vader. Ik wilde trouwens niemand volgen.
Het lot dat door mijn handpalmen gutste stuwde zon, maan en
sterren in hun rondgang. Ik kon er niets aan doen, het was een
gave. Ik gaf licht! Onder die eenzame mannenlamp kregen dingen
een dubbele schaduw.
Steeds op tijd gaf ik mezelf weer schone lakens als de klok stilstond.
De pijl van de tijd vloog snel voorbij en maakte me tot wat ik nu
ben: eigen troeteldier.
Mijn grijze haren zijn al wit en gaan mij voor als ik de stadskaart
doorkruis. Als de storm mij voorgaat, vlieg ik op. En pas als de maan
terugkeert ben ik helemaal actief. Ik houd vooral van de volle maan.
De avondklokken ondervragen je op hun gemak. Het is een rustig
en leerzaam gesprek. Hun dubbele weerklank geeft je alle antwoorden.
De donkere nacht vaart tegen de wind in, boomwortels staan in die
tijd heimelijk onder stroom. Zo wordt mijn boomgaard verlicht.
Als vonken zich een sneeuwbui aanmeten, ben ik de zon die alles
verlicht.
Dat kan zomaar in de nacht. Dan ligt het boek van de aarde open voor
mensen zoals ik. Ik zing onderweg voluit mijn lied. Ik ontmoet en neem
afscheid.
Het aantal weerzien is altijd minder dan het aantal afscheid.
Eén keer minder, uiteindelijk tot slot.

Leegte

Dreams and shadows, 1997, tekening, A4

MINOLTA DIGITAL CAMERA

De ruimte

Het verschrikkelijke was dat helemaal niemand kwam.
Hoe zondig kan leegte zijn?
En is dit wel vermeldenswaard?
Ik vind van wel.
Ik ben een liefhebber, op mijn manier, van vernissages met een
speciaal karakter. Kleine bombarie is altijd vermakelijk!
Hier had de kunstenaar de ketting van Maria willen tonen.
Het leek hem een leuk idee, hij had er nog veel werk aan gehad.
En nu was er niemand, men deed kennelijk aan de sneuste sport.

Jammer dan, zijn tastbaar geheugen was hierdoor niet versneden.
Hij hield zijn gloeiend goud goed in het oog. Als men zijn vruchten
niet lustte dan at hij alles zelf wel op. Het ging tenslotte om de groei.
De galeriehouder wou nog wat mensen gaan bellen, maar dat had
hij gelijk afgewimpeld. Deze historische maaltijd hoefde geen groot
onthaal of aalmoes.
Kortom, hij brak de tentoonstelling terstond af, het wachtwoord
was gekraakt. De kieskauwende kijkers bleven maar mooi in hun
eigen saaie hersenschim. De eigenaar van de ruimte keek treurig,
zag de dollars allemaal wegvloeien. Hapjes en drankjes werden
snel opgeruimd.
Later:
Weer thuis voelde hij zich moe maar voldaan. Zijn vruchtgebruik
lag her en der, schoon en altijd eetbaar. Hij liet zijn gedachten de
vrije loop en kwam tot de conclusie dat hij voortaan over zijn eigen
adem zou spreken. Zijn gammele en geestige materie zou iedereen
opnieuw verbazen, men zou er zeker snedig van gaan stotteren.
Na een kleine vrolijke huppel, er was immers alle ruimte, schonk hij
nog eens in.

Stilte

De legende, 2006, acryl, 100 x 70 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Wie is wie?

Een weg loopt niet. Jij loopt de weg.
Niemand ziet mij, behalve een hond misschien.
Dan komt de wegloper thuis en krijgt zijn vragen.
Ben je trots op je werken?
Je zegt dat je alleen een beetje verbaasd bent, dat je het allemaal
hebt mogen realiseren. Maar jij was het wel die dat deed zonder er
mee bezig te zijn. Het is een lange weg, die nu ook kort lijkt te zijn.
Zijn kunstenaars onderling vrienden?
Kunstenaars zijn daar niet mee bezig, zij maken kunst.
Vrienden zijn grote schilders, maar voelen ouderwets aan. (lacht)
Ze weten ook dat ik er zo over denk en ik vind het ook leuk hen
te choqueren. Ze willen voor hun inspiratie niet meer putten bij
mensen die beïnvloed zijn door onze cultuur, want dat geeft oorlog.
Liever komen ze van kinderen en geesteszieken lenen, omdat die
nog zuiver zijn en niet beïnvloed door onze cultuur.
Dat heet inspiratie. Heel fris en vernieuwend in de kunst.
Therapie?
In zekere zin, het is maar net hoe je het bekijkt of wil bekijken.
Eigenlijk zou ik onder ieder werk moeten zetten: ik heb dit voor
u mogelijk gemaakt. Dan zou het pas af zijn.
Uiteindelijk heb je dan alles bereikt en dan?
Ach, oh, dat is niet altijd zo. Je begint met iets en het schilderij
zegt je om dat anders te doen. Je doet een actie en dan word je
verplicht dat erbij te voegen en dat erbij te doen en zo gaat dat
verder. Dat is de praktische taal. En als zo’n werk lukt, dan zeg je:
“Heel goed gedaan!” (lacht).
Ben je een gelukkige man?
Ja, ik ben gelukkig dat ik dat allemaal heb kunnen realiseren.
Maar ik ben ook wel een verbaasd man dat ik dat allemaal héb
gerealiseerd. Als ik verbaasd blijf dan is het goed. Ik geloof in
een sterke geest.
Is er muziek als je werkt?
Altijd!
Laten we daarom in stilte eindigen.