Gemoed

De droom, 2014, bewerkte foto

2014_de droom_bf

Valentina

Dat is toch jammer. Alle gemoedsbewegingen, hoe aangenaam
ook, zijn alleen maar onderbrekingen van mijn onbekend innerlijk.
Niet dat ik mij bezorgd maak, alleen erger ik mij wel. We leven
al zo buiten ons zelf en die eeuwige verstrooidheid is een absurd
centrum.
Zo denk ik wel eens dat ik ouder ben dan tijd en ruimte, want ik
ben bewust. Alle dingen komen uit mij voort. Ik ben altijd de eerst-
geborene van mijn gewaarwording. Ik hoef niet te zoeken, het is
er al.
Overigens komt de zon zonder mij ook wel op en onder. Ook de
wind kreunt, de regen valt allemaal zonder mij. Ik ben geen heer-
ser over die wereld. Mijn wereld, mijn bedrijvige plaats, wandelt
ondertussen bewust met mij door de nachtelijke straten van mijn
ziel. Mijn complexe waarneming dwaalt graag. Alles wat mij kan
wekken wekt mij en brengt mij naar de aangegeven plaats. Ik
ben nooit bang. Ook niet voor nachtelijke gestalten. Fluisterend
gemompel golft naar mijn bewustzijn.
Langzaam verlies ik het heldere besef dat ik besta, dan ben ik in
dromenland, het mooiste land waar inzicht en analyse verloren is
gegaan. Ik ben wezenlijk anders geworden, verwijderd van alles
wat vreemd is. Vreemd is zo gewoon dat het helder is. Weidse
stilte wordt nauwelijks verstoord.
Ik betrap mij er op dat ik bijna wil schreeuwen naar de eindeloze
ruimte of eeuwigheid.
Buiten mijn bereik word ik weer wakker. Mijn onrustig artistiek
streven om iets voort te brengen start op als een insect die niet
tevergeefs de warme herinnering van de lamp zoekt.

Niet vreemd

Zeehond, 2014, bewerkte foto

2014_de zeehond_bf

Dromer

Ik ben altijd een dromer geweest, altijd ontrouw aan mijn innerlijke
beloften. Ik geniet altijd van het vreemde wegen inslaan, je wordt
vanzelf de toevallige beschouwer. Die geziene beelden zijn voor mij
werkelijkheid, geen vervreemding. Half in het duister ben ik het
beste. Voor mezelf doe ik net of ik dan onberekenbaar ben.
Het blauwachtige avondlicht lijkt veel op maneschijn. Het geeft
mooie silhouetten. Deze geestelijke ervaring blijft hangen. De ziel
en het hart beleven alles echt. De wereld is van wie niet voelt, de
wereld is gewoon van de wereld.
Dromen zijn niet praktisch of willen niet praktisch zijn. Dromen
houden niet van strategen, zij dromen gewoon verder zonder logica.
Wat zou een droom zijn als die menselijk was? Een beschaafde
droom?
Van een droom word ik altijd opgewekt. Mijn optimistische aard
voelt zich gelukkig. Vandaag kan ik alles aan is mijn grond, mijn
geloof. Geloof is het instinct van handelen.
In mijn droom is alles vitaal. Mijn droom is meer dan het leven.
Maar nu ben ik wakker.

Oude tekening

Do it yourself, 2013, boek 111, pagina 18

2013_b111_p18_do it yourself_k

Vormfantasie

Het is vaak schone schijn. Het is niet wat het lijkt. Het eerste gezicht
is vaak een vals gezicht. Bovendien moet je te veel raden, er is
bewust wat weggelaten, waardoor je fantasie snel op hol slaat.
Waarom liet de kunstenaar de borsten en billen partij blanco? Of
was het op die plekken te vaak betast misschien? We zullen het niet
weten, deze tekening werd bij toeval in een nalatenschap gevonden.
De maker was of gefrustreerd of liet de ruimte aan de kijker, we weten
het niet. Bij nadere inspectie is haar liefelijk gezicht ook onaf. Haar
mond spreekt niet, zal nooit spreken. Ze bewaart een geheim, zij leeft
in herinneringen, raapt haar verdriet bijeen.
Kijk, ze komt uit de hemel zweven, op blote voeten, zo licht als zwa-
nendons. Haar schamelhuid is blank. Ze komt op je passantenpad.
Nu even niet spreken, ze geeft toch geen antwoord. En als ze zou
spreken was het vast in orakeltaal. Ze zou beweren dat de vrouw van
bijenwas was en de man van lood. En dat kousen vol geblaf zaten,
ook als ze scheefgetrokken aan zaten. En dat mensen dode lucht aten.
En dat zij een prikkelplaatje was.
Alleen dat laatste was te snappen en waar.
Als kunstkenner denk ik dat het een oude tekening is van Urs Lüthi,
ergens uit 1981, “Something like the blinking of your eyes”.
Het maakt mij gelukkig.

Horloge tijd

De vrouw van de architect, 2014, tekening, A4

2014_de vrouw vd architect_k

Vormvast

vaarwel hemd van venus
wij zijn uitgeteld
liggen als dood
het nachtkleed deed
ons dalend stromen
horloge-tijd is pas morgenvroeg

vaarwel weelde, wellust
wij zijn uitgeteld
hijgen nog wat na
het  nachtkleed deed
ons open sluiten
warm en koud was één woord

Schijn

Phantom, 2010, tekening, A4

2010_phantom_k

De korte kant

Het was niet meer zoals vroeger, toen mijn mond nog een klein
bed was. Ik leefde nog in mijn eigen, kleine theater. In dat theater
zijn schaduwen zwarte macht. Het licht heeft nog geen bereik.
Daarna kwam de dampkring en de reislust.
Die reislust redde mij, ik stikte niet in opbloei.
Hoe vaak ben ik niet uitgevaren, hoe vaak liet ik mijn loodzware,
hese hartstreek niet achter. Hoe vaak at ik mijn zeebuik weer vol.
Je zult zeggen dat ik op een rare fantoom lijk, maar schijn bedriegt
wel vaker: ik lijk er niet op, ik ben het. Het is goed je eigen fantoom
te zijn. Het geeft je enorm veel ruimte.
Soms krijg je er de haastige hik van. Dan deed je van één ding twee
tegelijk. Je moet je beter concentreren, alhoewel alles hetzelfde is
bij de geweldigen. De hik is een waarschuwing, als je het negeert
krijg je grijze lippen en grijze lippen zingen te zacht voor de buiten-
wereld. Dan zul je sterven als een levende steen.
Eerst woonde ik in een poppenhuis van littekens, mijn twee karakters
brachten me elders. Zonder schuldgevoel, mijn toekomst is niet wetend,
zing ik vol verlangen. Zo is het vreemde begonnen. Zo wandelen mijn
ogen van daar naar daar. Mijn warmte is een balsem, men lust er wel
pap van, is mij verteld.

Neem de tijd

De ruimte, 2014, bewerkte foto

2014_De ruimte_bf

Spiegelen

Heb je een spiegel, dan heb je de ruimte. Je verdubbelt alles op
z’n minst. Een spiegel laat een deur ergens verschijnen waar hij
niet hoort. In een taal van schoonheid is de nieuwe ruimte meer
dan menselijk. Bovenmenselijk, zonder het spraakgebrek van de
diepe schaduw is het gevangen zonlicht oogverblindend. Het oog
haakt even af om te wennen aan zoveel moois.
Neem de tijd.
Het eenzaam zoekende achterhoofd zal straks het licht kunnen
lezen en geen enkele liefde zal nog doof zijn. Dichters hebben net
hun poelen vol lelies gezet. Wie wil stralen moet gaan branden in
de goeie zin. Dan pas kan je de duisternis op je handen dragen
en komt de horror niet meer thuis.
Lichter dan het lichtste gezicht van een mens komt het voorjaar
in alle getijden. De dode akker wordt gewassen, de schimmel
blinkt, kinderen zingen voluit in de klas, warme vlekken ademen,
mensen smelten als verwelkte vlokken, het water fluit zijn eigen
lied.
Ondertussen trilt de wimpel van het geheugen

Elementen

Verlichte man, 2014, bewerkte foto

2014_verlichte man_bfk

Binnenman

Hij is net in zijn eigen grot afgedaald en hoort de klokken van de
schaduwen jammerlijk klagen. Zijn haard vouwt een vlam in het
hoofd en dooft alle andere gedachten.
De innerlijk gloeiende paden, langs de zwart bevroren beelden,
houden de adem van de maan even stil. Vogels kijken zwijgend
toe.
Alle tongen van de kwade wildernis hebben nu iets te zeggen.
Ginds is de bron van de tienduizend lippen, die zullen straks alles
in beweging zetten. In deze duisternis is deze binnenman een
eenzaam anker in een versteende zee, zijn grot.
Pas als het masker van de zucht is geboren komt het licht weer in
de ogen. Hij speelt met de elementen of beter, de elementen spelen
met hem. Zij ogen zijn omgesmolten tot stem en gaan onvruchtbaar
rond. Hij danst en verdwijnt om later zingend doorschijnend te zijn.
Alles is mogelijk. Alles is zo schoon als de hand die kan wuiven,
zonder naar afval te ruiken. Een andere krachtige hand houdt
het hart vast, zodat het niet hard wordt.

Hand

De nacht, 1995, bewerkte foto

1995_De nacht_bf

De hand

de hand gaat open
bij volle maan
de bedauwde mond
doet deemoed

wie het leven wil
wie het leven neemt
ziet het hartenlied
het hart is het gezicht
van je land

de hand gaat open
omdat wij genieten
wij zijn liefhebbers
van de open hand

wie de hand wil
wie de hand pakt
ziet meisjes vloeien
vrouwen zijn boten
op grijze rivieren

de hand is levend
en krijtwit

Rood

Rode waas, 2004, acryl, 110 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Plofkop

Hij vergeet. Hij is niet langer in de wereld. Zijn horloge staat stil.
Uren en minuten gaan stil voorbij. Hij wil vergeten, maar niet ver-
geten worden. Tegenstrijdige vluchten gillen door zijn kop. Het is
niet te stoppen, zijn hoofd loopt vol en staat op rood, wil ploffen.
Vervlogen zwervend speeksel maakt zijn mond droog.
Wie is deze man?
Zijn verloren hoofd is los van alles en staat boos. Overlappende
tekorten schieten wortel of flipperkasten ketsend heen en weer.
Hij maakt ruzie met iedereen.
Daarna lijkt hij weer rustig. De wietgeur verraad zijn angst. Kalm
gaat onze man de stad in om nieuwe rimpels te kopen, haar te
verliezen. Zijn opgeblazen kop proeft zout van de te veel uitgezette
visjes.
Hij is een rode pinguïn. Die houden niet van warmte. Warmte is
onzin. Liever wegvluchten van het vuur. Zijn hart is klein, te klein
voor liefde.
Maar dat wist je natuurlijk allang, omdat je een groot diploma hebt
voor waarheid. Jij hebt alles lief en omgekeerd heeft alles jou lief!
En als ik nu drie maal tegen de zijkant van mijn glas tik is dit verhaal
voorbij en allemaal onzin.

Maanman

Not the pale moon, 2000, acryl, 40 x 30 cm

2000_Not the pale moon_k

Bleke man

Een miserabel mannetje ziet zichzelf ontwaken.
Hij staat op met een verfrommeld gezicht, probeert rechtop te
staan. Zijn hoofd bonkt. Te veel gedronken gisteravond.
Pas als hij voorzichtig, in een traag tempo steunend zegt: Ik drink
niet weer, ik ga vroeg naar bed, zie je hem weer wat rustiger worden.
Natuurlijk gaat het hem niet lukken, dat weet hij zelf nu ook al.
Alles valt bij hem in het water. Hij is een waterman die drinkt.
Alles is de schuld van de bleke maan. De bleke maan maakt van hem
een bleke man.
Bleke maan, bleke man, man van niks.
Niemand zal zich om hem bekommeren.
Hij belt vaak ’s ochtends, dan is alles zo leeg rondom. Hij zou mooi
kunnen vertellen volgens eigen zeggen. En nog grappig ook.
Alleen belt hij niet echt iemand en niemand belt hem.
Alles is begonnen bij een kapotte liefde zegt hij ’s avonds in de kroeg.
Ze kennen hem, ze kennen zijn tranen en zwijgen of duiken op tijd
weg. Ze kennen het gevoel, maar willen er niet aan herinnerd worden.
Dan hadden ze net zo goed thuis kunnen blijven.
Hun ogen staan voor altijd op stille kerst.
Een vreemde, grauwe doodsheid hangt rondom.
Dit is de kroeg van de versteende vruchten.
Hier zingt man nachtelijke nozelliederen.
En de modder spat waar het wil.