Geen haast

Underdog, detail, 1999, acryl

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Het bos

In de stille leegte van het bos ontplooide hij zijn ijzeren ei.
Eerst had hij een fraaie brief geschreven, daarna in de stoel in slaap
gevallen. Een balkende fee had hem na een uur weer wakker ge-
maakt, waarna hij aan zijn vage wandeling was begonnen.
De duistere mond van de herinnering brak hem tijdens het loopje op,
hij voelde zich naakt als een betraande schietschijf. Gebogen bomen
richtten zich richting afgrond,  late vogels lachten zich met lichte
echo verder.
Ineens was daar de schaduw van een lage, verlaten wolk. Tenminste
zo ervoer hij het eerst. Later bleek er een grote hond boven aan de
bosberg te staan, zijn kop wiebelde nieuwsgierig, vragend heen en
weer.
Hij had totaal geen haast, dus wachtte hij rustig af wat er zou gaan
gebeuren. Het beest liep recht op hem af. Geen greintje grim, eerder
een lichte glimlach van de lente, had hij om zijn bek. De schaduw
had zich verheft en leek nu in verende tred te dansen. Hij zou panisch
kunnen zingen, zijn leeuwenzweet kunnen druppelen, maar dat deed
hij niet. Hij kuste de hond voorzichtig, zonder schroom. De rustende
lippen van de hond voelden als een afgezakte slobberkous.
Alles was voortvluchtig op de man en het beest na.
Enkele versnipperde schaduwen vlogen heen.
Het onmogelijke heeft geen geluid.
Hij dacht: zonder mond is de wind volmaakt. De dichter in hem was
weer teruggekomen en wreef zich in de handen.
Samen liepen ze naar huis.

Nullig niets

De herfst eet, 2013, boek 112, pagina 7

2013_b112_p7_de herfst eet_k

Soort theater

Hoe men ook de tongen tot vlam aanvuurt, het niets zeggen kan soms
sterker staan. Als alle lust vergaan is en al het leed is vergeten blijft
het nullige niets over. Dat niets ontroert me. De attributen van de doden
spreken, tillen de levenden op. Doden hebben die macht.
Op de achtergrond zou ik dan graag een licht applaus willen horen. Hier
en daar een echo van een leeg toneel is ook prima. Nadachtige woorden
moeten vervolgens hun weg zoeken.
Als de eenzaamste van allen onverwacht in een groter licht gaat staan,
schrikken anderen misschien een beetje voor ze toehappen. Helemaal
niet erg. Laten alle verstarde mensen zich even omdraaien en zich niet
langer blindstaren op andere troosteloze ruggen. Bijt liefelijk in de
schouder voor je. Je zult zien dat er een reactie komt. Wees niet bang
voor het riskante gebaar. Eet alsof het herfst is en je een winterlaagje
moet kweken.
Kortom: omarm de hunkering en je zult de glimwormen zien glimmen.
Ze lichten op in de ogen van de gebetene voor je.

Stilte

Krokodillentraan, 2013, boek 108, pagina 6

2013_b108_p6_krokodilletraan_k

Verloop

het licht van geluid
sluipt de oren uit
vindt de mond
welsprekende aria
straalt nieuw licht

een radio scherpt
haar oude oog
zomerdagse zandtaarten
glimlachen korrelig
je straalt opnieuw

waarom is je hand
ineens versteende stille
slordige maskers
spreken kwade taal
dode blinde

zwevende zwepen
knallen voeger
geschrokken stenen
zijn geen
fluwelen snaren

stom, stenig, standvastig
staren we beide
tussen alle oren ogen

Slaap

Influistering, 2009, bewerkte foto

2009_influistering_k

In het hoofd, uit het hoofd

Het gebaar van afscheid murmelde wat.
Adieu.
Murmelen heeft iets te doen met het geluid van de vage wind.
Soms lijkt het ook wel wat op het ketsen van langs elkaar schuren
de bakstenen. Een mooi zacht geluid. Aangenaam.
Het geluid bleef lange tijd in mijn hoofd zitten.
De zomer is heet en laat de lucht trillen.
Er ontstaat een onduidelijk landschap. De aarde ademt heet.
In de verte hoor je de hoge, schrille stemmetjes, kreetjes van
spelende kinderen. Ze bewegen hun tongetjes in hun mondjes en
leggen de woorden op onze weg.
Ik glimlach. Voel me veilig.
Vannacht zal ik vast witte schimmen zien.
Het is toegestaan. De natuur wil. Er zullen kleine witte vrouwen of meisjes
zijn. Ze gaan me in de nacht vergezellen tot het slechts onmogelijke vouwen
zijn in mijn lakens.
Was het maar nacht, dan kon hij in het hoofd uit het hoofd doen.
Alles blijft, niets gaat verloren.
Denk je.
Maar het wordt hooguit een geheim. Meer niet.
Je naait in het donker je eigen masker, haakt je afweerkleed.
Soms lijkt het dat je steelt uit je eigen bagage. En dat mag, want
het is allemaal van je alledaagse jou.
Dan komt een kolossale geest je pakken en slaat je met een stok
op je kop.
Je slaap droomt verder.

Ooit

Lagere school, 1989, bewerkte foto

1989_lagere school_bf

Koude gang

Dit zou zomaar een gangetje kunnen zijn van mijn nieuwe huis.
Een nieuw huis met oud werk blijft een nieuw huis. Onbekende,
andere spanningen maken ook het oude opnieuw nieuw.
Het is een soort wedergeboorte: ik ga terug naar mijn oude stad.

In de stad waar ik geboren ben waren de eerst twee lagere school-
jaren een regelrechte ramp. Het naoorlogs leed gloeide nog na. De
stijve onderwijzeres verstrakte alle speelsheid. Vaak deed ik iets om
te ontglippen en werd op de koude gang gestuurd. Daar leerde ik
rekenen en wegduiken door de kapstokken gebukt, op handen en
knieën, te tellen.
De waanzin van de juf tikte zelfs onder het haastige water door. Ik
kokhalsde zonneklaar en oprecht. Voor het eerst voelde ik de wens-
dood. Sliep slecht. Had nare nachtmerries.
Mijn hart is sindsdien goed gehelmd.
Gelukkig werd ik na een tijd vol ellende naar een andere school ver-
plaatst. Daar begon mijn lichte leven. Mede door de doorkijkbloes
van de nieuwe jonge juf. De donkere droom was door de zon opgelost.
Dromen werden werkelijkheid.
Ik omarmde het als een ik word wel honderd en wenkte alle wolken.
Geluk is het verleden her en der. Door de onhoorbare branding van
het verleden leeft het heden voort.
Alleen een stokstijf leven valt in slaap.

Kleine kop

Geduld, 2006, computertekening

2006_geduld_ct

Aanwezig afwezig

Aanwezig afwezig. Het is paradoxaal, een vreemde aanwezigheid.
Niemand houdt er echt van. Er is geen diepte meer. De grond is weg.
Alles wemelt voor je ogen. Alles lijkt kleiner. Als ik geen diepte meer
voel hoeft het niet meer. Ik ben een jongen.
Mijn jonge kop, vergroot tot mensenhoofd, weet alles en niets.
Ik buig dat hoofd.De natuur is sterker. Altijd.
Het kan ook zijn dat ik toen niets te melden had en daardoor nogal
doorhamerde. Ik verloor mijn kalmte in ieder geval en kreeg tijdelijk
een kleiner geheugen. Men noemt het een muggenheugenis.
Door af en toe te grommen, mijn nieuw gedragskenmerk, hield ik
iedereen op gepaste afstand. Gericht grommen bleek verstandig.
Daarna was het wachten geblazen.
Bovenstaande tekst slaat op iets uit mijn kindertijd, ik had last van
voorzichtige, zeurende muggen. Heel vervelend, je krijgt er bloed-
armoede van.