wegens verhuizing even pauze:
Maandelijks archief: april 2014
Troosthand
Bambi Shame, 2006, acryl, 24 x 30 cm
De bioscoop
Zijn beroep is stilzwijgen. Wel zo handig op deze plaats.
Maar er komt een dag dat hij de wereld zal verstillen. Als men hem
echt ontdekt, dat doodgewone jonge joch van de straat, dan zal alles
in een brede omgeving gaan veranderen. Wie weet wordt men blind.
Voorlopig ziet het er niet naar uit.
Hij geeft zich niet. Wij mogen/moeten raden.
Alleen hij weet van zijn gave: hij heeft een diep troostende hand.
Niet dat hij er iets mee doet. Het is zijn bezit en hij schaamt zich
ervoor.
Wat doe je met zo’n stille knaap?
Die geef je een zaklantaarn in de vorm van een gloeiende roos.
Daar zal hij vast blij mee zijn. Denk ik.
Ondertussen zou hij het als nachtdier goed kunnen gebruiken, dat
is zeker. De nacht is mooi en geeft veel geheim.
Wie weet struikelt hij niet langer meer over de liefdespaartjes in de
bioscoop. Bij nieuw zicht stapt hij er gewoon overheen. Hij is de
navigator van de nacht. Ver weg van die dromers uit het publiek
zoekt hij zijn eigen lege stoel en houdt zijn handen thuis.
Een lichtstraal van de operateur zou zijn stoffelijkheid kunnen
verschroeien.
Er komen nog meer bezoekers, hij scheurt de kaartjes zwijgend af.
Zijn beroep is controleren en stilzwijgen.
Nieuw leven
Be Fast, 2013, boek 109, pagina 8
Herhaling
duizend maal herhalen
wie rookt verwaaid zichzelf
heeft geen zin
de kiesschijf van de longen
is allang dolgedraaid, is allang kapot
in de dunte van zuurstof
helpt zelfs geen prietpraat
door een onbeweeglijk vergiet
in het bijtende zuur
versmelten de bronchiën
tot een kale kartonnen klont
ieder afwezig oor
zal niets kunnen horen
het luisterrijk is dofdoof
de lippendienst kan blijmoedig
pootjebaden in rokerige mist
ik zet even alle ramen open
het nieuwe leven stroomt
Half dood
In de war jongen, 2013, boek 112, pagina 39
Voorbije man
Voorbij is voorbij, zei mijn broer altijd al, dus mocht je er niet meer
over praten.
Maar wanneer is iets eigenlijk voorbij?
Op weg naar een man, die niet meer te redden was, schoot het door
mijn hoofd. Als iets niet meer te redden valt, waarom ga je je dan
toch nog? Wil je belangrijk zijn of geloof je het gewoon nooit?
Hij had zonet op mijn antwoordapparaat ingesproken. Met een nare
stem had hij gezegd dat hij me nooit meer wilde zien en dat ik niet
het gore lef moest hebben om ooit weer contact te maken.
Het zou trouwens ook geen zin meer hebben, want hij ging een punt
zetten achter zijn aardse leven. Weg is weg!
Kijk, dat is nu krawattensang! Eerst een bommetje plaatsen en dan
niet thuis zijn. Laffe mensen doen zo. Zij willen geen conflict. Zij
duiken weg.
Terwijl ik het gaspedaal dieper indrukte wist ik zeker dat dit een
vraag om aandacht was. Willens en wetens wilde ik er wel intrappen.
Hoezo voorbij? Alles ineens definitief voorbij? Ja alles uit het verleden
misschien, maar niet het nu. Nee, het nu blijft.
Het verleden is so wie so een valse herinnering, dus maak je niet
druk zou ik zeggen.
Ik was vergeten wat er gebeurd was, zocht een reden voor zijn ge-
drag. Het was te vreemd om te berusten. Waarom zocht hij contact?
Toen ik aanbelde deed hij toch open. Speelde de verbaasde man.
In zijn hand had hij een dikke Duitse worst. In zijn ongeschoren
mondhoek zag ik een kwak verse mosterd als vieze, verdikte kwijl.
Verder staarde hij wezenloos voor zich uit. Schuifelde heen en weer.
Bleef plots hangen bij zijn vaste stoel. Plofte neer. Zuchtte.
Hij liet de worst vallen en stamelde: Kra…Krawatt….
Hij kreeg de woorden nog amper om zijn gedachten geplooid. Ook
zijn gebaren sloegen nergens op. Veel te wild.
Na een onheilspellende stilte brak hij en zei: Woher bist du?
Ik aarzelde. Schonk hem mijn milde glimlach en zei dat ik van een
huis kwam waar hij altijd graag was en pakte daarbij zijn hand.
Daarna liet ik de dokter komen die wit wegtrok. Je vriend is al half-
dood wist hij. Hij heeft een zeer zware attaque gehad.
We brachten hem naar het ziekenhuis voor verder onderzoek, maar
voordat we er waren had hij het gore lef om dood te gaan.
Het was voorbij.
Vertelling
The hug, 2014, computertekening
Proces
Soms is hij alleen maar rusteloos. Ondanks die nieuwe stemmen
en stromen blijft hij doorschrijven aan zijn boek. Dat wil zeggen
in symbolische stijl, met een overdaad aan beelden. Veel speelt
zich af in parken, maanlicht, vijvers, paleizen. Ook het landschap
is altijd vol leven en de droom droomt alleen zichzelf.
Zijn boek maken met vele, losse, niet met elkaar verbonden stukken,
met veel aandacht voor de geest. Het verhaal moet langzaam als
zand tussen de vingers wegglijden.
Hij is totaal bezeten. Alles moet kunnen. Alles moet lukken. Mist
en rook zijn niet haar vrienden of kunnen dat althans niet zijn.
In een bijna religieuze stijl met de daarbij horende litanieën tot
Onze-Lieve-Vrouw van de Stilte komt hij waar hij wil zijn: in haar
kathedraal der fantasieën. Dromen worden daden, daden worden
dromen.
Hij kan haar lichaam zo fantasievol verbeelden dat men bij de
eerste aanblik gelijk aan iets anders moet denken. Alles doet
vooral denken aan iets anders, het gewone is vreemd.
Als je hem zo ziet schrijven lijkt ze op te gaan in muziek.
Slaapdronken landschappen worden zomaar vage stille bossen.
’s Avonds als hij gaat slapen, als onzichtbare andere paren zich
versmelten, komt het hoofd pas tot rust, nadat hijzegt:
Ik wil je alleen maar om je niet te hebben. Ik zou willen dat als je
verschijnt dat ik zou kunnen denken dat ik nog steeds aan het
dromen ben. Het beeld van jou zou het bed van mijn ziel zijn.
Hij schrijft vrij, niemand kijkt mee over zijn schouder.
Deze vrouw is een mystiek wezen, liefde is niet aards.
Zijn verlangen is groot, maar volkomen cerebraal.
Hij kan haar onvermogen omzetten in kracht.
Bezeten
AS DEB, 2014, bewerkte foto
Proces
Soms is hij alleen maar rusteloos. Ondanks die nieuwe stemmen
en stromen blijft hij doorschrijven aan zijn boek. Dat wil zeggen
in symbolische stijl, met een overdaad aan beelden. Veel speelt
zich af in parken, maanlicht, vijvers, paleizen. Ook het landschap
is altijd vol leven en de droom droomt alleen zichzelf.
Zijn boek maken met vele, losse, niet met elkaar verbonden stukken,
met veel aandacht voor de geest. Het verhaal moet langzaam als
zand tussen de vingers wegglijden.
Hij is totaal bezeten. Alles moet kunnen. Alles moet lukken. Mist
en rook zijn niet haar vrienden of kunnen dat althans niet zijn.
In een bijna religieuze stijl met de daarbij horende litanieën tot
Onze-Lieve-Vrouw van de Stilte komt hij waar hij wil zijn: in haar
kathedraal der fantasieën. Dromen worden daden, daden worden
dromen.
Hij kan haar lichaam zo fantasievol verbeelden dat men bij de
eerste aanblik gelijk aan iets anders moet denken. Alles doet
vooral denken aan iets anders, het gewone is vreemd.
Als je hem zo ziet schrijven lijkt ze op te gaan in muziek.
Slaapdronken landschappen worden zomaar vage stille bossen.
’s Avonds als hij gaat slapen, als onzichtbare andere paren zich
versmelten, komt het hoofd pas tot rust, nadat hijzegt:
Ik wil je alleen maar om je niet te hebben. Ik zou willen dat als je
verschijnt dat ik zou kunnen denken dat ik nog steeds aan het
dromen ben. Het beeld van jou zou het bed van mijn ziel zijn.
Hij schrijft vrij, niemand kijkt mee over zijn schouder.
Deze vrouw is een mystiek wezen, liefde is niet aards.
Zijn verlangen is groot, maar volkomen cerebraal.
Hij kan haar onvermogen omzetten in kracht.
Reis
Soort idee, 2013. bewerkte foto
Hé, jij daar!
Als ik reis, begeef ik mij het liefst op straat. Meestal slenter ik maar
een beetje rond. Geef mijn ogen goed de kost, maar het blijft doel-
loos. Wel noteer ik alles wat mij invalt, opvalt of ontroert.
Liever zit ik ergens buiten op een stoeprand dan ergens binnen. Pas
als het echt te heet is, zoek ik het koele café.
Sommige cafeetjes hebben iets wat aantrekt: de voorgevel ontbreekt.
De houten schotten zij opzij gezet, zodat je een goed overzicht hebt
op het straatbeeld of nog mooier: op een rustig plein.
Rustig vanuit je comfortabele stoel, nippend aan een glaasje, zie je
de wereld in een notendop voorbij schuiven. Op dat moment is het
nergens mooier.
Ik denk niet dat mijn observaties neutraal zijn. Er is vaak sprake van
interactie, ik zoek dat vaak op. Het is mijn tweede natuur.
Overal ter wereld waar ik me vertoon, bescheiden opgesteld of niet,
verbaas ik bewoners en passanten met mijn wijzende vinger.
Altijd wil men weten waar ik vandaan kom, ze kunnen het niet spon-
taan raden. Meestal denken ze dat ik uit een buurland kom. Die con-
clusie is gebaseerd op de gedachte: kijk, hij lijkt op ons, maar toch
is hij anders…
Soms denk ik wel eens dat mensen daarom van mij houden: ik lijk
te veel op iets wat ze al kennen van zichzelf.
Het wordt tijd daar iets aan te doen.
Ruimte
Museo Silenzio, 2000, boek 75, pagina 27
Even stil
Kijk, daar hangt het, levensgroot.
Ik doe mijn handen in elkaar, voor op de rug. Steek mijn tong
tussen de tanden, glimlach. Ik kijk naar wat ik zoek. Er is een
aangename stilte.
Mijn rug is breed, mijn stem innerlijk, in deze uitgelezen ruimte.
Er heerst een soort denkelijk zwijgen. De woorden hangen aan
de wand, zij slingeren zich niet los.
Geluk is de verre, verleden tijd, we leven ons leven dromend. De
onhoorbare branding van beelden blijft stil. Een wolf zou hiervan
gaan huilen uit begeerte.
Mijn leeggepompte mond lijkt nerveus. Lijkt, want het is in feite
alles vergeten wat belangrijk was. Als je goede kunst ziet denk je
aan niets, het is een soort zijn. Er ging al te veel verloren in taal.
Dode takken in de keel versperren nu het gesproken woord. Het
lichaam laat het ijs branden uit onmacht en geluk. Ik geur hier
te midden van duizend kinderlijke winden. Mijn ogen staan niet
in de ijskast.
Tussen het haastige trillen van de lucht zag ik ineens mijn eigen
stilstand. Het lichaam botste van binnen geduld met ongeduld.
Even stil is soms een raar moment.
Waterman
Verkeerd moment, 2008, A4 tekening
Gedachte
De kust in mij lag verder dan de kust, het was de kust voorbij de
tijd. Ik denk dat ik bij de kust dieper denk, de zee wenkt me daar,
maakt mij actief. Ik ben tenslotte een Waterman.
Als alles wat wenkt diepte en betekenis heeft is nog maar de vraag.
Vaak ben je ook een soort afgedwaald kind wat naar zijn moeder
zoekt. Haar onzichtbare aanwezigheid maakt dat je rustig blijft. Een
natuurlijke band is niet te verbreken.
Laats las ik dat iemand zich volkomen besluiteloos voelde. Dat vond
ik nogal slap. Als iemand zichzelf zo parkeert wordt het nooit iets.
Je kunt beter al zwichtend aangestraald worden. Je moet het grote
belang van de toekomst blijven zien. Iemand zonder gedachten is
niemand, dan ben je zonder richting, zonder verleden. Dan zie je de
dwarrelende vogels in de lucht niet. Zulke mensen vragen ook nooit
de weg. Ze blijven vastzitten in het verkeerde moment.
Er bestaan ook mensen die een verrekijker pakken. Ze wrikken
daarna de ellebogen in de goede positie, stellen scherp en het per-
spectief volgt als vanzelf tot in het verdwijnpunt. Zij kunnen zich
vervolgens losmaken en vastberaden het nieuwe perspectief in lopen.
Dat zijn de mensen die het altijd halen.
Daarna geven ze de verrekijker door met de woorden: kijk dat zijn
wij zelf.
Gekraai
Van Gogh is dood, 2013, boek 112, pagina 3
Berookte zonnebloemen
Van Gogh is dood. We hebben het niet kunnen voorkomen.
Hij had te veel woede in zich en kon zich slecht beheersen.
Zijn verf verteerde in het rookgat van zijn eeuw. Zijn volle hoofd
werd nooit meer aangevuld.
Laatst zag ik nog iemand met zo’n verfbespat hoofd. Zijn kwasten
waren uitgebrand (wat eigenlijk een zegen was voor de maatschap-
pij). Hij liep met de krant onder de arm aan de overkant en mom-
pelde flink in zichzelf. Hij groette niemand, toeristen die om een
vuurtje vroegen kregen alleen een boze blik. Onze in-zich-zelf-man
had geen tijd voor een praatje. Alleen een borreltje had nog kans.
In het café waren nog meer van die kunstlummels, die van louter
plezier de lege ruimte volkraaiden.
Aan de wand hingen de zwaar berookte zonnebloemen van Van
Gogh naast de verzoeken en spreuken.
Kom schenk ons een wijntje in. Ons tafeltje kent geen tijd en drijft
langzaam de nacht in.