Krokodillentraan, 2013, boek 108, pagina 6
Verloop
het licht van geluid
sluipt de oren uit
vindt de mond
welsprekende aria
straalt nieuw licht
een radio scherpt
haar oude oog
zomerdagse zandtaarten
glimlachen korrelig
je straalt opnieuw
waarom is je hand
ineens versteende stille
slordige maskers
spreken kwade taal
dode blinde
zwevende zwepen
knallen voeger
geschrokken stenen
zijn geen
fluwelen snaren
stom, stenig, standvastig
staren we beide
tussen alle oren ogen