Lichte ruimte

Kleur, expositie Assen, 2013-2014

2013_2x kleur_k

Zondag, kijkdag

De ruimte was zonnig en dat scheelt de helft van de belevenis.
Zeker in de winter. Lichttherapie in de Salon!
Dat werkt!
Na bezichtiging lukt het je niet meer om sacherijnig te zijn. Je
hebt teveel gekleurde vrolijkheid ontvangen. Een andere wereld
maakte je licht. Het was geen wankel lustspel, al het dagelijks
leed werd snel vergeten.  Een eerdere beroering werd opnieuw
aangeroerd. Je werd je eigen, warme engel.
Hier en daar kleefde nog de lege echo van oud toneel, maar het
al te aandachtige woord werd niet gegeven of genomen. Je had
het veel te druk met je net gekregen vleugel. Bovendien leek de
souffleur al diep te snurken.
Het eenzaamste van allen was waarschijnlijk de kunstenaar. Als hij
zich omdraait en verstard staart naar zijn pompeuze weerschijn,
dan voelt hij zich zo troosteloos leeg als alle ruggen. Zijn moment
is alweer geweest en voorbij. Het riskante gebaar is met zijn erva-
ren armslag gedaan. De mooiste hunkering is voorbij. Bergafwaarts
brommen de laatste flakker vlammen hoogstens nog wat na.
Maar straks, straks klopt zijn even gebluste hart weer schuimend
en zal hij als een schijndiode herrijzen. Zijn stap zal net iets harder
zijn dan normaal. Zijn laarzen staan al aan de lippen.
In een vreemde taal zegt hij veel zonder het te verklaren. Uitleg
maakt je nooit lichter, is onnodig. Je eigen indruk, je laatste waar-
heid, is bevaarbaar zolang je het water niet laat verdampen.

2014_assen_hermien_12.1 013k

 

Doler

Architect, 201, boek 109, pagina 66

2013_b109_p66_architect_k

Stijve man

Hij was een droommens, een doler. De werkelijke werkelijkheid
was hem niet groot genoeg. Veel te saai. Alles moest anders.
En als hij geen droommens was, was hij vaak een engel in verval.
Zijn overbeladen kop knalde rood aan of bleekte witgelig weg van
doorlopende inspanning. De afgrond voelde niet alleen dichtbij,
maar wàs ook dichtbij.
Best eng voor een ander, niet voor hem.
Daarnaast hingen de wolken als wolven boven de gebraden bergen.
Je moest echt leeuwenogen hebben om niet stekeblind te worden door
het lage, valse verzamelde licht. Onafwendbare orkanen hoorde je
ergens verbazingwekkend snel aansuizen.
Op dat moment is er echt geen tijd voor geneugten in de toekomst.
Je staat op springen en je slechtste masker jubelt in extase. Op zo’n
moment wilde hij zich het liefst in laten sneeuwen. Al was het alleen
maar om wat af te koelen. Waarschijnlijk zou zijn overproductie aan
gloeiend rood de verse sneeuw laten smelten om vervolgens als roof-
zuchtige rivieren de aarde kaal te spoelen. De aarde zou kermen.
Zijn leven was best zwaar, tenminste zo zag hij het zelf.

Anderen vonden hem meer een weerzinwekkende vlinder zonder
vastigheid en lieten, waar mogelijk, hun baard groeien.
Zo dachten ze hun stemband uit te wissen.
Niets voor architecten, die weten wel beter.

Winterherfst

Noorderzon, 2014, tekening, A4

2014_noorderzon_k

Grijze dag


Je hebt vaak van die herfstdagen dat het licht zwaar blijkt te zijn.
De regen geeft de duisternis een kus op de kaken. Je oogholten
kunnen het licht niet echt vinden, er hangt dof ijzer voor. In die
dagen schilferen de misbaksels buiten. Als bleke broden kwamen
ze ‘s morgens nog uit hun lakens, zetten zich slap in het zadel om
iets te gaan doen. Dat iets werd snel niets, want deze misbaksels

kunnen niet bakken, zij lossen op in de aanhoudende motregen.
Daarna zijn alle praatjes en smoesjes over om plaats te maken voor
een roze belofte. In de kinderlijkste kleuren, tussen alle kieren en
spleten groeit al het schoons op de verse kluiten wat je alleen met
rozenogen kunt bekijken.
Is het wel goed met je, hoor ik je nu zeggen.
Jazeker, ik staar in het water, terwijl mijn tanden schudden. Kalk en
azijn voeren kennelijk een strijd. Aan de andere kant voel ik me niet
ongelukkig, ik zit met gemak met mijn kartonnen rug tegen de war
me cv, om maar iets te noemen.
Nee, mij hoor je niet klagen, iedereen zou
trouwens eens op moeten
houden met dat zuchten en klagen, daar zou de
wereld een stuk lichter van worden. Misschien versnippert de nattigheid
zich dan om te verkleinen tot een groot niets en stopt de regen uiteindelijk.
Mijn toereikende grond kan niet worden afgeplakt, het is te groot.
Ik ben niet gekooid. Sterren stralen eigenlijk alleen voor mij.

Als ik loop stuift het zuiver zand uit ontzag regelrecht de grot in.
Mijn weg is altijd vrij.
De regen is overigens al lang gestopt zie ik nu.
Ik vertrek.

Oneindig

Ondergaande wolk, 2014, computertekening

2014_ondergaande wolk_ct

Avondstemming

de lucht kwam achterom

in het roerloze midden
lag de oneindige zee
in die vreemde einder
in het volle water
in al hun nattigheid
gooide de natuur zijn drempel

de westenwind slaapt

ik blijf te wakker
vanaf het land
is iedere zee te groot
behalve als de maan kraakt
ik las watertanden
maar voelde waterstanden

wijdse wolken breken roze

de lucht is steeds maar polig
mijn rechterhand slaapt
mijn pezige pols is dood
zo dood als alle zeepieren
zonder zilt zand
een klok drijft op een plasje

ik wordt zwart silhouet

Warm

De muze slaapt, 2014, bewerkte foto

2014_de muze slaapt_bf

Luchtbel

Hij kon zijn aanwezigheid niet zelf bedenken. Er zat een boom in
zijn hoofd. Het deed hem neerbotsen tegen iets onduidelijks.
Vreemd genoeg gaf hem dat een lekker gevoel. Zoiets als lekker
afrukken en zaad verspillen in je puberteit.
Daarna was het toch wel wat tandenknarsen in de strot, zijn geluid
knerpte. Priegelende snakjes kwamen niet tot het volledige. Zijn
stemming had er onder te lijden. Hij voelde zich gewoon klote, dat
lekkere gevoel van zonet was staartsgewijs verdwenen.
Lekker warm was het. Een vrouw kwam aangevlamd. Het bleek
een lege muze te zijn. Ze was op zoek als een vampier in de nacht.
Kijk, daar staat ze levensgroot. Ze heeft haar hand in de broek,
steekt haar tong tussen haar lippen en kijkt hem zoekend aan.
Hij kijkt niet op, hij slaapt. Zij zucht en gaat naast hem liggen.
Hun hoofden dromen verder. De slaap is machtig. Met hun adem
zouden ze bloemen kunnen breken. Ze zijn alle anekdotes voorbij.
Het hoofd is als een leeg museum. De witte muren kijken je glazig
aan.
Dan ploffen er kastanjes en aardappels in zijn hoofd.
Hij gaat schrijven met een steen. Er vaart een lichte herfst door
zijn lijf. Hij hoort vissen spartelen in de beek en vraagt zich af blijf
ik hier, ga ik verder, ga ik naar huis. Hij legt zijn schrijfsteen neer.
Het wordt naar huis, nadat hij eerst alle abstracties van zich af heeft
geschud. Met flinke passen neemt hij de benen en mompelt voort.
De muzenvrouw weet van niets, die blijft nog slapend achter.
Een luchtbel heeft haar geraakt.
Om de volheid, om de wijsheid, om de pijn.

Sprookje

Uitgeschudde vrijheid, 2014, computertekening

2014_uitgeschudde vrijheid_ct

Bescherming

Dat H. gepest werd, in iedere pauze tegen de muur gehoond, was
verdrietig. Zelfs haar vriendinnen schreeuwden met hun akelige
kinderstemmen en opgetrokken voeten, dat ze bijna als een pot
vol barsten uiteen viel.
Ze bleef zwijgen, behalve bij Simon. Simon was zacht en stelde
veel raadselvragen. Soms leek het wel een interview.
-Ben je wel eens gelukkig?
Soms als de zon schijnt…
-Dan?
Hee, ik moet weg hier, er is een jongen die…
-Dan??
Dan wil ik dat het ophoudt…
Daarna liep ze zonder om te kijken hard weg.
Simon weet dat, kent dat van haar en vindt het helemaal niet erg.
Op een sukkeldrafje gaat hij haar achterna. Haalt haar een paar
straten verder in. Ziet dat ze haar schoenen heeft uitgedaan.
Haar voeten zijn vuil en bebloed. Hij negeert het.
-Nog één vraagje: wat voel je als je naar wit ruikt?
Dan ben ik sterk tegen mezelf!
-En zwart?
Ziek.
-Nee, niet ziek, dan ben je drop!
Weer is ze weg. Ze roept nog snel: nu moet ik echt gaan…
anders wordt de oude vrouw met de lelijke tanden boos.
Een verbaasde Simon doet zijn handjes ver in zijn broekzakken,
pakt het diepste punt stevig beet en trekt de zakken wild naar
buiten. Hij roept daarbij: kijk, ik ben vrouw Holle en inderdaad
het sneeuwt! De lucht is bezaaid met witte snippers.

Pas als H. haar spoel terugvindt zal de gouden regen ook wel
gaan vallen.
Eerst moet ze genezen zijn van haar heimwee.
Simon wacht.