Droom

Open deur, 2011, acryl, 150 x 95 cm

2011_open deur_k_150x95

De ruimte droomt van zich af

Het was in het jaar dat men ons voor gek verklaarde, omdat wij
het spek in de ogen en mond hadden. Nou ja, spek, verbrand spek,
we hadden net iets te lang met het vuur gespeeld.
Natuurlijk waren we niet van slag, alles wat dwaalt heeft gewicht
en blijft uiteindelijk ergens liggen (laat het daar dan maar).
Dus deden we op zijn mooist een galmende zwaan na, wat overi-
gens veel succes genereerde. Alle kakkerlakken lakten zich los van
de dansvloer. Ze hadden geen enkele notie meer van de laatste
wegtikkende seconden. Ze hebben er de hersens niet voor.

Ondertussen konden we onze ogen nauwelijks geloven. Het was
een fraai en vreemd gezicht. Even leek het er sterk op dat het
veel meer was dan denkbeeldige beelden. Voor mijn halsstarrige
principes was bepaald geen plek meer. De kakkerlakken lieten veel
ruimte tussen hen en de sterren. Zij voelden zich de schatten van
de nacht. Wat een hoogmoed! Pas als de nacht oud werd zouden ze,
net als de sterren, gaan versplinteren en oplossen in de ruimte. Je
kon er eventueel op wachten als je wilde.

Alleen een arme eenzelvige stond beteuterd aan de kant zich dood
te vervelen. Zij had geen mal bloed voor dit soort feesten.
En toen ik helemaal overliep van dromen, diep in mij gebeurde er
nog van alles, werd ik wakker met grote, wilde ogen. Ik zag mijn
liefste poedelnaakt staan en begon snel aan mijn tweede droom.
De deur stond open.
Amor Fati. Zoals het gaat zal het komen.
Net als mijn steeds nieuwe leven.

Over X

De verzameling, 1999, tekening, 50 x 65 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Wilde haren, wilde jaren

Het is laat, maar niet te laat. De nevel is bijna opgetrokken en hij
denkt aan zijn meiden. Omdat het vriest kraakt en knettert het in
de buurt van hun billen. Soms zie je zelfs een vonkje spatten.
Als oprechte verzamelaar is hij niet eenzijdig blind. De winter maakt
mensen wulps, weet hij, ze zijn op zoek naar een welkome warmte.
Het gemoed is moedig en probeert van alles. De kou moet en zal
verdreven worden.
Als de liefde het lichaam vindt en het bloed laat brullen, dan is dat
het beste medicijn tegen de kou. Laat je gerust overweldigen, ik
weet: valse kopschuwheid is vaak hardnekkig, laat je gaan, het duurt
echt niet te lang.
Toevallig hoort hij een vindbare geest (toevallig?). Die had al een
tijdje op het blinkend licht gelegen, zag er mooi, vers verlicht uit. Hij
wil hem een passende naam geven, maar kan even niets bedenken,
wordt ook niet aangeblazen door iets van buitenaf.
Zo ontstaat X.
X is haast doodgeknuffeld door alle aandacht en lijkt wat moe.
Voorzichtig benader ik zijn beeldend leven. Hij vertrouwt me, ik
krijg niet de zak. Uit gewoonte vertellen ze elkaars leven en hebben
ondertussen veel lol. De tijd wordt tijdelijk.
Hij raakt in vervoering en zegt: kijk toch eens wat de breedgeschou-
derde begeerte doet…het ziet er zo welverzorgd uit…
Hij weet niet wat hij daarmee wil zeggen, maar het klinkt X goed in
de oren. X zegt: laten we daarom niet meer troosteloos morrelen.
Ook dat is een vreemde flardzin. Is dit wel een gesprek? Tot in de
botten van mens en geest is er ondertussen een hoopvolle verwach-
ting ontstaan. Een gezonde spanning danst cryptisch op een hoger
plan.
Nog even wachten op de zon. Die kneedt alle kennis tot een meer
dan aangename warmte. Hoezo winter of koude dagen?

Verboden gebied

Some Night, 2009, acryl, 80 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

In de nacht

Hij is hoofdpersoon en nietszeggend portret. Je vermoedt een dwerg-
achtige, mismaakte verschijning. Of is dit gewoon een groot kind?
Zijn stralende geest is veelbelovend. Zijn wereld is wakker. Hij zal
dus wel geliefd zijn bij het volk. De hand van de schilder heeft het
goed getroffen. Het was een feest dit werk te schilderen.
Deze ‘prins’ straalt een zekere hoop uit, hij is een jonge held.
Een donkere wereld ligt achter hem te knollen. Uit de aders van het
heelal groeien grof geaarde sterren. Met graagte laat hij het achter
zich, het is niet belangrijk genoeg. De hemelingen zullen misschien
wat balen, maar hun ogentaal is toch niet te verstaan.
Een ander woord wat boven komt drijven bij dit portret is guitig.
Er wordt een guitige schavuit verbeeld, eentje uit een wat oudere tijd,
eentje die een ander graag verwent zonder wat terug te eisen.
Het publiek adoreert hem meer dan gewenst. Geleerde gekken be-
studeren hem tot diep in zijn navel en horen zijn winderig lied.
Later blijkt deze vrolijke Frans een echte dwarskop te zijn. Hij
schiet zijn volk neer, luistert niet naar alles wat van liefde is.
Zijn gebied is verboden gebied.

Weerzien, weer zin

Bespiegeling, 2002, computertekening

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Natuur

verscheur van weerzin waanzin
ontknoop ingeboren stijfheid
door horizontale berkennevels
grijst de grijnzende, bleke kop

stille klacht, stille nacht
verspeel je spiegel niet
kille onverschilligheid
snijdt in de wind

vlekken kleuren huid
omdat het wit was
hoofdbrekende paddenstoelen
bevrijden de hihaho-lach

nu nog een nobele nimpf
hangende takken scherpen
het kleurloze lied
kwam tot leven

Naakt

Rugdennen, 2013, bewerkte foto

2013_kijker_bf

Achterkant

Het was koud. De stilte was voelbaar voor de gevorderde mens.
Zijn wetenschappelijk oog ziet alles zwart wit terwijl het atelier
vol kleur wijd open staat.
Het eerste licht breekt bijna zijn benen, hij let niet op. Zijn harig
haar praat met zijn zitvlees, waardoor hij de stemverheffing van
het schilderij niet hoort.
Zelf speelt hij de kunstkenner en penseelt hier en daar nog wat bij.
De compositie klopt, maar de kleur past zich te veel aan, vindt hij.
Dat is natuurlijk iets persoonlijks en dus waar. Zijn eigen palet is
waarschijnlijk een smeerboel, waarbij de kleurtjes elkaar flink af-
beulen. Het is veel werk. Je moet daar maar van houden.
De kunstenaar, meer van de belle peinture, roert zijn verf met
verve. Hij is meer dan beeldend, hij is voelend en melkt alle ge-
knielde tranen. Hij schaamt zich niet. Nooit gedaan, want dan
vervuil je je bron, zegt hij. Het raakt liever het aureool van diepe
schoonheid aan, vertroebelt de verzwegen schade en laat onder-
tussen het onbewaakte via via ontsnappen.
Als hommage aan de natuur liet hij een flinke tatoo op zijn rug
zetten: een geurend dennenbos. De halsreikende reuzen nippen
aan zijn achtervlees, ze waaien bij iedere kromming mee. De
frisse lucht in de takken tintelt zijn weg.
Het is duidelijk, deze natuurman is graag naakt.

Zulma

De dag, 2013, computertekening

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Gedachte

Raveel hield veel van zijn muze Zulma. Waarschijnlijk te veel, waar-
door zij een abstractie werd. Ze was een automatisch voorhanden
muze, wonende in hetzelfde huis. Hoeveel pijn kan Amor hebben?
Alle echo’s gingen in het vocale gat, de hemelse deur viel vroeg in
het slot. Hier was geen plaats voor buitenbeentjes. Tenminste dat
moeten wij geloven. In zijn spiegel werd alles wazig mooier.
Als je beter kijkt zie je genoeg rooksignalen.
Haast onzichtbaar is daar een andere heer. Die nam alles over na
de dood van Zulma, die wandelde graag in een ander licht. Niks
voorzichtigheid, niks oud. Gewoon doen. Een late tweede jeugd
geeft kleur, zelfs al heeft je stem het al min of meer begeven.
Wat rest was het struikgewas vol grauwe gaaien. Hun heen en
weer gekrijs leek nog het meest op het applaus van het krakend
ijs.

Een dronken geest laat de mens rare dingen doen. Verder van
huis is alle actie heftig. Zonder richtsnoer waait de gure wind.
Het is al lang geleden dat het zoeklicht van het slapende kind met
de ramen dicht eindeloos zichzelf gek fantaseerde.
Raveel  krult nu als een boomtak boven zijn huis. Het is niet meer
mogelijk de natuur zonder zijn natuur te zien. Zelfs planten en
dieren herinneren zich hem.
Een bevrijdende lach kleedt ons tenslotte stoffelijk.

Achterzon

2 Hurkende i’s, 2013, boek 112, pagina 13

2013_b112_p13_2 hurkende i-s_k

Aanbidding

De mensen kwamen uit de achterzon. Het roerloze midden was
net gepasseerd. Na de dampende damhekken kwam het vreemde
dorp tevoorschijn. Uit het niets. Nu nog de lucht van een oud aard-
appelveld en je zou zomaar gelukkig kunnen worden.
Ga zitten.
We waren allemaal te laat natuurlijk, wij kennen geen haast.
Hij was blij ons te zien. De zon leek ervan te gaan stralen. Soms
ben je te laat als je iets net gehoord hebt of je neemt iets te laat
afscheid van het vorige. Te laat hoeft niet altijd iets treurigs te zijn,
soms blijf je door je uitstel juist langer in leven.
Ga uitzitten.
Daar zaten zij dan, twee aan twee. Met de gloed van de aardgeest
vertoonden zij hun eigen schaduw. Even leek het of hun adem zong.
Zij bevrijdden zich van de luchtmens. Het was ontoelaatbaar mooi.
Met hun bevende gebeenten speelden ze met de hoogste lichtbron.
Hier was niets meer tegen alle regels in. Hier was alleen harmonie.
Hier schuifelde de grijns van de vijand voorbij. Er was niet eens
ruimte voor zijn schim.
Hier was de ruimte zo diep als de wieg en het graf.
Ga niet liggen.

Tijd

Tussengebied, 2009, tekening, A4

2009_tussengebied_A4k

Tijdslijn

Als een onfortuinlijke dwaas ligt hij op de grond. Geen idee hoe het
is gekomen. Bladerende eiken ruisen zijn oren. Zijn hart slaat veel te
luid. De grond is hard. Hij voelt zich verlaten.
Het eenzaamste van alles is het onverwachte.
Het verschrikt een mens tot iets groots.
Rotsvaste, verankerde armslagen stellen niets meer voor.
Gezichten krijgen grote eksterogen of lichten op door wel duizend
glimwormen. De nacht schijnt die dag extra licht.
Voorzichtig probeert hij overeind te krabbelen. Valt daarbij vaak
terug in een soort diergedaante. Zijn vingertoppen branden. Een
geheim heeft hem gepakt. Hij voelt zich verraden.
Vreemde dingen gaan door zijn hoofd. Hij wil de maan melk geven,
ontbloot zijn borst. Ver door de nog warme lucht ademt de angst en
wanhoop. Een half besef maakt een mens ongelooflijk boos. Niemand
wil hem geloven, alleen zijn dierbaar geluk blijft staan. Men ziet raar.
Hij probeert te praten maar de woorden vallen als vliegen onder de
lamp. Is hij nu een bangerd geworden?  Is deze verrekte show een
begin of een einde? Onwillekeurige spieren nemen het over, trekken
hem spontaan eruit.
Hij zegt dat hij dol is op zijn moeder, maar bedoelt zijn vrouw.
Niemand zegt wat, totdat het gat in de levenswil wordt ontdekt.
Nu is het nieuwe tijd altijd tijd.

Telefoon

Rood hoofd, 2011, tekening, A4

2011_rood hoofd_A4k

Over het rood

Peter belt Paula op.
Zij antwoord niet.
Wel is er een band opgenomen die zegt: Dit is 4527517, als je na
de piep een boodschap achterlaat, word je zo spoedig mogelijk
teruggebeld. Hij herkent de stem niet.
Peter spreekt in. Hij smeekt om vergeving en een teken van haar.
Een teken van begrip, goedkeuring. Een tweede piep dwingt hem
te stoppen terwijl hij nog lang niet alles heeft kunnen zeggen.
Hij wordt kwaad, loopt rood aan. Hij probeert het nogmaals. Nu
lukt er helemaal niets, de band is kennelijk volledig vol.
Daarna krijgt hij spontaan koorts. Zijn lip springt open, hij proeft
bloed. Hij is bij nader inzien ongelooflijk boos op Paula. Wat denkt
ze wel.
Hij wenst haar een langdurige, zeer onaangename pleuris.
Drie dagen daarna belt hij haar toch weer.
Zij antwoord niet.
Hij hoort wel een andere stem aan de andere kant, een mannenstem.
Vreemd, ongelooflijk vreemd. Zie je nou wel! De heks!
Dan gaat de telefoon op een onverwacht moment.
Hij neemt op en een vreemde onstoffelijk stem zegt:
Dit is 4527517…
als je na de boodschap…..
Het is zo eng dat hij snel de telefoon in de houder terug doet. Hij
wil het niet weten.
Die onwerkelijke smekende stem krijgt hij de hele dag niet uit zijn
hoofd..

BimBam

Stamboom, 2013, bewerkte foto

2013_stamboom_bf

Plaatsbepalend

In het algemeen zijn mensen goed van aardgeest. Ze vertonen
zonder mopperen hun zonnige schaduwen en zingen het liefst
volkomen naakt.
Af en toe verwondert men zich over eigen afkomst.
Na een lange stilte lieten je minnende verre voorouders elkaar
weer los, het zaadje was geplant. Tussen al het zwart van die tijd
horen hun zilveren oren veel nagereisd geritsel. Het meisje schikt
haar veertjes weer en glimlacht. De jongen slaapt al.

Toch was die daad van ooit plaatsbepalend. Een zonderlinge actie
is gauw gemaakt. Als ik mijn grote adem op laat staan zie ik in
mijn verbeelding dat mijn ouders hun wapens in het gras hadden
neergelegd. De wapens gingen geuren als het gras, net zo als hun
lichamen daarna geurig bitter en zoet werden.
Ze lagen daar luchtig in het luchtige. Hun krullen krulden samen.
Hun wangen werden rood. Hun wereld werd even één. Een nazomer
doet soms een kreupele vogel opvliegen.
Zo moet ik ongeveer ontstaan zijn die zomerse dag.
En later zong ik wild onder de wolken. Mijn voorhoofd was vol en
moest geleegd worden. Men keek verwondert en schudde het hoofd.
Nog later liet ik de tafel duizelig dansen. Zandverstuivingen vlogen
heen en weer. Men waarschuwde mij vergeefs en ik spartelde ge-
wiekst weg langs een wankele wenteltrap. Verderop lag immers de
open wereld. Mijn wereld.
Buiten het zicht raapte ik mijn vrienden op. We waren vaak in de
dolle dauw van de vreugde. Alleen de zon en de maan waren getuige.
Veel later na een web vol ragfijne ellende weet ik waarom ik naam-
loos ben gebleven: ik was te bloemrijk, had te veel bimbam kennis