Onzin

Leermomenten, 2013, boek 110, pagina 50

2013_b110_p50_4 leermomenten_k

Schetsmatige ruimte

In deze fictieve, denkbeeldige ruimte is je bril snel beslagen, het
licht glanst hier volop. Het contrast hier zo heftig dat het qua
gevoel lijkt op het rechtopstaande haar van een hond die fors weg-
getrapt werd. Zijn huivervaten staan nog strak en grommen zwart.

Soms denk ik wel eens dat als honden zouden kunnen praten het
woordje nee niet voor zou komen, honden willen altijd ja.
Ook zouden ze graag de deuren hard achter zich dicht willen slaan.
Nu moeten zij het doen met een zwak, mager geblaf of licht gekrab.
Dit is natuurlijk grote onzin.
Ik bedenk maar wat bij het zien van deze tekening.
Misschien sprong ik wel net op tijd weg om geen leegloper te zijn
en blafte ik me de longen even uit het lijf.
Deze tekening verspreidt het gerucht slechts een uur, dan is zijn tijd
al op. Dan komt de jubel-jammer en die heeft geen enkel oog voor
iets anders dan zichzelf.
Op zo’n moment kun je beter je geheimen goed verbergen. Niet in
de ruimte van het werk, die krijgt so wie so al te veel aandacht en
maakt gehakt van je voordat het woensdag is.  Beter is het om de
ramen in de wolken eens flink open te schuiven en te houden van die
elementen. Probeer het maar eens uit.
Misschien is het nog anders. Misschien krijgt alles van binnen meer
kleur omdat de vlam van de wereld vergaat. Het is volop bezig dor
hout te worden. Dor hout vol geronnen bloed, doordat al het water
van de wereld verdampt door een grote hebzucht.
Met een hand vol liefde is het nog wel mogelijk het vergaan nog wat
uit te stellen.
Tenminste als je daarbij alle bijtende tranen laat vallen.
En zo is het wel genoeg onzin. Hoezo leermomenten?
Stoppen!
Wel even de radio hierbij hard aan zetten. Luchtgeesten houden heel
veel van muziek.

Wazig

Brown Breeze, 2000, bewerkte foto

2000_brown breeze_bf

Werk in de ruimte

Het werk aan de muur verankerd leek even te zweven. Dat was
het werk van mijn naaste. Die weet wat goed voor mij is. Ik laat
hem in die waan. Alhoewel ik het zelf een nogal wazig werk vond,
ondanks de wat losgesprongen achtergrond.
Wazigheid kan zich verplaatsen, terwijl zij het lied van de vrijheid
zingt. Dan weergalmt de weerloosheid even, zegt men, maar het
kan ook zo zijn dat al het verlamde zichzelf buitensloot, toen de
vluchtdeur zich snel sloot.
Hoe dan ook, ik was even mijn eigen echo kwijt en moest iets
nieuws gaan verzinnen. Er was werk in de ruimte.
Het wachten was op een aangename nevel, die dwars over het
bestaande werk wilde kruipen. Ik zou er misschien dan iets bij
gaan prevelen, omdat ik dat wat ik meen beween. Het zou mijn
eigen ode zijn aan de verdwenen echo.
Vast een mooi oud lied!
Laat dan de mensen maar weer komen kijken, laat ze mooi hardop
meedromen. Mijn overvolle hoofdwegen geven genoeg nieuwge-
boren tikken. En als het oog te schichtig is voor al die geneugten
kan ik er ook niets aan doen. Zo is het toch?
Die mensen moeten zich maar laten troosten door een hysterische
robot.
Ik ben weg!

Dubbel

Ongeloof, 2013, computertekening

2013_ongeloof_ctk

Haar oor

Ze liep allang niet meer als een zestienjarig kind.
Een onwerkelijke wind had alles verwaaid. Ze kwam ineens overal
terecht. Haar machteloze ouders besloten het voorlopig maar wat
aan te kijken (lees: aan te rommelen)
Ze wachtten in de luwte terwijl de storm allang rondom floot. Op
zo’n moment krijg je de neiging om achteruit te gaan lopen.
Je ogen dicht doen en dan heel hard achteruit. Niet omzien.
Achterstevoren tijd is veel overzichtelijker. Daar ligt de wijsheid
achteraf, klaar op een plankje.
Als een wonder leek de storm ineens te zijn uitgewoed.
Het was windstil klaar. Alles kreeg weer rust.
Dunne kleren voelden weer warm en aangenaam, goed.
Toen hoorde ze een fluistergedicht in haar oor:

nog wat

ritsel en scharrel
en nog wat
de wind is pas gedraaid
dwaal en dwarrel
en nog wat
je bent niet doodmoe
beweeg en draai
en nog wat
je lijf is hongerig nieuw
vlieg en drijf
en nog wat
je bent zo gretig vrij

Soort leven

Vage herinnering, 2014, computertekening

2014_vage herinnering_ct

Ondiepe diepte

Alles stroomt en niets blijft is een mooie gedachte.
Even hoopvol is het verglijden van de koude morgen in de warme
dag. Op zo’n moment hoor je eigenlijk een brief te lezen. Een brief
waarin staat dat het ochtendgloren ons verhindert te slapen. We
hebben het te koud en wat ons in de tuin ontbreekt is een bron die
ons fris water geeft.
Je zou die brief met snelle ogen lezen en misschien bedenken dat
je iets te snel bent opgestaan. Je zou bijna weer naar bed gaan.
Gelukkig kon je bedenken dat alles nu mooi en helder is. Helder is
het belangrijkste woord op dit moment van je leven. Helder heeft
iets weg van herscheppen en daar krijgt de wereld energie van.
Helder is een nooit eindigend gedicht of een wandelende naakte
vrouw, die haar pas niet vertraagt als ze dichterbij komt.
Bevrijde gevoelens ontdekken de bron van elk toekomstig genot,
dat is bekend.
En nu schiet me dit ineens door mijn hoofd:

Wer hat gesagt, dass sowas Leben ist?
Ich gehe in ein anderes Blau.

 

 

Groenig

Vijvervrouw, 2005, acryl, 100 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Groenige brei

Er zijn een heleboel verhalen over het kroos op het water.
Kroos is de roos van voorwerpen. Kroos is een onzichtbaar persoon,
het wandelt in de woeker. Dat heeft God zo beslist.
Kroos is overal waar het rustig is.
Pak je een handje vol kroos, dan zie je bij nauwkeurige bestudering
dat het niet erg bijzonder is, eerder iets smerigs en je kunt de kroosjes
ook bijna niet uit elkaar houden. Het is alleen mooi als een groot
geheel, als afdekkende laag op een plas. Kroos ontspiegelt.
Voor kroos zijn alle mensen gelijk. Kroos heeft altijd toekomst, is niet
uit te roeien het laat zich graag leiden door de wind.
Kroos zegt nooit waar staat je huis. Het doet er niet toe. Kroos heeft
niets met huizen. Of ze moeten eerst ondergelopen zijn. Dan volgt
hij de aangeboden openingen.
Kroos houdt van sprookjes met het idee hier keren wij werkelijk terug
tot onszelf. Het zijn diepe, banale sprookjes uit iedere eeuw.
Kroos vindt zichzelf een tapijt, een vacht die uit het water is gegroeid.
Het tapijt is een waterweiland waar we niet op kunnen lopen.
We hopen dat kroos nog iets voort zal brengen. We bidden dat de
aarde dan even zal zwijgen.
In ons hart zijn we altijd een beetje onzeker, bang voor het kroos
dat ons vroeg of laat zal pakken.

Blik

Boos, 2013, boek 112, pagina 112

2013_b112_p15_boos_k

Twee ogen

Hij las: alleen wie niks om handen heeft, is bereid om te lezen.
Het waren zijn eigen regels, jaren geleden geschreven.
Het klopte nog steeds, hij had nooit de tijd om iets te lezen, dat
bleef altijd een stuk braakland. Zijn verwachtingen om iets op te
kunnen steken waren heel beperkt. Bovendien, hij had al een vaste
kring van bewonderaars.
Te druk, alle tijd ontbrak. In ontbrekende tijd kun je niets doen.
Daarom is ontbrekende tijd geen tijd en nooit zonde.
Hij was de aangewezen persoon om zijn diep, innerlijk talent en de
spanning van zijn wereldje te ontrafelen.
Het zoet en het zuur van de taal was hem niet onbekend. Hij sprak
allang in andere woorden. Had daar zelf veel lol in. Als arendsjager
in de dichtkunst was hij behoorlijk overtuigd van zichzelf. Zijn ogen
leken altijd boos te staan, maar waren meer bijzonder scherp.
In die waarheid zorgde hij er voor dat hij altijd uit het niets schreef.
Zo ontstonden opmerkelijke gedichten. Ook was er sprake van veel
zelfspot, alsof bij het schrijven van poëzie een zeker besef van on-
behagen in het spel moest zijn. Dankzij een vaak terechte ondertoon,
ja de dichter was gelaagd, kon hij vele buitenstaanders bereiken.
Zijn werk leek altijd iets merkwaardigs of gewichtigs te bezitten.
Tussen alle menselijke bezigheden door was dat volstrekt normaal en
gewoon. Knap hoe de dichter toch niet excentriek werd.
Anderen denken daar waarschijnlijk anders over.
Anderen kunnen dan ook niet in opperbeste stemming de hele nacht
opblijven en zich vermaken met eigen talent. Zij associëren het met
de adem van urgentie en overwerk.
(Nee, dit gaat niet over mij, het gaat over een boze man)

Spel

Neergestreken vrouw, 2013, boek 212, pagina 10

2013_b112_p10_neergestreken vrouw_k

Huiselijk spel

Ik kijk naar een vrouw en vraag: wie ben jij?
En daarna vraag ik: wie ben ik?
Ik schrijf het antwoord woord voor woord op en houd het voor
mezelf. Van vragen en antwoorden opschrijven word ik gelukkig,
zo gelukkig als van een spelletje.
Jij bent op zoek naar mij en ik ben op zoek naar jou. Dat oude spel.
Eigenlijk zoek je mij omdat je naar jezelf op zoek bent.
We hebben maar een vel papier samen. Dat is het spanningsveld.
Hier zullen we elkaar zoeken en ontwijken.
Ik droom ervan. Rare dromen, geen nare.
We beginnen thuis. Thuis is een begrip wat zelfs kleine kinderen
kennen. Anderen wonen niet bij ons, zeggen ze.
Ik zou zeggen een woning moet op zijn minst mensdoorlatend zijn.
Ineens zet iemand een ladder voor het raam van mijn jeugd.
Ik verwacht en verlang zo naar je dat ik met gemak een dobbelsteen
op zijn zevende kant kan laten draaien.
Een vrouw strijkt neer.
Ze zegt: Tranen zijn als losgeraakte knopen die weer vastgenaaid
moeten worden…
Ondertussen laat ze haar vingers naar beneden glijden en drinkt de
lente met me. Tenminste zo voelt het, zegt mijn droom.
In de nacht zo koud als ijzer, maken twee lichamen ketsend vuur.
Moedervlekken schuiven over vadervlekken.
Buiten vliegt de lege leegte zich plat.

Goud

Puber, 2012, bewerkte foto

2012_puber_bf

Kleur bekennen

De  kunstenaar creëert vrijplaatsen waarin het leven wordt gevierd.
Hij noemt zijn eindeloze fantasie een volle weggeefwinkel. Hij bouwt
de wereld niet uitsluitend voor zichzelf. Het is ook voor de anderen,
de wereld en voor de kunst. Hij is een halve pionier.
Zonder menselijke dingen kan hij niet. Altijd is er wel een soort
portret. Zelfs een interieur noemt hij een portret van een kamer.
Alleen door een titel, plek en een jaartal toe te voegen plaatst hij
het werk in een dwingend verband. Alles is direct geloofwaardig.
Hij haalt er veel plezier uit, de vorm van werken maakt hem groot.
Toch is het bedrog, want uiteindelijk is een werk niets anders dan een
stukje papier met een tekening erop of een stuk linnen waarop de verf
is verdeeld.
Hoewel hij geen waterdichte werken aflevert is de kunstenaar toch
geloofwaardig. Tenminste dat vindt hij zelf. Geloofwaardig van wat?
Hij levert desgewenst achtergrondinformatie aan, heeft een hekel
aan nep, probeert zo echt mogelijk te zijn. Zijn fantasie moet kloppen.
Iedereen weet dat dat onmogelijk is. De mensen ontdekken vanzelf
dat niets is wat het lijkt. De kracht zit altijd in het verborgene of in
de charme van de fictie. Als de onderlaag toch geraden wordt vindt
de maker dat hij nog radicaler had moeten zijn. Het geheim moet
ergens geheim blijven of op zijn minst raadselachtig zijn.
Een criticus schreef over zijn werk eens: een woud vol raadsels.
Dat klopt nog steeds.
Laten we het op beeldspelletjes houden.
Ook goed.
Even later:
En daar ligt alweer een gouden vondst, waarvan hij zelf de regels
niet kent.

Motto

Onopgeloste droom, 1998, bewerkte foto

1998_onopgeloste droom_bf

Andere kant

Er was eens een dwaze humorist, hij gooide glassplinters in zijn bad.
Daar werd hij dan schoner van, vond hij. Hij viste zich al het ware
uit zijn eigen bloed weer op. Daarna tuimelde hij tevreden naar
beneden om daar nog wat verdwaalde zeepbellen door te prikken.
Hij was in het algemeen vrij blij, zeker omdat hij aan beide zijden
van het dwaallicht zijn evenwicht had gevonden. Niemand wist
precies hoe dat zat, maar ze zagen hem dikwijls ruggespraak hou-
den met beide kanten. De rechterkant bleek ietwat gehavend.
Kwade tongen beweerden dat dat de schuld was van de inmiddels
overleden vader. Die zat altijd rechts aan hem te plukken. Je kunt
het nog zien aan een oude, beschadigde stoel uit die tijd.
Deze humorist was bepaald niet roekeloos. Geduld had zijn treurige
beurs gevuld. Wanhopige blikken werden per direct weggeworpen.
Ooit correct gebraden in volmaaktheid, kon hem weinig gebeuren.
Hij moest alleen zorgen dat alles niet nog zachtjes na ging branden.
Dat zou zijn nasleep erg bederven.
Of je nu van de vloer bent of het plafond, je moet nooit vluchten
voor je eigen aanwezigheid was zijn motto. Niemand snapte wat hij
daar mee bedoelde. Het was dan ook alleen maar bedoeld om het
schaamrood stralend te laten schrikken, zodat je niet meer dacht
aan het verwennende nut.
Zijn hartenwens was vreemd: hij wou je zo zeer bedwelmen dat je
wegsmolt en nooit weer keerde. In de verte hoorde je hem al lachen.
Ik zei het al: het was een dwaze humorist.

Tijdelijk

Rouw, 2010, bewerkte foto

2010_rouw_bf

Stille kamer

weer een seconde
om
weer een hele seconde
om
precies op de seconde
af
gaat weer een seconde
om
ga deze seconde maar
na
een seconde vliegt
om
vliegen kleven om het
even

na een seconde
kijken
oude tijden even
om
de tijdelijke brei
draait
nieuwe tijdslijnen
komen
tijd heelt immers
wonden
het tijdelijke
is
tijdelijk warm
zoals een mens