Liedje

Squirrel, 2013, bewerkte foto

2013_squirrel_bf

In het bos

Recept: veeg alle roodbruinigheid met een roodbruinige penseel
in je schoot op een leeg bospad, sluit daarbij alle bourgeoisie en
stotter lieve woordjes, sluit alle alledaagse gedachten, verpieter
het groeiende afluisteren, kijk naar je blikveld, lap alles even na
met een zoute spons.
Wat krijg je dan?
In de eerste plaats een warm gevoel. Dierlijk bijna. Bijna, omdat
je mens bent en niet kan weten hoe dieren voelen. Het is dus een
recept voor oude vreugde en daar heb je nooit te veel van. Dat
wordt werkelijk smullen.
Voordat het gaat waaien moet je eerst een liedje zingen.
Een liedje in jezelf over Love Forever. Iedere stijl is daarbij goed.
Daarna hebben de herfststormen geen enkele invloed meer op je
glazen huis. Het zal niet instorten, de spaanders blijven heel.
Nu je toch in deze droom bent, zie je hoe een reusachtige kop
van een eekhoorn in je schoot groeit. Het raakt de weggeraakte
stilte. Diep ritselend mompelt het beestje: je bent mijn huisje…
Ze ontvouwt zich verder zonder zwaar te worden. Zonder enige
kennis vooraf weet je dat deze eekhoorn op zijn minst boven de
85 is. Het zal zijn laatste jaar zijn. Ze voelt het, ze ziet het in de
lieve ogen van het beestje.
Ik wil graag je huisje zijn – zegt ze zacht terug. De eekhoorn
poetst daarop uit verlegenheid en genot haar neus. Samen zitten
ze nog uren in het bos.
Ze hebben geen haast. Er staat geen auto aan de kant te wachten.
In groot belang voor de toekomst laten ze samen het licht stralen.
De natuur lijkt even besluiteloos en zet de tijd maar even stil.

Donkere jas

De schilder, 2013, bewerkte foto

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Bloostijd

Een mens dwaalt wel eens af van het voorgenomen doel.
De kunstenaar niet, die houdt niet zo van gebakken lucht
of woestijnspiegelingen en dat is maar goed ook.
Hij weet wat hij wil, kiest zijn doel, voelt zijn binnen.
Laat zijn borst niet dwalen en spreekt ondertussen boekdelen.
In alle stilte weet hij precies wat hij wil zeggen, maar heeft
niet de tijd om dat te begrijpen. Tenminste niet direct, alles
achteraf als het goed is.
Ondertussen leeft hij in grote onzekerheid.
Misschien had hij iets anders of niets moeten maken. Het leven
passeert het dagelijkse leven en dat is eigenlijk al genoeg.

Terwijl hij voor de honderdste keer zit te staren wordt het hem
ineens duidelijk. Eindelijk!
Deze tekst is geschreven door twee verschillende handen en wel
tegelijk, als een goede pianist.
Hoe kon hij dat steeds over het hoofd zien. Ezels zien meer!
Geen woord te veel, geen spelfouten zelfs. De schrijver was
goed op dreef gekomen, al was het begin vast wel wat moeilijk
geweest. De ontdekking van de tweede hand maakt alles nu veel
begrijpelijker. Vooral als je veel aandacht besteedt aan de
stippen op de i en j. Dubbeltalent, dat lijkt hem wel wat.

Het mooiste ogenblik is grenzeloos, als een constant openbarsten-
de bloem.
In zijn dromen lukt het hem dit gelukspunt te vinden en op te rek-
ken tot het volslagen tijdloze. Bij waken is dit totaal onbereikbaar
helaas. Het ogenblik wordt te snel nagekeken door het rood van de
wangen: de tijd bloost zich een weg.
Dan vindt hij de vorm van een menselijk lichaam ineens ook erg
beperkt en helemaal drie keer niets. Knullig!
Hij laat een biggeltraan in de tuin vallen, waarop de merels vlot,
geïnspireerd gaan zingen.
Vogels hebben ook hun mooie ogenblikken.

Geluid

Bleu Blow, 1997, bewerkte foto1997_bleu blow_ct

Duisternis

Midden in het holst van de nacht had ze haar grensbewaking uit-
geschakeld en ving aan met het vals zingen van een lang en luid
jaaaaa…
Niet de volume maar de hevigheid nam toe, toen haar kooi van
elektriciteit zich ontspande. Ze hield zich daarna zwevend tot ze
een klein piepje in de ruimte werd . Haar stembanden waren zo
verbijsterd dat ze een korte tijd wegbleven. Ze was er stil van.
Stembandloosheid kan rustig klinken. Haar ribben kregen rust.
Door de pleuritische kieren van haar longen woei tenslotte al het
vuil weg. Een bestaan buiten haar vond de weg zonder op te hou-
den te bestaan.
Een junk riep nog om een dealer, rammelde met zijn kettingslot.
Hij zocht liefde, maar of die wel zo graag bij hem naar binnen
wou is maar de vraag.
Ik geloof dat ik over haar droomde, maar helemaal zeker ben ik
daar ook weer niet van.
Misschien kwam ze alleen maar even ter sprake in een bouwvallig
bos. Als zij het was, stond ze aan de rand. Nee, niet ervoor.
Ze stond met haar billen gericht naar het pad ernaast, rookte en
was ergens erg heel kwaad over.
Tenminste als zij het was.
Vagelijk schieten me droomklonten boven, voel dat het over een
soort groot geheim ging wat aan het uitkomen was. Bijna zag ik
het. Wortels trokken woord en beeld steeds weer weg. Geen
knoppen, geen stammen of takken. Laat staan bloesem…
Zonet, toen ik jou zag, dacht ik dat zij het was die daar stond,
maar jij was het.
Je was helemaal niet boos, maar kuste me.
Fijn als er zoveel liefde naar binnen wil.

Slotsom

Herfst, 1997, tekening, A4

1997_herfst_k

Liggende storm

steeds verder weg
is er niets meer
geen ander teken
omringd de natuur

opnieuw was
opnieuw machtiger
de dichte deur
sloot de natuur

de lucht is nu klaar,
het water ontgolfd
de andere overkant
is de andere natuur

onze kwaliteit,
het grote zwijgen,
het leven, is niets
als de natuur herleeft

het halfvolle wijnglas
naast de dove kaars
is uitgeblazen natuur
is geen natuur

de tijd verandert
de slotsom tijd
ik ga maar werken
dat is mijn natuur

Verdrijving

Familie, 2013, boek 109, pagina 48

2013_b109_p48_familie_k

Ieder afscheid is een nieuw begin

Ik kom afscheid nemen, zeg ik. Zij zit aan een lange tafel, de rug
naar mij gekeerd. Ik kan niet zien hoe ze het opvat. Zij draait zich
een kwartslag om, trekt me tegen haar aan, haar borst raakt mijn
schouder. De krimpende afstand doet het bloed sneller stromen. Al
mijn cellen zijn nu verhit. Ik word duizelig, geef me over.
Mijn afscheid kan geen afscheid worden. De rauwe bewegingen die
we maken beloven andere dingen. Ik ben ergens bang voor deze
herrijzenis en bewonder haar moed mij vast te houden.
Wij, de geliefden, gaan gewoon door waar we ooit waren opgehouden.
Er komen nog ander jaargetijden. In hun gevoeligheid geven zij mis-
schien af op elke verandering, maar wij trekken ons er niets van aan.
Laat de rivier maar buiten zijn oevers treden, wij rollen wel mee en
zeggen gewoon akkoord, laat de lente nu maar komen.
Het afscheid kijkt ons argwanend aan, alsof hij geen enkel woord
gelooft en onze donkerste gedachten kan lezen.
Dit wordt een avond van verdrijving en één en al verleiding, het is
tenslotte een warme zomer. Niets heeft meer zijn oude loop, die
trouwens ook geen goede was. Die nacht galmt de gaal. Die nacht
verdort het gras dat wij beiden hebben doorweekt.
Die nacht maken wij familie zonder het te weten.

Irritant

Eigen wereld, 2013, boek 111, pagina 48

2013_b111_p48_eigen wereld_k

Onbereikbaar

Ik was zestien. Je stond naast me. We wachten op de bus.
Je probeerde een praatje te maken, dat doet toch geen pijn, zei je.
Ik luisterde niet en stapte de bus in. Je ging naast me zitten terwijl
er genoeg andere ruimte was. Je rook vies naar tabak.
Ik ga er hier uit, ik moet met de metro, zei ik, loog ik en stapte uit.
Waarom verliezen wonderen altijd hun glans bij mij? Eerst Sinterklaas,
toen de ooievaar. Nu dit. Ik kan niets vasthouden.
Vader zegt dat ik me afsluit voor iedereen, maar dat is niet zo.
Anderen zijn gewoon stom, onwetend en hebben geen fantasie.
Als ik zeg dat ik jou ken als de lege handschoen de beweging zie je
alsof het werkelijk in Keulen dondert. Dus dat wordt dan niets.
Als je terug had gezegd je trommelt in me, zou mijn holle lichaam
ineens bol van leven staan. Alles zou dan plotseling van niet naar
groot helemaal gaan.
Jouw koortsachtig mottig cirkelen rond de lamp is ronduit irritant.
Je mag branden. Ja, doe dat maar even.
Luister. Wat ik nu zeg is waar. Ik ben lang en onbegaanbaar. Niets
is bij mij verzonnen. Zoek me niet, ik ben een uitgetrokken hand-
schoen die eeuwig zweeft. Er is geen weg naar mij. Geen enkele.
Ik passeer, ik ga voorbij. Er is geen pats boem.
Dit alles maakt me niet gelukkig, maar ook niet moe. Ik ben zo.
Je bent voor altijd een vreemde voor me, ook met je praatjes.
Zag je met je vreemde ogen niet mijn vreemde mond?

De kus

Toenadering, 1997, bewerkte foto

1991_toenadering_bf

Aan de rand

Ze hield het uiteindelijk niet meer uit en zei op die goede dag:
Je hebt me al heel lang niets verteld meer over jezelf!!
Hij keek geërgerd op en nam nog een slok van zijn verse cap-
puccino (wit op de bovenlip) en gaf geen sjoege.
Droom je nog wel eens over me? – viste ze verder.
Ach, dat is al zo lang geleden – mokte hij – ik kan me zelfs dàt
niet meer herinneren. Ondanks het gezucht daarna leek hij
plezier te hebben bij die uitspraak. Zijn mondhoeken krulden.
Zij:
Wat kan je toch prachtig serieus kijken als je dat zegt, terwijl je
gewoon maar iets zit te verzinnen!!!
Graag had ze nog verder willen vertellen omdat ze wist wat hij
daarna nog meer zou verzinnen, maar hij kwam snel op haar
toegelopen en met zijn dunne, maar hartstochtelijke lippen kuste
hij haar vol op de mond. Fluisterde daarbij de rest van nog meer
onzin in haar gewillig oor. Dit klonk oprecht.
Even wist ze weer dat hij geen drijvend lijk was en voelde zich als
een weekdier zonder huis. Heel ongewerveld.
Even later:
Zij zag er mooi uit, omdat ze succes had. In de omgeving stond
ze bekend als de vrolijke, gemakkelijke vrouw.
Dat scheelde.
Wat men niet wist was dat ze van tijd tot tijd als heer verkleed op
avontuur ging. Talrijke vrouwen knoopten een relatie met haar aan.
Ze stotterden alle frustraties over hun mannen uit. Waarop zij dan
doodleuk als een echte hij zei: Dat interesseert me niet, vrouwmens!
Ga weg, je bederft mijn uitzicht!
Men vertrok daarna met een spijtige staart of iets dergelijks tussen
de benen: versierpoging mislukt!
Het gaf haar veel plezier. Haar succes was zo sterk dat het de natuur
ook opvrolijkte. Bladeren glimlachten zich mooi, werden glansgroen.
Natuurliefkozing is o zo mooi als je er oog voor hebt.

Juiste maat

Te rechte trechter, 2013, computertekening

2013_te rechte trechter_ct

Kleine geschiedenis

Toen ik nog onder het gewone volk leefde, niet eens zo lang ge-
leden, was er eens een uil in een boom flink aan het krassen. Het
was bepaald geen beschaafd geluid en de mensen keken bezorgd,
wilden hem per direct doodschieten.
Ik hield hen tegen, maar de mensen duwden me aan de kant met
de woorden: uilen brengen ongeluk. Wanneer er voor mensen on-
heil dreigt, dan komt er een uil krassen…
Dat leek me sterk, een uil is juist een wijze vogel, dus als er echt
onheil is zou je de vogel eerder moeten bedanken, niet doden.
Ditzelfde verhaal, maar dan anders, deed me denken aan een klacht
over een trechter. Er zou te veel vloeistof door zijn hals vloeien. Hij
zou niet genoeg taps toe zijn gemaakt, hij begon te sputteren (wat
voor een trechter zoiets als stotteren is) en de mensen werden heel
boos.
Die trechter had echt wel de juiste maat om van groot naar klein te
gaan. De mensen waren gewoon te ongeduldig en snapten de tijd
niet. Tijd is vloeibaar mits het uit een goede bron komt. Tijd heeft
geen lichaam en geen geest. Tijd heelt, is een wonderdoener.
Even later, toen de rust enigszins was teruggekeerd, bleek dat uit
de tuit van de trechter een onbevangen geest wegvloeide. Men
schrok, probeerde het nog te verdoezelen, maar een onbevangen
geest gaat nooit verloren, dat is tegen zijn ethische principes.
Sindsdien hebben mensen weer grote bewondering voor trechters.

Stil gesprek

Stereo, 2003, bewerkte foto

2003_stereo_bf

Witte bank

Kinderloos, dat zie je zo. En dierloos gelukkig. Hier is ruimte voor
muziek. Hier is praten belangrijk. Gesproken woorden roepen beel-
den op.
Het beeld vertelt een mooi schemerlicht dat de kamer insluipt. De
witte bank weerkaatst, maakt licht.
Dan:
Zij praat en wil dat ik ook praat. Op verzoek praat ik dus. Over hem.
Er ontstaat een soort ontmoeting (die we ooit in het verleden vaker
hadden). Zonder ons in te spannen praten we over alles en nog wat.
We raken elkaar in het onderwerp.
Zij geeft toe dat ze hetzelfde denkt.
Over hem dan. Altijd over hem.
We zongen elkaar een beetje toe die middag. Er was muziek uit het
stereo apparaat, een cd: in de verte aanwezige vogels in het bos
tijdens een wandeling. Heel kalm en rustig, passend in het huis.
Soms was het even stil, nooit lang, we zagen elkaar in de ogen.
Ze moet het gezien hebben: mijn twijfel, kwets ik haar niet?
Wellicht had zij dezelfde gedachte en voelde zich daardoor niet
gekwetst.
Om kort te gaan: we waren weer eens één met elkaar die middag.

Liefde

Verliefd konijn, 2013, boek 109, pagina 9

2013_b109_p1_verliefd konijn_k

Lust

hoe meer ik naar mijn lichaam kijk
hoe meer ik het bestaan voel
de betekenis voelt vol
en vreemd, ik ben verliefd
als een wild konijn, ontkennen
is zonde van deze tijd

verliefd en verteerd
van binnen, van buiten,
evenals tussenin,
ben ik vlees der kennis
kijk eens, de deur staat open
ik hoor onzegbare geluiden

al mijn verboden gevoelens
laten zichzelf uit
horizontaal, verticaal
de liefde in het donker,
nee, het lichtste licht
is als een verschroeide tong

om niet te vergeten
moet ik steeds opnieuw
het moment weer openen
vaarwel, nee dag vochtig vlekje
de wortel van mijn leven
is het houvast van alle jaren

mijn horloge geeft,
blaast geen uren aan,
ze vergeet, ontlucht
mijn hele vel brandt
of dit dagdromen is
weet alleen het bronstig konijn