Slotsom

Herfst, 1997, tekening, A4

1997_herfst_k

Liggende storm

steeds verder weg
is er niets meer
geen ander teken
omringd de natuur

opnieuw was
opnieuw machtiger
de dichte deur
sloot de natuur

de lucht is nu klaar,
het water ontgolfd
de andere overkant
is de andere natuur

onze kwaliteit,
het grote zwijgen,
het leven, is niets
als de natuur herleeft

het halfvolle wijnglas
naast de dove kaars
is uitgeblazen natuur
is geen natuur

de tijd verandert
de slotsom tijd
ik ga maar werken
dat is mijn natuur

Verdrijving

Familie, 2013, boek 109, pagina 48

2013_b109_p48_familie_k

Ieder afscheid is een nieuw begin

Ik kom afscheid nemen, zeg ik. Zij zit aan een lange tafel, de rug
naar mij gekeerd. Ik kan niet zien hoe ze het opvat. Zij draait zich
een kwartslag om, trekt me tegen haar aan, haar borst raakt mijn
schouder. De krimpende afstand doet het bloed sneller stromen. Al
mijn cellen zijn nu verhit. Ik word duizelig, geef me over.
Mijn afscheid kan geen afscheid worden. De rauwe bewegingen die
we maken beloven andere dingen. Ik ben ergens bang voor deze
herrijzenis en bewonder haar moed mij vast te houden.
Wij, de geliefden, gaan gewoon door waar we ooit waren opgehouden.
Er komen nog ander jaargetijden. In hun gevoeligheid geven zij mis-
schien af op elke verandering, maar wij trekken ons er niets van aan.
Laat de rivier maar buiten zijn oevers treden, wij rollen wel mee en
zeggen gewoon akkoord, laat de lente nu maar komen.
Het afscheid kijkt ons argwanend aan, alsof hij geen enkel woord
gelooft en onze donkerste gedachten kan lezen.
Dit wordt een avond van verdrijving en één en al verleiding, het is
tenslotte een warme zomer. Niets heeft meer zijn oude loop, die
trouwens ook geen goede was. Die nacht galmt de gaal. Die nacht
verdort het gras dat wij beiden hebben doorweekt.
Die nacht maken wij familie zonder het te weten.

Irritant

Eigen wereld, 2013, boek 111, pagina 48

2013_b111_p48_eigen wereld_k

Onbereikbaar

Ik was zestien. Je stond naast me. We wachten op de bus.
Je probeerde een praatje te maken, dat doet toch geen pijn, zei je.
Ik luisterde niet en stapte de bus in. Je ging naast me zitten terwijl
er genoeg andere ruimte was. Je rook vies naar tabak.
Ik ga er hier uit, ik moet met de metro, zei ik, loog ik en stapte uit.
Waarom verliezen wonderen altijd hun glans bij mij? Eerst Sinterklaas,
toen de ooievaar. Nu dit. Ik kan niets vasthouden.
Vader zegt dat ik me afsluit voor iedereen, maar dat is niet zo.
Anderen zijn gewoon stom, onwetend en hebben geen fantasie.
Als ik zeg dat ik jou ken als de lege handschoen de beweging zie je
alsof het werkelijk in Keulen dondert. Dus dat wordt dan niets.
Als je terug had gezegd je trommelt in me, zou mijn holle lichaam
ineens bol van leven staan. Alles zou dan plotseling van niet naar
groot helemaal gaan.
Jouw koortsachtig mottig cirkelen rond de lamp is ronduit irritant.
Je mag branden. Ja, doe dat maar even.
Luister. Wat ik nu zeg is waar. Ik ben lang en onbegaanbaar. Niets
is bij mij verzonnen. Zoek me niet, ik ben een uitgetrokken hand-
schoen die eeuwig zweeft. Er is geen weg naar mij. Geen enkele.
Ik passeer, ik ga voorbij. Er is geen pats boem.
Dit alles maakt me niet gelukkig, maar ook niet moe. Ik ben zo.
Je bent voor altijd een vreemde voor me, ook met je praatjes.
Zag je met je vreemde ogen niet mijn vreemde mond?

De kus

Toenadering, 1997, bewerkte foto

1991_toenadering_bf

Aan de rand

Ze hield het uiteindelijk niet meer uit en zei op die goede dag:
Je hebt me al heel lang niets verteld meer over jezelf!!
Hij keek geërgerd op en nam nog een slok van zijn verse cap-
puccino (wit op de bovenlip) en gaf geen sjoege.
Droom je nog wel eens over me? – viste ze verder.
Ach, dat is al zo lang geleden – mokte hij – ik kan me zelfs dàt
niet meer herinneren. Ondanks het gezucht daarna leek hij
plezier te hebben bij die uitspraak. Zijn mondhoeken krulden.
Zij:
Wat kan je toch prachtig serieus kijken als je dat zegt, terwijl je
gewoon maar iets zit te verzinnen!!!
Graag had ze nog verder willen vertellen omdat ze wist wat hij
daarna nog meer zou verzinnen, maar hij kwam snel op haar
toegelopen en met zijn dunne, maar hartstochtelijke lippen kuste
hij haar vol op de mond. Fluisterde daarbij de rest van nog meer
onzin in haar gewillig oor. Dit klonk oprecht.
Even wist ze weer dat hij geen drijvend lijk was en voelde zich als
een weekdier zonder huis. Heel ongewerveld.
Even later:
Zij zag er mooi uit, omdat ze succes had. In de omgeving stond
ze bekend als de vrolijke, gemakkelijke vrouw.
Dat scheelde.
Wat men niet wist was dat ze van tijd tot tijd als heer verkleed op
avontuur ging. Talrijke vrouwen knoopten een relatie met haar aan.
Ze stotterden alle frustraties over hun mannen uit. Waarop zij dan
doodleuk als een echte hij zei: Dat interesseert me niet, vrouwmens!
Ga weg, je bederft mijn uitzicht!
Men vertrok daarna met een spijtige staart of iets dergelijks tussen
de benen: versierpoging mislukt!
Het gaf haar veel plezier. Haar succes was zo sterk dat het de natuur
ook opvrolijkte. Bladeren glimlachten zich mooi, werden glansgroen.
Natuurliefkozing is o zo mooi als je er oog voor hebt.

Juiste maat

Te rechte trechter, 2013, computertekening

2013_te rechte trechter_ct

Kleine geschiedenis

Toen ik nog onder het gewone volk leefde, niet eens zo lang ge-
leden, was er eens een uil in een boom flink aan het krassen. Het
was bepaald geen beschaafd geluid en de mensen keken bezorgd,
wilden hem per direct doodschieten.
Ik hield hen tegen, maar de mensen duwden me aan de kant met
de woorden: uilen brengen ongeluk. Wanneer er voor mensen on-
heil dreigt, dan komt er een uil krassen…
Dat leek me sterk, een uil is juist een wijze vogel, dus als er echt
onheil is zou je de vogel eerder moeten bedanken, niet doden.
Ditzelfde verhaal, maar dan anders, deed me denken aan een klacht
over een trechter. Er zou te veel vloeistof door zijn hals vloeien. Hij
zou niet genoeg taps toe zijn gemaakt, hij begon te sputteren (wat
voor een trechter zoiets als stotteren is) en de mensen werden heel
boos.
Die trechter had echt wel de juiste maat om van groot naar klein te
gaan. De mensen waren gewoon te ongeduldig en snapten de tijd
niet. Tijd is vloeibaar mits het uit een goede bron komt. Tijd heeft
geen lichaam en geen geest. Tijd heelt, is een wonderdoener.
Even later, toen de rust enigszins was teruggekeerd, bleek dat uit
de tuit van de trechter een onbevangen geest wegvloeide. Men
schrok, probeerde het nog te verdoezelen, maar een onbevangen
geest gaat nooit verloren, dat is tegen zijn ethische principes.
Sindsdien hebben mensen weer grote bewondering voor trechters.

Stil gesprek

Stereo, 2003, bewerkte foto

2003_stereo_bf

Witte bank

Kinderloos, dat zie je zo. En dierloos gelukkig. Hier is ruimte voor
muziek. Hier is praten belangrijk. Gesproken woorden roepen beel-
den op.
Het beeld vertelt een mooi schemerlicht dat de kamer insluipt. De
witte bank weerkaatst, maakt licht.
Dan:
Zij praat en wil dat ik ook praat. Op verzoek praat ik dus. Over hem.
Er ontstaat een soort ontmoeting (die we ooit in het verleden vaker
hadden). Zonder ons in te spannen praten we over alles en nog wat.
We raken elkaar in het onderwerp.
Zij geeft toe dat ze hetzelfde denkt.
Over hem dan. Altijd over hem.
We zongen elkaar een beetje toe die middag. Er was muziek uit het
stereo apparaat, een cd: in de verte aanwezige vogels in het bos
tijdens een wandeling. Heel kalm en rustig, passend in het huis.
Soms was het even stil, nooit lang, we zagen elkaar in de ogen.
Ze moet het gezien hebben: mijn twijfel, kwets ik haar niet?
Wellicht had zij dezelfde gedachte en voelde zich daardoor niet
gekwetst.
Om kort te gaan: we waren weer eens één met elkaar die middag.