Hommage

Happy Man (Sigmar Polke), 2002, acryl, 100 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Het waarom

Waarom de woede in je ogen?
Heb ik je misschien aan het denken gezet?

Zoiets zou Sigmar Polke (1941-2010) tegen zijn broer Wilfrid (ook
al kunstschilder) gezegd kunnen als hij nog leefde. Hij ging dood
terwijl al het andere doorging. Hogere wezens bevalen dat.
Ooit in Polen geboren werd hij beroemd in Duitsland en de hele
wereld. Heelalkunst.
Wat mij persoonlijk zo aan hem beviel was zijn dubbele bodem
mentaliteit. Alles wat gewoon was werd (even) vreemd door het
in een andere context te plaatsen. Humor en kunst is een gevaar-
lijke combinatie. De meeste kenners zijn humorloos. Zij kunnen
niet relativeren. Mapjes te weinig waarschijnlijk.

Ik heb een lichte voorkeur voor zijn tekeningen. Dat verraad ook de
kern van mijn eigen werk. Tekeningen maak je vanuit je ziel, al het
andere is een ander verhaal, tweede garnituur.
Polke was een tovenaarsleerling en had lak aan de eeuwigheids-
waarde van kunst. Daar was hij te levendig en te lenig voor.
Bovendien is hij nooit in een stroming te vangen geweest. Ook al zo
plezierig! Opvallend was zijn belangstelling voor kitsch. Het verhaal
wil dat hij ergens in de zestiger jaren aan een bloemstilleven werkte,
maar plotseling een Bijbelse stem hoorde die hem beval geen bloe-
men maar flamingo’s te schilderen. Eerst wou hij nog doorschilderen,
maar toen besefte hij dat er geen ontkomen aan was, het was Hem
ernst. Het gevolg was dat Polke jarenlang zogenaamde smakeloze
kitschschilderijen maakte (wel fraaie!).
Zelf geloof ik niets van dat verhaal, het is des kunstenaars om zo
alles rond te praten. Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat het een
groot genoegen is om van alles te beweren en het publiek vindt het
geweldig.
Ook hier blijkt weer: je moet alleen dat geloven wat je wilt geloven.

Verhoging

Beter kijken, 2013, boek 11, pagina 56

2013_b111_p56_beter kijken_k

Aan de wand

Vergeet je haar niet te kammen voordat je gaat kijken.
Kijk even hoe je gaat kijken. Verspreid een zoet gerucht en breek
de tijd. Daarna heb je veel kans iets terug te krijgen van een werk
aan de muur. Vergeet niet vooraf heen en weer te lopen, zodat je
los komt uit de wereld die je zo goed kent. Stel je daarna zo groot
mogelijk op en zend schoksgewijs je blik richting muur. De hele
wand, nee, de hele ruimte zal gevuld zijn met stilte.
Daarna zal het werk zeggen: gefopt zijn we, kom maar hier, ik
houd toch wel van je.
???
Soms denk ik zo. Soms vind ik zoiets een achterlijke gedachte.
Ik ben zo zwaar bewaakt door mijn eigen held dat ik alleen wat
gesluimerd kan zien. Mijn weke mond laat alle wapens vallen als
ik kunst zie. Mijn voeten staan nooit bang, maar druppelen van
veel vreugde.
SGUARDO PIÚ ATTENDO lees ik duidelijk terwijl ik beter kijk, een
soort Droste effect, recursie ten top. Ik voel me oneindig worden.
De zaal is vol met mijn ikken.
Even de draaikonterij veranderen en dan is alles fataal fractaal.

Denkhoofd

Stil verdriet, 2013, boek 11, pagina 28

2013_b111_p28_stil verdriet_k

Iemand

Het licht valt op haar door de ramen noords naar binnen.
Als zij opstaat is het huis nog leger. Zij zit op haar vaste stoel,
geen krant op tafel. Kranten kauwen alleen slecht nieuws door.
Ze is alleen. Geen volle man die haar vindt.
Ze denkt veel, te veel voor iemand die gevaarlijk is voor zichzelf.
Ze denkt de dingen uit elkaar, zoals ze zelf zegt. Dat is heel ver-
moeiend. Het keert bovendien de mensen van je af.
Ze denkt straten vooruit, slaat iedere hoek om, keert nooit terug.
Ergens in de verte moet de optocht van de toekomst toch liggen.
Ze ziet het niet, er is steeds te veel mist. Haar voetstappen klinken
hol en zinloos.
Haar jongensachtige hoofd wil graag veerkrachtig zijn en langs de
grachten slenteren. Roekeloos doen en de aderblauwe zwervers
laten liggen, niet aanspreken, dat zou mooi zijn.
Zij struikelt over haar eigen opengeklapte koffers. Haar vriend is
niet onderweg. Haar zondagmiddag is niet bezet. Haar innerlijke
broer is op vakantie.
Maar nu ziet ze een steeg. Onzeker kijkt ze in de smalte. Ze wordt
tot werkelijkheid gewekt en ziet een ander. Die wenkt. Ze doet
wat ze anders nooit doet, ze volgt tot haar grote schrik.
Hij neemt traag zijn bril af en zegt: Ik neem je mee!
Ze knikt en denkt dit is de gozer die mij zoekt!
Ik neem je mee en zal je laten zien wat je zoekt – vervolgt de man.
Moet ik daarin dan leven? vraagt ze zacht. Ze durft hem niet aan te
kijken.
De man lacht en zegt: jij misschien, maar ik ben een dichter…
Samen volgen ze de oever waar ze zoveel van houden.
Het tochtje is niet kort, ze zien wel.

Liedje

Squirrel, 2013, bewerkte foto

2013_squirrel_bf

In het bos

Recept: veeg alle roodbruinigheid met een roodbruinige penseel
in je schoot op een leeg bospad, sluit daarbij alle bourgeoisie en
stotter lieve woordjes, sluit alle alledaagse gedachten, verpieter
het groeiende afluisteren, kijk naar je blikveld, lap alles even na
met een zoute spons.
Wat krijg je dan?
In de eerste plaats een warm gevoel. Dierlijk bijna. Bijna, omdat
je mens bent en niet kan weten hoe dieren voelen. Het is dus een
recept voor oude vreugde en daar heb je nooit te veel van. Dat
wordt werkelijk smullen.
Voordat het gaat waaien moet je eerst een liedje zingen.
Een liedje in jezelf over Love Forever. Iedere stijl is daarbij goed.
Daarna hebben de herfststormen geen enkele invloed meer op je
glazen huis. Het zal niet instorten, de spaanders blijven heel.
Nu je toch in deze droom bent, zie je hoe een reusachtige kop
van een eekhoorn in je schoot groeit. Het raakt de weggeraakte
stilte. Diep ritselend mompelt het beestje: je bent mijn huisje…
Ze ontvouwt zich verder zonder zwaar te worden. Zonder enige
kennis vooraf weet je dat deze eekhoorn op zijn minst boven de
85 is. Het zal zijn laatste jaar zijn. Ze voelt het, ze ziet het in de
lieve ogen van het beestje.
Ik wil graag je huisje zijn – zegt ze zacht terug. De eekhoorn
poetst daarop uit verlegenheid en genot haar neus. Samen zitten
ze nog uren in het bos.
Ze hebben geen haast. Er staat geen auto aan de kant te wachten.
In groot belang voor de toekomst laten ze samen het licht stralen.
De natuur lijkt even besluiteloos en zet de tijd maar even stil.

Donkere jas

De schilder, 2013, bewerkte foto

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Bloostijd

Een mens dwaalt wel eens af van het voorgenomen doel.
De kunstenaar niet, die houdt niet zo van gebakken lucht
of woestijnspiegelingen en dat is maar goed ook.
Hij weet wat hij wil, kiest zijn doel, voelt zijn binnen.
Laat zijn borst niet dwalen en spreekt ondertussen boekdelen.
In alle stilte weet hij precies wat hij wil zeggen, maar heeft
niet de tijd om dat te begrijpen. Tenminste niet direct, alles
achteraf als het goed is.
Ondertussen leeft hij in grote onzekerheid.
Misschien had hij iets anders of niets moeten maken. Het leven
passeert het dagelijkse leven en dat is eigenlijk al genoeg.

Terwijl hij voor de honderdste keer zit te staren wordt het hem
ineens duidelijk. Eindelijk!
Deze tekst is geschreven door twee verschillende handen en wel
tegelijk, als een goede pianist.
Hoe kon hij dat steeds over het hoofd zien. Ezels zien meer!
Geen woord te veel, geen spelfouten zelfs. De schrijver was
goed op dreef gekomen, al was het begin vast wel wat moeilijk
geweest. De ontdekking van de tweede hand maakt alles nu veel
begrijpelijker. Vooral als je veel aandacht besteedt aan de
stippen op de i en j. Dubbeltalent, dat lijkt hem wel wat.

Het mooiste ogenblik is grenzeloos, als een constant openbarsten-
de bloem.
In zijn dromen lukt het hem dit gelukspunt te vinden en op te rek-
ken tot het volslagen tijdloze. Bij waken is dit totaal onbereikbaar
helaas. Het ogenblik wordt te snel nagekeken door het rood van de
wangen: de tijd bloost zich een weg.
Dan vindt hij de vorm van een menselijk lichaam ineens ook erg
beperkt en helemaal drie keer niets. Knullig!
Hij laat een biggeltraan in de tuin vallen, waarop de merels vlot,
geïnspireerd gaan zingen.
Vogels hebben ook hun mooie ogenblikken.

Geluid

Bleu Blow, 1997, bewerkte foto1997_bleu blow_ct

Duisternis

Midden in het holst van de nacht had ze haar grensbewaking uit-
geschakeld en ving aan met het vals zingen van een lang en luid
jaaaaa…
Niet de volume maar de hevigheid nam toe, toen haar kooi van
elektriciteit zich ontspande. Ze hield zich daarna zwevend tot ze
een klein piepje in de ruimte werd . Haar stembanden waren zo
verbijsterd dat ze een korte tijd wegbleven. Ze was er stil van.
Stembandloosheid kan rustig klinken. Haar ribben kregen rust.
Door de pleuritische kieren van haar longen woei tenslotte al het
vuil weg. Een bestaan buiten haar vond de weg zonder op te hou-
den te bestaan.
Een junk riep nog om een dealer, rammelde met zijn kettingslot.
Hij zocht liefde, maar of die wel zo graag bij hem naar binnen
wou is maar de vraag.
Ik geloof dat ik over haar droomde, maar helemaal zeker ben ik
daar ook weer niet van.
Misschien kwam ze alleen maar even ter sprake in een bouwvallig
bos. Als zij het was, stond ze aan de rand. Nee, niet ervoor.
Ze stond met haar billen gericht naar het pad ernaast, rookte en
was ergens erg heel kwaad over.
Tenminste als zij het was.
Vagelijk schieten me droomklonten boven, voel dat het over een
soort groot geheim ging wat aan het uitkomen was. Bijna zag ik
het. Wortels trokken woord en beeld steeds weer weg. Geen
knoppen, geen stammen of takken. Laat staan bloesem…
Zonet, toen ik jou zag, dacht ik dat zij het was die daar stond,
maar jij was het.
Je was helemaal niet boos, maar kuste me.
Fijn als er zoveel liefde naar binnen wil.