tot dan!
Maandelijks archief: november 2013
Mirakel
Goede stemming, 2013, boek 110, pagina 19
Mirakel
Toen de vlammen bergafwaarts bromden en het zwarte hart niet
meer in de hemel hing, toen pas gingen alle alledaagse verdwaal-
de schaduwen tussen de duiven zitten.
Ik stapte dus wat harder aan, nu kon er alleen nog iets moois ge-
beuren. Onderweg negeerde ik de hongerige blikken van mijn oud-
studenten. Zij hadden al genoeg geroofd. Bovendien was mijn hart
nog lang niet uitgeblust, ik voelde me zelfs wat wellustig, of iets wat
daar dan op leek, die dag.
In zo’n geplande stemming beleef je vrijwel nooit iets. Nooit vooraf
beelden maken, later valt het altijd tegen, is mij ooit geleerd. Dat
geldt voor de kunst, maar ook het gewone leven. En nu voelde ik
het applaus toch al ergens in de nek. Het onverwachte plaatste zich
al dichtbij. Alle eksterogen richten zich hitsig en glimmend op mij.
Ik kon er niets aan doen, ik wou er niets aan doen.
Met een rotsvaste verankering zou ik deze hunkering omarmen.
Hoezo riskant?
En toen…
Dat stuk houd ik mooi voor mezelf.
Het was een mirakel, een Godswonder.
Geduld
Gebakken lucht, 2013, boek 110, pagina 83
Toen en ooit
Hij trok zich terug in het verleden.
Noemde het toch nieuw terrein en voelde zich eindelijk thuis.
De dagen en nachten daarna waren goed gevuld.
Gevuld met eigen-ik-engelen-geduld. Heel fout.
Hij zou zichzelf uit de roulatie moeten nemen, definitief, om men-
sen te beschermen tegen zijn mooie verhaaltjes. Hij is een hart-
en zielenbreker, een opportune kansgluurder.
Maar ja, leg dat maar eens uit aan een te vroeg geboren fantast.
Hij weigert de dialoog in een flink besterde lucht.
Het alsof van vele jaren is allang een sleetse gewoonte geworden.
Hij bokbakt de donkere lucht en ruikt volgens hemzelf lekker. Er
zijn genoeg vrouwen die dat onder ede willen beamen.
Onder de brug, in Basel, werd hij ouder. Niet dat hij het op het
moment voelde, maar achteraf. Achteraf ouder worden is
een wonder.
Het einde van gister maakte opnieuw zijn begin. Achter de bergen
is nog niets gezegd. Om te weten wat je niet hebt moet je reizen,
niet denken. En dan?
Dan branden je voeten, zingt de koorts, ontroert het hart en is
er geluk en wil. De wil om weer ouder te worden.
Ineens had hij zin in gebakken lucht. Tijden niet gehad.
Eindeloos
Stilleven, stil even, 2013, boek 11, pagina 45
Soort brief
Het is waar, ik heb je lang, lang niet geschreven. Veel nieuws is
inmiddels waarschijnlijk oud nieuws geworden. Ik ben wat ouder
geworden, maar niet ouder dan mijn mededelingen.
Ooit was ik zo licht van jou dat ik ging zweven. Als jongen heb je
dat graag, nu houd ik liever mijn beide voeten op de grond, ik wil
tenslotte niet vallen.
Ik mis je, jij mij hopelijk ook, bij het uur van slapen gaan.
Het welterusten zeggen is een stilleven geworden. Stilleven is nu
stil even. Alle wijsheid ligt onder een dikke deken.
Het besef dat ik leef en niet droom, wil ik met je delen. Is dat wat?
In de dubieuze intimiteit mogen wij best naakt lopen, lijkt me.
Ik gun het ons. De afkeurende, meewarige glimlachen van anderen
doen me niets. Het maakt hun domheid alleen maar groter.
We zaten aan een eindeloze tafel, aten eindeloze taart. Ineens was
die taart op. We zagen onszelf gekauwd en gegeten door een gul-
zige, sponzige mond.
En nu is het deeg binnen en we weten niet meer wat buiten ge-
beurd. Nostalgische vraatzucht bederft alles. Ook aan die eindeloze
tafel.
Vredig zijn de definitieve daden, zeggen ze, maar ik voel me net
geboren en weet niet wat vredig is. Ik leef in het glanzend groen,
waar het licht nog knakt. Mijn stam is nog steeds hetzelfde, ook al
zijn mijn bladeren niet meer van hetzelfde oude.
Ergens aan het eind knaagt en knabbelt het leven.
Dat wilde ik je even laten weten op deze herfstige zondagmiddag,
maar je wist het al, je had het al gevoeld.
Zondagbloem
Blumen stilleben, 2013, computertekening
Alles is kleur
middag zondagt middag
volkomen vredig valt
een onwelkom blad
ik blijf mijzelf alleen
hoe kan dat bestaan?
bloemen om je te redden
kleuren vergetelheid
terwijl het geheugenloze leven
vaag condenseert
het boeket viert opera
zonneschijn is altijd alles
harde woorden verdwijnen
je hebt een mondige mond
en kocht met zoute tranen
je rimpels en je wit haar
het donker lokt niet
je tast niet in het duister
als de dag eindigt
aanvaard je de avond
je woont in jezelf
in het toevloeiende duister
duizenden jaren
zal je de wereld nog kleuren
onder de wortels van deze bomen
klotste eens een oude zee
de natuur roept alle kleuren
vormt dichterlijke liefde
Schaduw
Trouwe woorden
Ik lijk op niemand, ik zou niet weten op wie.
Ik ben meer een halvegare aardkloot, lijk hoogstens wat op een
schildpad: ik neem alles mee. Daar kan je heel oud mee worden,
de hoge leeftijd van die dieren is bekend. Ik ben behoorlijk oer.
Later zal de koolstofmeting wel bepalen hoe oud ik feitelijk ben
geworden en dan ga ik het nog één keertje dunnetjes overdoen.
Jij zit op een schaduwpaard, ik niet. Je hoefgeklap stoort me
niet.
Kijk,
ik ben mijn woorden trouw gebleven. De inhoud is nooit veranderd.
Hoe wezenlijk bleef ik mezelf?
Ik weet, er wordt veel gefluisterd. Een hogere macht maakt me
vrij, zegt men. Dat is niet zo, ik luister en murmel maar wat tot
dat ik er duizelig van word (zonder te vallen). Ik strijk mijn hand
langs mijn voorhoofd en zeg: O.K., dat hebben we ook weer gehad!
Anderen zeggen dan natuurlijk dat ik de dood van mijn voorhoofd
heb zitten strijken…niets is minder waar. Ik hoor heel misschien de
klok van de lonkende veerman en daar valt heel goed mee te leven.
Kijk,
de zomer staat bij mij altijd hoog en warm, voel maar.
Ik zit verscholen in het volle koren en speel op mijn klarinet. Laat
de libellen dansen en de lavendel geuren. Ik maak geen herrie, ik
heb een blij stemgeluid. Mijn vereelte handen houden het verkeer-
de licht tegen, mijn hoofd is ver vervuld. Zwevend langs de toppen
van mijn acacialaan is alles licht.
Kijk,
ik weet dat het mooiste van mijn leven meer is dan één herin-
nering. Ik blijf jong, dat heb ik meer dan eens verstopt beschreven.
Als je tot geluk bent geschapen herbloeit alles wat je aanraakt.
Het tragische van dit alles is dat de kleine angsten veel bederven.
Al is de gouden glans nog zo groot in je ogen, de damp van de
duister is groot, oppermachtig. Dat hoort bij de mens kennelijk.
Gewoon negeren, niet naar luisteren dus. Je hebt wel wat beters
te doen.
Geheim
Long nights, 2013, computertekening
Nachtpaard
Ik heb een man gekend met een glazen hoofd, tenminste zo heb
ik het ervaren. Je kon hem zien denken. Het trillen van de cellen
riep allerlei emoties op. Hij kon uit zijn geopende hand een sinaas-
appel weg laten fladderen , zonder dat het viel. Zijn poreuze huid
maakte dat mogelijk. Bovendien had deze man een kleurig paard.
Dat wil zeggen, zijn paard nam in de nacht altijd verschillende, felle
kleuren aan. Gewoon voor de lol. Soms gaf hij zelfs licht uit zijn
buikwand. Op zich was het wel vreemd, want de glazige man was
een schone schipper en wat moet een schipper nu met een paard?
Paardenkracht is tenslotte geen vaarkracht.
Maar was het wel een sinaasappel zul je je misschien nog afvragen?
Als ik het niet zelf echt had gezien, zou ik misschien ook wel gaan
twijfelen, maar de vrucht vloog gewoon uit zichzelf door de lucht,
alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Er zijn tenslotte wel
meer bollen die in de ruimte rondzweven.
De plek waar deze man met zijn bijzonder paard woont houd ik
strikt geheim. Ik durf het niet te beschrijven, omdat ik de mensen-
soort ken. Wel verklap ik dat deze man de kunst verstond om met
zijn nagel in zijn ziel te schrijven. Hij zei daarbij dat zijn hart dan
lekkerder zou proeven. Het binnenste van zijn lichaam was hem
niet vreemd (wat vrouwen gek maakte of bijzonder aantrok).
Soms liet hij de afstand varen om zijn zeilen te herstellen. De
meest begerige vrouwen mochten daarbij dan even inschepen,
zoals hij de geslachtsdaad noemde. Daarbij mochten ze geen
enkele naam noemen. Deden ze dat wel, dan zouden ze de rest
van hun leven heel eenzaam blijven. Het was dus stil genieten.
Kortom, als je weer boten uit het niets ziet aanmeren, dan weet
je dat de schipper met zijn glazen hoofd aanwezig is.
In de verte zal zijn kleurig paard al van blijdschap hinniken en
flink van kleur verschieten.
Hommage
Happy Man (Sigmar Polke), 2002, acryl, 100 x 80 cm
Het waarom
Waarom de woede in je ogen?
Heb ik je misschien aan het denken gezet?
Zoiets zou Sigmar Polke (1941-2010) tegen zijn broer Wilfrid (ook
al kunstschilder) gezegd kunnen als hij nog leefde. Hij ging dood
terwijl al het andere doorging. Hogere wezens bevalen dat.
Ooit in Polen geboren werd hij beroemd in Duitsland en de hele
wereld. Heelalkunst.
Wat mij persoonlijk zo aan hem beviel was zijn dubbele bodem
mentaliteit. Alles wat gewoon was werd (even) vreemd door het
in een andere context te plaatsen. Humor en kunst is een gevaar-
lijke combinatie. De meeste kenners zijn humorloos. Zij kunnen
niet relativeren. Mapjes te weinig waarschijnlijk.
Ik heb een lichte voorkeur voor zijn tekeningen. Dat verraad ook de
kern van mijn eigen werk. Tekeningen maak je vanuit je ziel, al het
andere is een ander verhaal, tweede garnituur.
Polke was een tovenaarsleerling en had lak aan de eeuwigheids-
waarde van kunst. Daar was hij te levendig en te lenig voor.
Bovendien is hij nooit in een stroming te vangen geweest. Ook al zo
plezierig! Opvallend was zijn belangstelling voor kitsch. Het verhaal
wil dat hij ergens in de zestiger jaren aan een bloemstilleven werkte,
maar plotseling een Bijbelse stem hoorde die hem beval geen bloe-
men maar flamingo’s te schilderen. Eerst wou hij nog doorschilderen,
maar toen besefte hij dat er geen ontkomen aan was, het was Hem
ernst. Het gevolg was dat Polke jarenlang zogenaamde smakeloze
kitschschilderijen maakte (wel fraaie!).
Zelf geloof ik niets van dat verhaal, het is des kunstenaars om zo
alles rond te praten. Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat het een
groot genoegen is om van alles te beweren en het publiek vindt het
geweldig.
Ook hier blijkt weer: je moet alleen dat geloven wat je wilt geloven.
Verhoging
Beter kijken, 2013, boek 11, pagina 56
Aan de wand
Vergeet je haar niet te kammen voordat je gaat kijken.
Kijk even hoe je gaat kijken. Verspreid een zoet gerucht en breek
de tijd. Daarna heb je veel kans iets terug te krijgen van een werk
aan de muur. Vergeet niet vooraf heen en weer te lopen, zodat je
los komt uit de wereld die je zo goed kent. Stel je daarna zo groot
mogelijk op en zend schoksgewijs je blik richting muur. De hele
wand, nee, de hele ruimte zal gevuld zijn met stilte.
Daarna zal het werk zeggen: gefopt zijn we, kom maar hier, ik
houd toch wel van je.
???
Soms denk ik zo. Soms vind ik zoiets een achterlijke gedachte.
Ik ben zo zwaar bewaakt door mijn eigen held dat ik alleen wat
gesluimerd kan zien. Mijn weke mond laat alle wapens vallen als
ik kunst zie. Mijn voeten staan nooit bang, maar druppelen van
veel vreugde.
SGUARDO PIÚ ATTENDO lees ik duidelijk terwijl ik beter kijk, een
soort Droste effect, recursie ten top. Ik voel me oneindig worden.
De zaal is vol met mijn ikken.
Even de draaikonterij veranderen en dan is alles fataal fractaal.
Denkhoofd
Stil verdriet, 2013, boek 11, pagina 28
Iemand
Het licht valt op haar door de ramen noords naar binnen.
Als zij opstaat is het huis nog leger. Zij zit op haar vaste stoel,
geen krant op tafel. Kranten kauwen alleen slecht nieuws door.
Ze is alleen. Geen volle man die haar vindt.
Ze denkt veel, te veel voor iemand die gevaarlijk is voor zichzelf.
Ze denkt de dingen uit elkaar, zoals ze zelf zegt. Dat is heel ver-
moeiend. Het keert bovendien de mensen van je af.
Ze denkt straten vooruit, slaat iedere hoek om, keert nooit terug.
Ergens in de verte moet de optocht van de toekomst toch liggen.
Ze ziet het niet, er is steeds te veel mist. Haar voetstappen klinken
hol en zinloos.
Haar jongensachtige hoofd wil graag veerkrachtig zijn en langs de
grachten slenteren. Roekeloos doen en de aderblauwe zwervers
laten liggen, niet aanspreken, dat zou mooi zijn.
Zij struikelt over haar eigen opengeklapte koffers. Haar vriend is
niet onderweg. Haar zondagmiddag is niet bezet. Haar innerlijke
broer is op vakantie.
Maar nu ziet ze een steeg. Onzeker kijkt ze in de smalte. Ze wordt
tot werkelijkheid gewekt en ziet een ander. Die wenkt. Ze doet
wat ze anders nooit doet, ze volgt tot haar grote schrik.
Hij neemt traag zijn bril af en zegt: Ik neem je mee!
Ze knikt en denkt dit is de gozer die mij zoekt!
Ik neem je mee en zal je laten zien wat je zoekt – vervolgt de man.
Moet ik daarin dan leven? vraagt ze zacht. Ze durft hem niet aan te
kijken.
De man lacht en zegt: jij misschien, maar ik ben een dichter…
Samen volgen ze de oever waar ze zoveel van houden.
Het tochtje is niet kort, ze zien wel.