Wartaal

Zwarte maan, zwarte man, 2013, tekening, A4

2013_zw maan-zw man_k

Zenuwpil

Als alles lust is, dan breekt het zweet met gemak nat uit.
Zwijgen zou werkzaam zijn, maar dat kan alleen met de mond van
een zonderling. Die schrijven mooie brieven voor geld. Tenminste
dat vertelde de nacht mij eens.
Diezelfde nacht vond ook dat dieren de stilte ontsierden, daar was
ik het ook al niet mee eens. Geluiden kunnen nooit ontsieren, ze
zijn er. Een verse regenbui schildert de opspattende plassen.
Ja toch?
Kom nu maar met je applaus, al is het hier niet op zijn plaats.
Als iets mooi is uit zichzelf hoeft het geen uitvergroting.
Het is vanzelfsprekend waar. Bewaar dat handgeklap maar voor
iets anders. De wolken zullen boten botsen en daarna weer andere
vormen aannemen.
Aanname is toch al zoiets vreemds.
Soms meende ik vreemd genoeg de wimpers van een wandelaar
te horen. Ik hoorde een soort ontredderd zingen. Zo lichtvoetig
had ik het nog nooit gehoord. Een beetje zenuwachtig, prachtig!

Mijn nervenman is een supersnelle man. Hij is ruimdenkend.
Luie geesten begrijpen hem niet. Hun trage geest bedwelmt hun
altijd te dichtbije horizon. Met een weemoedig gebaar herkauwen
ze hun oude vruchten. Het doet pijnlijk zeer, als een vals gebit met
foute etensresten. Je zou er gestoord van kunnen worden

Gedachte

Mr.Gloomy, 2013, boek 111, pagina 39

2013_b111_p39_Mr.Gloomy_k

Sombermans

Hij had een hard leven, dacht te veel na. Het geluk lag bij hem niet
op de lip. Zijn leven kwam niet zoals het kwam, nee, het nam zoals
het nam. Toch was  hij geen doorsnee man.
Zijn moeder zei altijd: denken is vernietigen. Daarna kwam de uitleg.
Het denkproces zelf toont dat aan, want denken is ontrafelen. Alles
wordt maar onnodig ingewikkeld. Duizenden ingewikkeldheden ma-
ken niks beter. Als mensen konden nadenken was het leven minder
ingewikkeld, de ziel hoefde dan niet meer zo te loeren.
Kwade tongen spreken dat mensen zich dan zouden doden van
schrik. Ze zouden niet meer kunnen leven. Dus houdt op met dat
denken!

Het is vroeg in de avond nu ik dit schrijf. Het is spontaan opgehou-
den met regenen. Er hangt iets vrolijks in de lucht. De dag verloopt
niet langer grijs, het flets blauwe neemt het over. Alles krijgt de kleur
van straatkeien en het doet nog steeds pijn om te leven. Voelen is
van geen belang. De kleur moet komen.
In het minder bleke en minder uitgesproken blauw weerspiegelen
de ruiten. Dit is het onbepaalde tijdstip, geleidelijk glijdt de avond
in. De avond wordt meer avond, daalt zachtjes neer.
Daarna doet hij zijn gewone werk. Pas dan voelt hij zich onbewust.
Onbewustheid is geluk, geen pijn. Hij daalt zoet neer, zijn hand
tekent een gekwetst moment. Daarna is het over. Het woord wee-
moedig verdwijnt ver achter de horizon, het hart vertelt, de weer-
zin verstart of wordt monotoon.

De grote vermoeidheid is niet meer in de ziel. Degene die hij was
wil hem somber stemmen, maar struikelde al bij de zonsondergang.
Er ontstaan prachtige werken in de stilte van de jonge uren.
Een toevallige geur strijkt aangenaam langs de ontvankelijk neus.
Het doek haalt herinneringen op. Hij is nooit meer alleen. Hij zou
hoogstens nog kunnen huilen om de stilte van dichte deuren.

Beperkt

Beterweter, 2013, boek 111, pagina 38

2013_b111_p38_zekerweter_k

Ander geluid

Het geluid wat hij voortbrengt nestelt zich graag in de nachtelijke
holte dingen van de dingen. Daarna werd het een vage kreet, ver-
gezeld van het piepende slingeren van een uithangbord.
Nog iets later schiet hij krijsend de ruimte in, hij is bang voor de
hoorbare stilte. Daarna is er alleen maar de wind, het slaperig merk
van de doffe angst. Ramen trillen.
Hij slaapt nooit. Hij weet. Hij is.
In de grote helderheid van vandaag is de rust van goud. Hij zou
zachtheid willen, maar de zachtheid wil niet, de zachtheid droomt.
Het zoeken naar waarheid daar gaat het om.
Ik zou zeggen zie wat meer naar kunst. Kunst haalt je bij de waar-
heid vandaan. Kunst is toeval en levert ruimte voor iets anders.
Kunst stelt niet tevreden, zij roept op. Als je zegt ik zie, is dat heel
wat. Kunst moet je onbekommerd bekijken. Pas dan zal het je bij
al het andere weghalen.
De meeste mensen laten hun gevoelens nooit weten wat ze voelen.
Ze spelen mee, gevoelens glippen weg. Men wordt nors, zwaait met
wilde zwaaigebaren en zegt dat dat geestelijke objecten zijn.
Hij weet beter, altijd: Gelooft u mij, ik voel altijd wat ik zeg, ook al
ben ik een man, ik zeg het al met mijn blik…mijn blik is meer
dan voldoende.

Wil

Schriklijnen, 2013, computer tekening

2013_schriklijnen_ct

Overleven

Eens hoorde ik een man van alles beweren:

De voornaamste eigenschap in de praktijk van het leven is de
eigenschap die leidt tot handelen, dus de wil. Zonder wil leef je
niet. Helaas zijn er op z’n minst twee dingen die dat belemmeren:
de sensibiliteit en het analytisch denken. Denken en gevoel gaan
moeilijk samen. Elk handelen is van nature een soort projectie
van de persoonlijkheid op de (boze) buitenwereld.
Omdat de buitenwereld bestaat uit voornamelijk menselijke we-
zens, ontstaan er gemakkelijk botsingen. Per persoon is dan de
handelswijze verschillend.
Om te handelen is het handiger om je niet te verplaatsen in
andere persoonlijkheden met hun verdriet en vreugden. Als je
medeleven vertoont kom je niet vooruit. Je moet de ander be-
schouwen als dode materie. Over een steen kun je heenstappen,
stenen bewegen niet in het algemeen.
Je moet een strateeg zijn. Een strateeg is iemand die met levens
speelt zoals een schaker met zijn schaakstukken. Een strateeg
doet niet aan verdriet van duizend harten. Dat is te menselijk.
Als de mens echt zou voelen, zou er geen beschaving zijn. Kunst
is niets anders dan een vlucht voor de gevoeligheid, die de daad
moest vergeten. Kunst is een sprookje.
Kijk, bij heersen hoort ongevoeligheid en geen tijd voor sprook-
jes. Ik ben een man van de daad. Ik win altijd omdat ik alleen
maar denk aan wat nodig is om te winnen. Al het andere is vaag.
Algemene menselijkheid, wat moet je er mee?

Zulke mensen bestaan. Zij geloven in het instinct van handelen.
Zij dromen niet.
Jammer.

Artis

Rouwroek, 2013, bewerkte foto

2013_Rouwroek_bf

Grijs

ik ken een Artisvogel
hij lijkt bijzonder echt
een fladder vliegengod
zo groot, zo stil
op dorre takken
speelt hij inktvlek
of buitengewoon
volmaakt

ik ken een Artisvogel,
spanwijdte zes meter,
met dwalende speurogen
golft hij menig mist af
hij is als vedermonster
wakker waakzaam
op zijn plaats gezet
uren verstrijken onberoerd

ik ken een artistieke vogel
zonder breekbare kleuren
hij is geen pronkpapegaai
het verlegen lichtvoetige licht
kleurt alleen de mandrillenkont
hij kan strengstrak zingen
deze grauwe rouwroek
praat niet met de doven

ik ken een artistieke vogel
luie geesten begrijpt hij niet
hij denkt snel, nooit traag
tussen de regels door
ontsteekt hij de waakvlam
voor dwaze dwaallichten
de aangewakkerde storm
zal alles verschroeien

(rouwroeken razerij)

Vroeger

Zondag, 2013, computer tekening

2013_zondag_ct

Zogenaamd zonnig kind

Vroegerschijn, zonneschijn, schijnbare schijn.
Haar jeugd was tamelijk prettig, ondanks de kostschool.
Zij bleef daar tot haar elfde jaar. De kostschool rook altijd naar
etenslucht, natte kleren, stijfsel. Je werd er streng opgeleid in
een aantal regels en verordeningen die haar veelal ontsnapten
en doorlopend geheimzinnig leken. En dan had je natuurlijk nog
de melancholie, vooral in de zomeravonden, je kon dan de slaap
niet vatten. Ergens zat je daar gevangen en je begreep nergens
iets van. De mysterieuze regels grepen je bij de keel.
Zo moest je Engels spreken op donderdag, Frans op zondag, an-
dere dagen gewoon je eigen landstaal. Soms de week daarop juist
andersom, heel vreemd.

Daarnaast zat God nog in iedere hoek en als de zuster floot bleef je
op de speelplaats stilstaan als een trillende jachthond.
Hoe dan ook, op een kostschool leer je veel. Je krijgt een dikke
huid. Ook wakkert het wantrouwen aan en je wordt leugenachtig
om te kunnen overleven. Je houdt er een onredelijke haat voor
zusters aan over. Je wilt later beslist geen kinderen.

Later ging ze naar diverse scholen, kon niet goed aarden, de
vrijheid leek te groot, het wakkerde alleen maar haar fantasie aan.
Veel ruzie had ze met haar moeder in die middelbare schooltijd.
Soms leek de moeder nog erger dan de zusters van de kostschool.
In de tijd was ze nijdig op haar moeder, zo zei je dat dan of je
vond haar bijzonder unfair. Waarom liep haar moeder niet gewoon
de zee in? Waarom had ze überhaupt kinderen gekregen?
Ze schreef toen elke nacht met een kinderlijke overgave die je
later nooit meer terug kon vinden. Dit was de tijd van ontsnappen.
Ze voelde zich niet goed op school, ze voelde zich niet goed thuis,
ze kroop weg in alle eenzaamheid met haar monsterlijke fabels.
Omdat ze nogal onoverkomelijk verlegen was sprak ze met niemand
over haar schrijverij. Haar opstellen op school deed ze op een heel
laag pitje om niet op te vallen. Ze wiste zo elk spoor uit. Niemand
mocht van haar gave weten. Liever een onvoldoende dan echtheid.

Ze hield zichzelf voor een geniaal genie en bleek dat later ook te zijn.
Het liegen bleef haar altijd achtervolgen.
Ze had het altijd over even het Zondagskind bijvijlen.
Niemand snapte waar ze het over had. Ze was een groot mysterie.