Rand

Late zomerwoorden, 2001, acryl, 80 x 80 cm

2001_late zomerwoorden_k

Warm leven

Het is de aarde die drijft en rolt door de mensen.
De aarde is een kermis, een vibrerende kabaalhal.
De meute en de massa loopt graag in het badende licht van de
kleurige schijnwerpers. Het elektronisch kapitaal doet de rest.
Zelfs de mensen van hoger niveau verliezen even hun hoofd en
kopen onverwacht de zachtste kaneelstok.
En dan de conversatie: die kletst en zwetst. Je kan het stadse
geneuzel dwars door een dikke deur horen. De nieuwe bezetters
rekken zich wellustig uit, maken van ieder plein een stapelplaats.
De successievelijke kluwen van het reële krijgt een zwaar toeval.
Draag meer vuur aan!
Draag meer water aan!
We zullen branden of verdrinken!
Dit schreef mijn onverbiddelijke hand, die zich even dronken aan
de wereldrand verdrong.

Taal

Schrijver, 2002, acryl, 30 x 40 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Woorden

Als kind kon hij al mooi dichten.
Hij had het over zijn hoofd als een krakend ei. Dat hoofd werd
bezocht door hemelse goedheid. Een bovenluchtstem fluisterde
hem veel goeds in.
Hoe kon hij dan toch zo koud en kil zijn, vraag je je misschien af.
Dat lag uiteraard aan de ouders. Die hadden geen idee van liefde,
woorden werden niet gesproken en troost lag dus op sterven.
Op die eenzelvige manier verveelde hij zich niet. Hij was grotkoning
in eigen heelal. Zoals blinden in het licht aftasten zo graasde hij alle
woorden af en kwam heel veel verder dan alleen maar blablabla.
De meeste gedichten gingen over zijn zere hoofd. Heel overdreven
sprak hij van een wind die zijn ogen verfde. Ook gaf hij zijn hoofd
graag over aan de grote verre wolken. In opgepakte wolken zat al
het gemiste moois, plus een aantal zonzieke ideeën.
Terwijl zijn ouders kei en kiezel slikten als krenten, proefde hij zijn
zachtste bleke kruisbessen en viel in zijn warm bedje van terloops.

Zee

Toeschouwer, 2010, tekening, A4

2010_toeschouwer_A4k

Zeebeeld

Ooit vroeg hij zich af of de zee de wind kon horen of zien.
Hij dacht van wel. De zee bleef nat en zweeg. Alleen regen bracht
nog wel eens een verward verhaal. Niemand kreeg er trouwens
kippenvel van, bleek achteraf, omdat het in de verkeerde taal werd
uitgesproken. En als de zee wel was te verstaan dan sprak zij vast
zoiets lulligs uit als: zoals de ouden zongen piepen de jongen.
Niks nieuws achter de horizon. En zo is het goed. Ja toch?
Mensen zijn grote beterweters, zeeën niet.
Ik hoorde laatst een mens zeggen: de wereld staat achter zijn
veelmantelige winden. Heerlijk om zoiets te roepen in de zucht
van de nacht. De bedoeling was dat je er licht van werd.
Ik werd er muzikaal van en speelde met vuur, omdat mijn boeken
aan plaatselijke spoken waren uitgeleend. Of aan spionnen, dat kan
ook (het waren zware boeken).
En zo klonk het wel degelijk pieppelepiep.
Als geliefd toeschouwer maakte hij flink stamppot van zijn spieren.
Jammer genoeg was er geen publiek om te getuigen.
Hij was als de zee.

Stem

De weg, 2015, computertekening

x.2015_de weg_ct

Vrije droom

Vrijheid hoeft niet iets te zijn. Vrijheid is gewoon een vlek.
Dat voelde ik op een feest in Italië, Ik heb gezien dat de schedel
bijna uit puur genoegen van de romp afviel. Ik zag dat er een
constante stroom uit beide ellebogen kwam. Je kon er met gemak
een heel dorp mee verlichten. Dankzij die uitzinnige mensen voelde
ik mijn vrije vrijheid en daardoor botte ik flink uit.
In mijn mooiste Italiaans zei ik inhoudelijk zoiets als:
Dare la voce rotta più aria, danno occhio fratturato più luce
(geef de gebroken stem meer lucht, geef het gebroken oog meer
licht).
Men was diep onder de indruk, veel meer dan nodig was.
Eigenlijk vond ik het zelf wat overdreven en nogal aanstellerig.
Ik bleef dus meer een half tevreden buitenstaander, die half dronken
van hervonden vrijheid gekscherende dingen zei.
Dus waar hebben we het over?
Ik moest de echte dingen nog meemaken voelde ik. Ik was nog niks.
Maar goed, zo’n belachelijk onderonsje deed me ergens toch goed.
Een poosje later bleek dit een vrije droom te zijn. Ook goed.

Zinloos

De boom, 2016, bewerkte foto

x.2016_de boom_bf

Ergernis

Als allereerste nemen wij afscheid van de groene boomtoppen.
Als de vleugels het laatste uit de lucht verzamelen en wij varen in
de beschutting van onze jeugd, dan draaien we als de dood aan
het kompas in ons hart.
Waarom bedenk ik dit nu? Wat wilde ik zeggen? Ben ik in de war?
Ik denk dat ik wat duizelig werd van de vingerafdrukken van het
licht. Zo werd ik een tiran van de herinnerde klok.

Kijk, de hemel likt zijn wonden graag in de vijver.
Sterren reserveren de nacht voor hun theater, de bergpas gaat de
maan tegemoet…
Maar wat moet ik met die wetenschap?
Als ik weet dat de zon haar oogverblindend scherm kan trekken,
wat moet ik dan nog? Alles is daarna blind. Niks, nada is verlies.
Ik ben een bewegende vreemdeling op een kale weg. Meer niet.
Nu is het wel zo dat iedere brug een gat in de lucht springt en dat
bouwterreinen verdampen door het zinderend bouwlicht, maar dat
maakt alles nog niet gemakkelijker. Dan begint het pas!
De taaie taalkwaal van een volwassene wappert jammerlijk op de
blindheid van eigen jeugd. Dat is bekend.
Op de hoogte van de jaren, bij het eindpunt van je vader, loop je
met grote passen door de velden van je voorthobbelend verleden.
Daar kan ik me dus vreselijk aan ergeren.
Waarom doe ik dat? Het is zo zinloos.

Laatste

Sterfdag, 2016, computertekening

x.2016_sterfdag (schiele)_ct

Uittreding

Er kwamen gevaarlijke stralen uit zijn ochtendlijf.
De kwade reuk van de boze droom roeide nog oppervlakkig voort in
zijn onderhuid. Zijn stem had nog geen stem.
Over een uurtje zouden zijn ogen wel weer zo vrolijk als de zon
zijn. Misschien. Eerst moest hij de bergen vol rimpels verwijderen.
In de nacht had hij over iets gedroomd wat onuitvoerbaar was: hij
moest een lijst maken van woorden die men nooit uit zou spreken.
Iedere keer hoorde hij het woord wat hij op zou gaan schrijven diep
in zijn linkeroor gefluisterd. Irritant!
Wat hij ook probeerde tussen de listen en het schuimbekken, het
lukte hem niet iets op te schrijven. Daarom werd hij boos wakker.
Maar inderdaad, na een uurtje smeulde zijn goedheid alweer en
werd zijn hart een dansende schelp. De harmonie was daardoor uit
de envelop gehaald. Schelpen glanzen mooi in ieder vocht omdat zij
het geheim van verborgenheid met zich meedragen.
Pas in de nacht kwam het akelig verval. Het vervagende lichtte de
leegte op. Met een beetje geluk gingen daarna zijn handen dansen en
zo ontstond een groots en laatste werk.
Dat kan omdat het hart altijd gelijk heeft en het laatste woord pakt.