Droom

Gedachte, 1985, tekening, A4

1985_gedachte_A4

Geluk

’s Nachts, als ik het licht uit doe en mijn ogen sluit, zie ik nog
steeds onder mijn dichte oogleden. Alles is heel helder met mooie
kleuren, zonder moeilijke verwikkelingen van psychologische aard.
Het is een groot genot. Iets waar je je helemaal…
Wat wil ik eigenlijk weten? Ik zou juist alles willen vergeten.
Als je doorgaat met die beelden, met die metaforen, dan wordt je
snel erg moe en je kunt het slapen wel vergeten.
Gevoelige hersenen zijn even gevoelig als de huid van blinden.
Laat alle gedachten los, zie niet meer!
En dan, pats daar is de droom al:
Wat een mooie morgen!
Het heeft geregend. Door de lage zon lijken alle plassen verguld.
Gouden straatmeren spiegelen de omgeving.
Ik plaats mijn linker hand op een koude tafel, neem met de andere
hand een hamer en sla. Telkens als ik hard sla voel ik me gelukkig
omdat het steeds mis is.
Ik voel me het miljardste kind, niet meer het vierde en wil dat voor
altijd blijven. Niemand hoeft het te weten. Niemand mag het weten,
het is een groot geheim. Niet omkijken. Niet vertellen. Mondje dicht.
En zo drijf ik verder op een witte, zwellende rivier, tot het hek van
een grote zwarte tuin.
Het is nacht.
Ik droom mezelf een einde wat geen einde is, maar een begin.
Een begin van diepe slaap.

Adem

All is said and done (dode Roger Raveel), 2013, schets


.2013_DR_all is said_

Nog steeds

Ik ben hier. Ik zeg het steeds opnieuw. Ik ben nog steeds
niet dood. Mijn hoofd, steeds boven de wolken, is mooi op
gang, nog lang niet kalm of rustig. Mijn benzine raakt niet op.
De rook van mijn hoofd stijgt op met bedrijvigheid. Geesten
scheren zich weg, zij zijn te ouderwets. Ik ben nu hier, dat
alleen telt.
Ik heb so wie so liever het midden van de donkere nacht dan
een heldere ochtend. Alles lijkt zo stil en schoon.
Kom hierheen, zeggen mijn gedachten en een idee is gelijk
geboren. En als er nu een wolk voor de maan schuift is het
nog mooier. De mogelijkheden zwemmen om me heen. Ik kan
ze bij wijze van spreken horen, ze ritselen graag. Met gemak
pak ik eentje bij de lurven en slinger het op het papier. De
witte spanning is voorbij, de eerste haal bepaalt de rest.
Ergens in de verte neemt een stem een vorm aan. Het is zo
dichtbij dat ik bijna met mijn hand langs het onderschrift kan
voelen. Ik moet verder.
De dag breekt alles, echt.
Er zitten allerlei vlekken op de vloer. Een titel komt zomaar
als slotakkoord. All is said and done. Altijd achteraf dan.
Het voelt als een vrouw, die ik de hele nacht bemind heb, haar
naam komt maar niet bovendrijven. Ik en de vrouw hebben oren.
Oren om de ander gerust te stellen.
Dit gaat door tot de laatste adem, maar daar hebben we het
nu niet over.

Ruis

Geparkeerde dood, 2013, schets

2013_geparkeerde dood

Groene kop

Wat de bedoeling is van de directie van Het Museum met uit-
gerekend Blabla te kiezen als kenmerkend voorbeeld van de
jaren zestig zou ik dolgraag willen weten. In mijn jonge jaren
was ik echt een stuk interessanter. Kennelijk heb ik niet de
goede papieren of heb ik te weinig indruk achter gelaten door
mijn ernstig introvert gedrag.
Ik probeer het te begrijpen, maar zie niets in heer Bla. Zijn
verhalende opbouw met een duidelijk gejat karakter is echt
beklagenswaardig. Je zou er een plaatsvervangende groene
kop van kunnen krijgen als je net zo zwak was als hij.

Zijn vaste en nogal domme kring van bewonderaars hebben
hoge verwachtingen van deze blaaskaak. Hij begrijpt dat deze
mensen toch geen tijd hebben om zich echt te verdiepen.
Dus kan hij in alle rust zijn verblindende gang gaan.
Zijn merkwaardig zelfvertrouwen kent geen benoembare grens.
Mijn toon zal hem niet eens opvallen of onrecht doen, daar
moet je meer gevoel voor bezitten. O nee, een ongemakkelijk
gevoel is alleen voor de gevoelige zwakken.
Dat het leven begint bij zelfspot is voor hem niet normaal of
gewoon. Zijn innerlijke wereld is even excentriek als monster-
lijk.
Ik sla mijn mantel om me heen, zie hoe de ochtend gloort en
maak een toekomstige reis.

Weg

Casa Grido, 2016, computertekening

x.2016_casa grido_ct

Grijze dag

Je hebt vaak van die herfstdagen dat het licht te zwaar blijkt te
zijn. De regen geeft de duisternis een kus op de kaken.
Je oogholten kunnen het licht niet echt vinden, er hangt een dof
ijzer voor.

In die dagen schilferen de misbaksels buiten. Als bleke broden
kwamen ze ‘s morgens nog uit hun lakens, zetten zich slap in
het zadel om iets te gaan doen. Dat iets werd snel niets, want
deze misbaksels kunnen niets bakken, zij lossen op in de aan-
houdende miezerende motregen.
Daarna zijn alle praatjes en smoesjes over om plaats te maken
voor een roze belofte. In de kinderlijkste kleuren, tussen alle
kieren en speten groeit al het schoons op de verse kluiten wat
je alleen met rozenogen kunt bekijken.

Is het wel goed met je, hoor ik je nu zeggen.
Jazeker, ik staar in het water, terwijl mijn tanden schudden.
Kalk en azijn voeren kennelijk hun strijd.
Aan de andere kant voel ik me niet ongelukkig, ik zit met gemak
met mijn kartonnen rug tegen de warme cv, om maar iets te
noemen.
Nee, mij hoor je niet klagen, iedereen zou trouwens eens op
moeten houden met dat zuchten en klagen.

Mijn toereikende grond kan niet worden afgeplakt, het is te
groot. Ik ben niet gekooid, dus vrij. Het geeft me een gevoel
dat alle sterren eigenlijk alleen voor mij stralen.
Als ik loop stuift het zuiver zand uit ontzag regelrecht de
grot in. Mijn weg is altijd open.
De regen is overigens al lang gestopt, zie ik nu.
Het grijs wordt wit.

Ontrouw

De wereld huilt, 2016, computertekening

x.2016_de wereld huilt_ct

Alles stroomt, niets blijft

Wie trouw wil zijn moet er een dubbel leven op na houden,
schreef hij ooit aan zijn vriend. Was dat zijn conservatieve
stuk? En wat is eigenlijk ontrouw?
Toen de vriend hem ooit eens had bekend dat hij wel eens
over andere vrouwen fantaseerde werd dat meteen als een
vorm van vuiligheid gehoord.
Elke werkelijk bestaande vrouw weet dat mannen dat doen
en omgekeerd, vrouwen vinden het normaal om over andere,
onbekende of bekende, mannen te dromen.
Als de vermeende vrouw uit droomstof bestaat, bestaat op
dat moment de fantasierijke persoon ook uit droomstof.
Beide personen komen elkaar ergens tegemoet. Het grote
verlangen wordt ineens sterk verhevigd. Het bevindt zich ergens
ver boven de boomgrens. Bijna hemels.

Na een mislukt avontuur was hij weggedwaald zonder iemand
daarvan op de hoogte te stellen. Dat is pas ontrouw!
Later verklaarde hij: ik werd meegenomen door degenen die
mij als geen ander kennen, ik was hun instrument, hun eigen
gevangene.
Het was niets meer dan een limonadegevoel, zei de vriend.
Ergens kwam het rood op de kaken aanblozen.
De wereld ging vanzelf huilen.

Druil

Rainy Day, 2016, computertekening

x.2016_rainy day_ct

Angst voor niets

In een druilerige zomerkou probeer ik je stilte te doorgron-
den. Je uitgestrektheid trekt me aan.
Men is bang voor je. Ze kleuren je grijs. Waarom? Wat heb
je gedaan dat mensen je willen zien als een hoopje verrotte
bladeren?
Ik hoor bij jou juist het vertrouwde leven. In de diepe poel
waar ik als kind speelde hoorde ik ook al vogels roepen. Dat
zal het zijn: we leven waarschijnlijk beide in omgekeerde tijd!
Omgekeerd en bevroren voor anderen, niet door onszelf.
Boven op de ruige rotsen is het altijd eindeloos. Daar zie je
alles voor je hongerogen verschijnen. Wolken, beladen met
de mooiste dromen, schieten voorbij. Je kunt zo opstappen.
Laat de anderen maar mooi de rotgeschrokken rotsblokken
zoeken om rustig verder te mijmeren, zij spoelen toch weg
bij de eerste wolkbreuk, terwijl wij tegen elkaar leunend met
gemak de schemer in gaan om een nieuwe droom te pakken.
De gapende afgrond doet ons niet stilstaan. We springen er
gewoon overheen omdat we ons overgeven aan het niets.
Als ik een plant naar ons zou noemen is het wolfsmelk.
Kruisbladig trompetteren we de wereld in, wachtend op een
hongerige snuitkever.
Het blijft overigens regenen.