Proces

Dag voorbij, 1988, tekening, A4

1988_dag voorbij

Ligt/Licht

denk jij dat de zee blauw is en het zand wit?
denk je dat de vissen zwemmen
en de vrouw ligt?
denk je dat herhaling enkel toeval
en het verleden onvervangbaar is?
dat wachten loont
en elk verspild uur betekenis heeft
zodat het met de wereld wel goed zit?
dan ben je zo iemand die onder het ijs overlijdt
omdat je zwemt naar het licht
terwijl de uitgang van een wak
juist donker is

Droom

Kleine meid, 2016, boek 115, pagina 57

2016_b115_p57_kleine meid

Als de liefde liefde is

Ik droom en ben dus niet.
Ik droom dat ik niet ben, gewoon voor de grap.
Ik droom dat ik eet en drink terwijl ik slaap.
Ik droom voor jou Pappa. Als dat geen liefde is dan trap ik een deur in.
Een deur waar achter jij zit, zodat we voor altijd bij elkaar kunnen
zijn. Dat droom ik.
Mijn kinder-oog is te sterk voor mijn koppig oog. Ik schrik er zelf
van. Dus doe ik rustig aan. Naarmate mijn oog beter ziet wordt
alles rondom steeds bonter. Het lijkt wel een driedubbele goochel-
truc.
Soms voel ik me te onbeweeglijk om te kunnen verlangen, terwijl
je juist zo dicht-bij bent. Ik houd van je Pappa. Onze ongelovige
ogen vliegen wild op en neer tussen angst en hoop. Pas als we
onze borst ontbloten stroomt het wederzijds geluk. We geven de
maan gul melk. Een enkele hond blaft verloren.
De volgende dag:
Alleen wat vlinders bleven wakker, terwijl de zon aan het martelen
was. Hoog in de keiharde, blauwe lucht vallen vogels quasi te pletter.
Vlak voor de grond schieten ze weer grappig omhoog. Onder een
brandende muur dartelt een insectenwolk. Romantische jagers, met
hun adelaarsogen, slaan op de vlucht.
Pappa gaat liggen en bouwt van zijn schouders een nestje.
Voorzichtig legt ze haar hoofd erin. Een korte winterslaap volgt.
We zijn stapelvee geworden. We zijn smoor in deze glanzende hoop
van de zomer.
Als de telefoon rinkelt weet je dat de winter lek geprikt is.
Over onze wimpers glimlacht de zon.

Ritje

Ziende hoek, 2016, boek 114, pagina 13

2016_ziende hoek_b114_p13

Donkere nacht

Hij schudde zijn hoofd zoals een roofdier dat kan doen in een kraag
van zand. Boven onze ogen leek hij wel zeven meter hoog, maar
dat kwam door de nacht.
In de nacht verlies je alle ruimte, zeker als je auto rijdt.
Iedere hoek is blind, je ziet niets. Je kraait littekens in de stilte.
Kijk, zei hij, ik wil weten waar alle valse voorwendselen vandaan
komen. Kan iemand mij dat even vertellen?
Natuurlijk bleef het toen net zo stil als kort daarvoor.
Zelfs de aangeschoten wieken klapten niets meer uit hun mouw.
De avond werd kouder en kouder, het landschap liet een lege zaal
zien. Op zulke momenten krijg je niet de dolle hondenglimlach op
je gezicht of je zou moeten omvallen van de honger.
Allen die zonder licht leven zouden nu hun ijzeren longen moeten
blikschreeuwen. Met volle kracht en hoge snelheid, het is erg gewenst.
De nacht schroeft nogmaals zijn helse vleugelmoeren aan.

Zo kan je dan als authentieke slaapwandelaar ineens op de hei staan.
Het voelt aan als een koud circus waarbij het publiek allang slaapt.
De wereld is leeg.
Je zoekt met moeite je weg weer naar huis.
Daar kan je dan verder schamen.

Herder

Foute man, 2016, computertekening

x.2016_foute priester_ct

Eens

Eigen ervaringen mengen zich zonder dat we het in de gaten hebben
met verhalen van familieleden, fantasie doet er een schepje suiker
bij en emoties verkleuren de werkelijkheid verder. In dit proces van
herinneren zijn foto’s de stilzwijgende getuigen.

Mijn herder; het beeld van hem dat in mij leeft is bepaald door foto’s.
Zijn volle brede mond, plat en donker haar, de foto’s hebben zijn
gezicht gefixeerd. Toch, als ik rustig terugdenk, komen er ook scènes
naar boven, als korte filmpjes uit mijn geheugenarchief.
In die filmpjes blijft het gezicht van de personage onscherp, welke
kleren hij droeg tijdens die ruzie, ik weet het niet, of welke jas hij
aanhad toen we die eindeloze wandeling langs de autoweg maakten
of zogenaamd cantharellen gingen plukken.
In de reconstructie van het verleden functioneren foto’s als stempels
in de bouw, als stutten die de tijdelijke constructie op haar plek
houden en zo de uiteindelijke vorm van het huis bepalen.

Zijn stem heb ik niet opgeslagen, zijn geur niet en als ik mijn ogen
sluit en zijn beeltenis verschijnt, welke emotie komt er dan boven?
De man is al lang overleden en toch kan ik die lieve speciale blik niet
vergeten.
Snel prik ik een foto boven het kabinet.
De foto dringt zich op, schuift tussen de man en mijn herinneringen.

Hoop

Gevallen engel, 2016, computertekening

x.2016_gevallen engel_ct

Af en toe

Soms weet je het zeker: je draaft maar wat door in je eigen bedrijf.
En als je piepertje je niet oppiept in je borstzak, grabbel je maar
wat door tot je er bij neer valt. Ingeblikt en onverplicht krijg je
vervolgens de zak.
De zak?
Ja, de zak van fluim en plof. Je kan er behoorlijk ziek van worden.
De spiegel laat dan je vaagste evenbeeld zien. Het enige wat je
nog goed afgaat is verblind en doof door het leven vegeteren.
Je zou ten einde raad moeten zijn, maar je bent zo vermagerd dat
je boterzuchtig snel het verkeerde kiest. Je valt als een bleke engel.
Om aan jezelf te werken en te bouwen moet eerst de glorie van een
rijke goeroe langskomen. Die draait je dan opnieuw een loer en
maakt je nog meer kapot.
Af en toe, in een vlaag van besef, heb je genoeg gehoord en gezien
en weet je de ruïnegekte af te breken. Op weg naar de leefbare
wereld klinkt al snel een nieuw en opgewekt lied.
Alle hoop en verwachting staat op scherp.
De zon doet de rest en maakt van jouw god en een andere god.

Gezang

Vallende maan, 2016, computertekeningx.2016_vallende maan_ct

De aftocht

Dat is het mooie van de nacht: nog niet weten waar je bent.
Toch ben je aan het reizen. Je beide benen bedienen de pedalen.
Je hoofd zingt een mooi onderweg lied.
Dit is mijmertijd. In de nacht rijd je je eigen platte tekening in.
Je rijdt in een anonieme eeuwigheid die nooit kan tegenvallen.
Later, als je bent uitgereden, wordt je wakker in het schone daglicht.
Dan ben je ergens. De versmalde rivier wordt goede wijn.
Een nachtelijke reis is zoiets als het ontstaan van leven: het wordt
niet gehoord, niet gezien. Je weet niet of het leeft of dood is. Alles
wat wordt verwekt wordt niet onmiddellijk ontdekt. Dat weet iedere kunstenaar.
De tocht wast zich met veredelde zeep, omdat hij geen dweepzuchtige
stijfkop is. Op die manier bestaat er geen rancune, alleen maar
fluitend furore. Het verdriet blijft achter in de golven, terwijl je
mooi koeterwaals zingt.
Je geeft jezelf lichte oorvegen om goed bij de les te blijven.
Prietpraat is voor een ander, niet voor jou.
Als fijnproever of dichter bezing je met groot genoegen de zwarte
nacht. Nooit is het te diep. Je hoorn weet zijn weg in grote ver-
schoning. Jouw aureool raakt het onbewaakte, schudt de kleuren
van het radeloze.
In de nacht ben je vuur op water.
Dat kan.
Het houdt de bron schoon voor later.