Wind

Duitse nacht, 1998, acryl, 40 x 30 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Hemels

Johnny ligt op zijn harde jongensbed en luistert naar de nacht-
geluiden. Als hij zijn oren spitst kan hij de bladeren horen krabben,
soms lijkt het zelfs alsof ze met zachte stemgeluidjes ademhalen.
Johnny laat het raam altijd een eindje open staan, dan kiert de
nacht mooi binnen, zegt hij. Hij doet het raam nooit dicht, zelfs
niet als het regent. Hij wil de bladeren horen, hij wil ’s nachts overeind
kunnen springen als zijn badjes worden aangevallen. Over inbrekers
maakt hij zich geen zorgen, er is toch niks te halen. Bovendien zullen
de bladeren eerst gaan ritselen.
Ook de dunne, ietwat vuile gordijntjes laat hij ’s nachts een beetje
open. Hij is niet bang, hij is Duitser. Door een spleetje houdt hij de
wolken in de gaten. Wolken vertellen veel aan goede oren. Als de
wolken haastig voorbij de maan vliegen, gelooft hij dat ze dode
mensen vervoeren naar verre, vreemde oorden. Ver hier vandaan
gebeurd iets wat alle aandacht en wijsheid opeist. Engelen weten de
weg, altijd. De lange, gladde, witte vlerken kunnen vliegen waarheen
ze willen. Johnny wil later ook engel zijn.
Hij sluit zijn ogen en verbeeldt zich dat een stukje zachte witte wolk
in zijn vensteropening is komen vast te zitten. Nu niets zeggen, niets
doen. Dit moet een verdwaalde jonge engel zijn. Hij is niet bevreesd
want hij is een brave jongen, hij doet alles wat zijn vader zegt.
Dan doet pa de deur open.
Door de tegendruk vliegt de witte vlok weg.
Buiten ritselen de bladeren heftig terwijl het windstil is.

Opwachting

Blauwe man, 2010, tekening, A4

2010_blauwe man_k

Portret

Ze probeerde voor het eerst een zelfportret te maken.
Een voorstelling van haar kunstenaarschap, een eigen spiegelbeeld
met een naar binnen gekeerde blik zou mooi zijn. Liefst met een
gewonde uitdrukking of zou dat juist te veel van het goede zijn?
Trots en kwetsbaarheid moeten elkaar kruisen, ze is tenslotte een
hardnekkige realist.
Het zelfportret vertolkt het intieme buitenzintuiglijke besef. Het
bakent een bijzondere plaats af. Dat zeker, een zelfportret is geen
gewoon werk. Het is iets tussen ervaring en bespiegeling.
Die spanning is aantrekkelijk.
Ieder werk wat hoog genoeg rijpt is op zoek naar iets anders,
liefst een omkering. Het is een spiegel waar je doorheen moet,
de oppervlakte is niet meer genoeg. Dat wordt dus zoeken en
je disciplines flink afstoffen.
Wat overblijft is onzekerheid. Je weet niet of je de verwachting
wel kunt inlossen. In feite is schilderen dus afwachten, wachten
tot de uitkomst zich aandient.
Het beste woord hiervoor is opwachting. Kunstenaars zijn altijd
in opwachting, dat is hun kokend bloed.
Maar nu eerst haar zelfportret.
Zij wist niet of ze het goed had gedaan.
Dat is goed.
Heel goed.

Kracht

Dag en nacht, 1997, tekening, 50 x 65 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Anders

het was een geloof
als iets goeds
het was niet slecht
ik liet me doen
het hield me vast

de later dode zee
liet me drijven
ik was bij zinnen
spookte jaren lang
liet me veilig vallen

kruipdierlijk staand
koudbloedig vlees
alles stroomt onmenselijk
bijna willoos uitgestrekt
het was niet goed

een sneeuwblinde kracht
deed de rest
geloof ik

Onvoorzien

Donkere dagen, 2015, computertekening

2015_donkere dagen_ct.jpg

Leegte

Hoe saai kan een landschap zijn. Het ligt voor je maar het doet je
niets.
Je bestaat, dat is zeker. Je staat te kijken en ziet loze leegte.
Misschien is het landschap in een slechte bui of wil het je juist ruimte
geven.
Als jij en ik op een andere plaats gaan staan zien we waarschijnlijk
meer. Tenminste dat hoop ik. Wij hebben dan onze neergeslagen ogen
aan een ander afgestaan, wij zijn weer fris. Wij zijn kijkmaatjes.
Soms danst de ziel hier, dat voel je aan al je botten. Aan elke voet
ligt een ketting met een loden bol. Hier zucht men diep en wacht op
de bevrijder. Zullen wij dat gaan doen? Van achter de vitrage??
Wat wil dat landschap nu eigenlijk zeggen?
Dat het dieptevrees heeft?
Kan een landschap een hartaanval krijgen als een zaaier maanzaad
zaait? Dit landschap is onvoorzien, er is te weinig aanwezig.
Kom laten we een kaarsje opsteken, dat zal alles doen ontbranden.
Daarna kunnen we een ongewoon glaasje wijn gaan drinken.

Jazz

Gedachten, 2015, computertekening

2015_gedachten_ct

Rondcirkelen

Poëzie en muziek zit in mijn familie. De graad van verwantschap
laat zich amper determineren. Zeker wanneer binnen die kunstvorm
bepaalde genres de bastaardstatus wordt aangemeten. Iedere
familie heeft zo zijn eigen dood spoor vol bokkige neefjes.
Laat ik het maar bij de meest simpele dingen houden. Geen inge-
wikkelde zinnetjes. De betekenis van het woordenspel is al moeilijk
genoeg.
Als taal losser is gemaakt zullen we veel meer gaan herkennen. Dat
zie je ook bij jazz, om maar eens een zijstraat te nemen. Twee musici
zijn met een lip oefening bezig, de beginzinnen geven ze keurig weer.
Daarna worden ze beroerd door cirkel en vierkant. Alles wordt anders.
Alle dieren vliegen van de rustige schoot.
De rondcirkelende muzikanten twijfelen nergens aan, ze maken hun
eigen geschiedenis. Mensen waarderen het, mensen zijn verhalend
ingesteld, daarom leven ze graag.
Alles zoekt zijn woeker, jammen de musici. Het klassieke contrast tussen
deeltjes en hun omgeving geeft de nodige inspiratie.
Klanken gaan. Uitdrukkingen klauwen het oor.

Stadszanger

Dwarrelman, 2015, computertekening

2015_Dwarrelman_ct

Plaatsbepalend

Het was het jaar van het dorp.
Het jaar van de verworteling.
Het jaar van het isolement.
Stadsbewoners kwamen kijken hoe dat eigenlijk ging. Ze zagen
tot hun verbazing dat het goed was. Alles zonder interesse, zonder
communicatie. Dat kan. Het was het jaar van asociaal gedrag.
En wie weet ook het jaar van de transparantie, hoewel ik dat ernstig
betwijfel. Hoe dan ook het was nergens zo moeilijk om jezelf te zijn
en te blijven als in een dorp.
Je kunt beter een zolderkamer in de stad hebben. Daar is het paradijs
ongestoord zichzelf. Hier kun je op zoek gaan naar de beste werelden.
Een stad heeft geen strand wat later water wordt, hier vloeien de
bloemen over in bloemen. Hier swingen alle kanten tegelijk, je hoeft
er maar eentje te kiezen.
Een stadsbewoner samplet vormen en ideeën. Toen wist hij het niet,
nu wel. Nu is hij vleesgeworden toekomst, hij zingt niet meer om de
angst te laten verdwijnen. Hij springt nu zachtjes uit de chaos. Zijn
klanken markeren zijn terrein, zoals vogels zingend hun territorium
afbakenen.
In de stad heerst het systeem van aantrekken en afstoten.