Zee

Saturdaygirl, 2006, tekening, 50 x 65 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Het strand

Waarom kon ze niet aan haar wonden ontspringen?
Waarom kon ze niets vergeten?
Waarom stond alles in het teken van de zee?
Omdat ze te vaak in het levende water had gebeden. Dat is geen
goede plek. Voor je het weet slaap je tussen de woeste golven of
vreten gulzige vissen aan je tenen.
Beter kan je zo snel mogelijk stralend op het strand staan, je haar
opsteken en snel vertrekken voor dat de sterke regen gaat vallen.
In het begin zong ze nog wel eens zonder afgunst en was haar
wandeling licht en luchtig, maar ineens penseelde een fluisterende
penseel haar hijgende huid. Het maakte haar heldere mond donker.
Spiegels hadden toen haar glimlach opgegeten en poorten gebouwd
op geheime gebaren. Contacten werden niet meer gemaakt.
Een zware, zwarte schedel lag op het strand. Hij luisterde aan de
vloedlijn en hoorde een oor blaffen. Het oor raasde door de verdwe-
nen haren heen en omdat hij het voorhoofd niet meer kon fronsen
zadelde hij zijn kaken en sprak:
Vanavond zal ik opgaan en ondergaan en je mooie marmeren mond
en daartussen kussen.
Ze wist niet wat de schedel precies bedoelde, maar kwam ’s avonds
terug op die plek, zocht de donkere kop. Toen nam de zee haar. Ze
was zeventien en zaterdagavondmeisje.

Smetteloos

Vrouw van Matisse, 2013, boek 112, pagina 57

2013_b112_p57_vrouw v matisse_k

Verschuiling

Zij kan wel lachen om een lekker dier, vooral als zij hooggezeten
tussen de dikke kussens met grote ogen verbaasd kijken naar
iets onbenulligs, om daarna weer snel weg te dommelen als een
donzig haasje.
Ook:
Haar opgeborgen hoofd is niet te luchten, het stinkt als vergeten
kaas met maden. Haar hoofd is gevlucht in de gevoelige plaat en
houdt de bliksem ver weg. Zij wil niet ouderwets in duigen vallen.
Ook:
Zij laat haar ogen eerst eten en dwalen; is paraat, geen verloren
mier in een vervuilde gootsteen. Al haar woede is neergeschreven
om sporen achter te laten. Haar woorden vertellen meer dan ogen
zagen of handen deden.
Ook:
Achter de geordende weg raakt ze haar hoofd kwijt. Daarom staat
ze zo stil geschroefd op die verder smetteloze vloer.

Hoofd

KLaagmuur, 2015, boek 113, pagina 23

2015_klaagmuur_b113_p23k

Zachte woorden worden hard

Hoe zacht kan een mens nog verstaanbare woorden uitspreken?
En moet je daarvoor echt naar een klooster? Klaagmuur?
Dat laatste denk ik niet, je kan er ook voor zorgen dat er rondom
natgrijze stilte is, het liefst met een zilverglans. Meestal is het dan
herfst. In die galm hoef je niet zo heel zacht te praten, er zijn veel
bijgeluiden die filteren.
En wat wil je dan zeggen? Wat wil je dan schreeuwen?
Dat je een groot wensgezwel in je hoofd hebt?
Dat je tranen voelen als benige druppels?
Het lijkt erop dat je de randen van de werkelijkheid hebt bereikt.
Je klamme voorhoofd is nog verdoofd van een te grote sprong.
Je sloeg je vleugel uit, maar vergat te vliegen. Zodoende kon de
vreugde niet arriveren. Je maakte van je zelf een alles bedervend
sluitstuk.
Wie niet stevig in het zadel zit kan echt geen moois verwachten. Je
gereedschap is niet genoeg rekbaar. Gek ben je niet, maar je wilt te
veel en je doet niets en dan word je moe van de langzame, lome
looppas.
Als ik het zacht mag zeggen: je bent zoiets als een lekkende goot.
Je traag tikkend geluid probeert een wachtwoord te zeggen, maar
het duurt zolang dat alle samenhang verdwenen is.
Zo kom je nergens binnen.
Twee eendere handen zitten in je haar. Ze spelen eenzame honden
op zoek naar hun brood. Heel zielig.
Als ik het hard mag zeggen: je bent een kleuter beleven, die denkt
dat hij het heetst van alle pepers eet, maar in werkelijkheid al
schrikt van een boterham met pindakaas.
Daar wordt zelfs een glas moe van.

Bot

Afgewezen werk, 2015, bewerkte foto

2015_afgewezen werk_bfk

Droom

Ik heb geen woorden. Ik ben afgewezen.
Geen?
Ik kan mijn gevonden woorden niet uitspreken, want ik droom.
Wie helemaal blauw wordt spaart blauw, hoor ik in mijn hoofd en
als je lichaam dan geen bezwaar heeft wordt je lijf blauw voor de
wet. Je voelt de rilling. Je bent afgewezen, nou je , je werk dan en
jij bent je werk.
Ik hoor nog meer:
Blauw zonder tanden! Met blauw kun je een brand niet blussen!
Onwillekeurig antwoord ik mijn binnenhoud: maar rozen hebben
toch ook geen tanden?
Daar moet mijn brein flink op los stoken, deze vreemde spinsels
hebben nog geen kamertje. Mijn pokerface laat echter niets zien
en neemt elk woord botje voor botje tot zich. Met die legkaart zaait
het nieuwe landgrenzen en ik lijk me weer gelukkig te voelen.
Mijn losgeslagen hoofd is in goede handen. Alle ingeslikte instincten
worden weer opgezocht en ingevocht, zodat de zinloze zintuigen
alles weer kunnen rijmen.
Ze geuren tenslotte de kleuren en krijten de kreten.

Honger

Hoek van 90 graden, 2015, computertekening

2015_hoek van 90 graden_ct

Elke dag is nieuw

Elke dag breken harten.
Elke dag komt de zon op.
Daar zou je een goed gevoel van kunnen krijgen, maar als je mobiel
geen bereik heeft piep je wel anders. Dan komt de toekomst niet
meer vooruit. Schijnt.
Mensen die daar last van hebben heb ik al eerder gezien, die zagen
het vuur ook niet vanzelf branden. Het vuur belichtte een andere
tijd. Het slikte met zijn vurige, hongerige tong alles in van wat we
net hadden opgeschreven.
Als gezonde wereldburger is mijn honger niet te stillen.
Ik blijf maar creëren om de as van de eeuwigheid.
Dat vuur wil niet doven maar zaaien.
Dat vuur is een werk zonder titel, het duwt je omhoog om je daarna
weer naar beneden te laten rollen.
Elke dag opnieuw.

Dromen

Bad Ronald, 2015, computertekening

2015_Bad Ronald_ct

Vreemde man

Hij bladerde wat in een zwart gekartonneerd schrift met linnen rug.
In stijve, keurige blokletters stond op het gelinieerd papier:

staand lopen
met gesloten ogen
het strottenhoofd stamelt
bewegingloos
vluchtende vliegen vonken
het bos brandt
alle kleur is weg
de natuur hoort zwart-wit te zijn
totdat de wekker rinkelt
de ware werkelijkheid
is halleluja anders

Sinds zijn tiende schreef hij alle dromen al op. Het was zijn tweede
ik geworden. Zonder dromen viel er niet te leven.
Hij tuurde net iets te lang in de spiegel. Zijn zware wenkbrauwen
gingen ervan omhoog. Wederom dacht hij aan zijn mooiste kinder-
tijd, toen alle woorden nog nieuw waren. Je legde daardoor de
vreemdste verbanden.
Zo had hij wenkbrauwen altijd als wekbrauwen gehoord. Die waren
er om je na de slaap wakker te maken, ze wekten je brauwen. Geen
idee wat die brauwen eigenlijk waren. Vast iets heel nuttigs.
Morgenavond droom ik weer verder – zei hij hard op in de spiegel,
om zichzelf flink overdreven te overtuigen. Ik verheug me nu al op
mijn zwart-wit bos!