Kop

Folly Fever, 2007, schets

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Haar kant

Zij maakt ruimte voor kanttekeningen. Meestal op vrijdag dan is het
weekend wat ruimer.
Mag ik even – zegt zij dan tegen zichzelf en doet al.
Wat fijn dat je zo mooi orakelt – zegt haar tweede ik.
Zij kan inderdaad goed, onthutsend goed, de cultuur generaliseren.
Dat gaat van heb ik jou daar. Alles moet op de kop en anders in haar
visie.
Zij besluit alleen maar stralende dingen te doen. De zon en de maan
hebben het al voorspeld. Het kunstje hoeft alleen nog maar worden
uitgevoerd. Gewoon doen dus.
Vrijdagse woorden worden werkelijk. Het is een feest. Een avontuur.
Ga maar, ga maar – zweeft zij verder voort.
Val haar niet halsstarrig lastig met papieren salon-retorica.
Zij negeert overigens alle strijkorkesten op de achtergrond. Nee, dan
heeft zij liever een juichende iris. Het maakt haar hoofd prettig rood.
Haar wereld cirkelt constant en wij bewoners vinden en beleven dat.
Op haar aanwijzing dan.

Geel

Noot – nood, 1989, A4 tekening

1989_noot_nood_k

Rottigheid

Lucebert zei het al: vliegen en schurken slopen het ontbijt.
Helemaal mee eens. Zo ken ik het ook. Als kind al.
Toen zochten de half versleten moeders al stukken karton om hun
dikke kinderen te beschermen tegen het koude vocht. In diezelfde
tijd pakten gemene anderen de klaargezette boterhammen.
Als men dan weer teleurgesteld terugkwam van een vergeefse
zoektocht kregen ze het nog een keertje voor hun brokkelkiezen.
Al het eten was meegenomen door die brutale apen (die met hun
rode apekonten in alle palmen sprongen).
Hoe kan een mens dan nog tevreden blijven? Dikke druppels vocht
vallen dan uit de kraan van het hart. Ja, hele dikke! Ik zag het zelf!
Gelukkig was er altijd wel ergens een verstopte boterham.
Als je eerst een stinkende wolk wegtrok vond je gelijk een snee
volkoren met pindakaas. Moeders zijn waakzamer dan menigeen
denkt.
Vaders niet, die hebben het veel te druk met hun stormen van eigen
ego-denkgeweld. Als die uit hun vermolmde auto’s stappen is het
kwaad al geschied en opgelost.
En de kinderen dan?
De kinderen zien kunstzinnig door elke spleet met hun verwonderde
ogen. Zij kunnen voorlopig nog blanco zien en dat is mooi.
Heel mooi zelfs.
Het vermolmde kijken komt pas later, als ze leren rekenen.

Raar

Treurbos, boek 113, pagina 27

2015_treurbos_b113_p27k

Tot de zwarte korrel

Die nacht droeg hij een hoed van zand en gaf voor God noch geld
zijn zaak uit handen. Sterker nog, hij sleepte het aan een stuk
touw achter zich aan. Daar was heel wat lef voor nodig. Er zijn maar
weinig mensen die dat op klaarlichte dag aandurven.
Onderweg stonk het erg naar verkeerde broeders. Die hadden te
veel rotte vis gegeten en waren kort van stof (met een kanten rand
van schimmel) geworden. Hoewel het hun eigen schuld was, was
het toch een treurig gezicht. Als je hun zag zweeg je snel en dook
subiet een andere straat in.
Hij trok zijn zaak, zijn lot, verder voort. Liet zich niet afleiden.
Zijn lege maag knorde een behoorlijke melodie en duwde hem iets
verder dan hij oorspronkelijk wilde. Iedereen wist ergens wel dat je
eerst vele dagen zwartsel moet slikken voordat je stoel aan tafel kan
schuiven om een overheerlijke maaltijd te krijgen. Voor wat hoort
wat.
De herberg was nederig, de baas ook. Met zijn veel te kleine armen
wenkte hij de man met het touw, heette hem hartelijk welkom. De
anderen hadden veel vreugde over gister. Toen was er de toets van
azijn. Een walm van bittere zelfverheerlijking werd opgediend. Enkele
karkassen hadden ervan gesmuld. Daarna zat iedereen te wachten
op de dag van morgen: dan zou de zakelijke touwman komen om de
eindjes aan elkaar te knopen.
En nu was het dan zover.
Iedereen kreeg les in ademstoot. Gekneld tussen de verveelde lach
en de valse glimlach stierf je dagen voor de zwarte korrel was ge-
zaaid en werd je een vlezige doos.
Die doos was zijn slepende zaak.

Later verloor hij alles in een diep treurbos.

Sorry, wat een raar verhaal (terwijl ik juist zo vrolijk ben).

Vlammen

De dag, 2013, computertekening

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Houvast van een mens

In het begin was er weinig werkelijkheid, weinig houvast.
Het leek steeds minder en minder te worden. Mooi gezegd was het
geel de verte aan het opvreten en het verre oranje verorberde de
echo.
Dan mag je er weer zijn om alles wijs te praten. Alle natte gifsporen
moeten uitgewist worden, anders zal de verbeelding verdwijnen.
Zulke uitgebleekte gedachten kan je zomaar hebben. Dat mag dan,
de lichtdag dicteert, de groengladde tuinen gebieden.
zullen spoedig verschijnen.
Het is een begin en eind tegelijk.
De zon treedt uit zijn licht, sneuvelt in het grijs. Het donker is mijn
zon en mijn uil, dan word ik pas echt. Tenminste dan komt mijn ik
dichtbij en voel ik me blij. Ik ben werkelijk blij met iedere dag.
Mijn dag is onverdraaglijk mooi en tegen alle regels van de kleuren
in. iedere schim wordt in mijn beleving goed uitgelicht.
Ik spreek als een man, zing als een manlijk mens. Mijn ritme en rust
ontwaken en varen over alle meander-rivieren. Waar anderen dood
gaan kom ik tot leven. Mijn blinkende, donkere woud wortelt woest
verder als mijn handen open gaan en doen.
Pas als de frisse morgen het nieuwe licht kust ga ik slapen, dan pas
zijn mijn lekkende vlammen gelest.

Engelen

Jaloers persoon, 2015, computertekening

2015_jaloers persoon_ct

Donker type

gal verpest
de schoonheid van alles
blijkbaar woordeloos geboren
hoor je niets

maar hij ziet die zwarte klont
donkere ijle stemmen
vermoeden zwanenzang
engelen vertrekken

gal verraadt
het gezang en gedrang
blijkbaar geluidloos
je hoort niets

gal vergeelt
de huid, bijna wit
op de hemelrand
trekken de engelen

het is stil
je hoort niets

dat kan

Kroeg

Warning, 2015, bewerkte foto

2015_warning_bf

Onderweg

Hij lijkt te verdwalen tijdens zijn lallende strooptocht door een voor
hem vreemde stad. De straten zijn ineens niet meer zo recht als
vroeger. Overal liggen gebroken tegels, het is werkelijk lastig lopen.
Het voetvolk wordt gemakkelijk een held door niet te vallen.
Af en toe zie je bedwelmde slapers als niet meer blatende schapen
scheef in portieken liggen: zij dolen niet meer rond.
Zus of zo komt van een te vol toilet, roept een bordeelwoord en
wordt verder rondgedragen door hossende aanverwanten. Zijn broek
vlekt plaatselijk nat. Dollars en dukaten vliegen in het rond, er wordt
veel uitgegeven. Het grote vermogen moet klein gemaakt worden.
Alles wat stoffig was krijgt er vet van langs. Brallerige zangers tanden-
geknarst niet, zij vinden alleen smakelijke, dubbele woorden.
In deze tijd moet je niet alleen de zin naast de onzin bewaren, je
moet ook nog bedaard in beide blijven geloven.
De conversatie, zeg maar geklets, valt als een pot erwten in je oor.
Het vage gekeuvel van vroeger is ver weg, zit achter een dikke deur.
En dan, dan klim je langzaam de steile trap op, om in de ochtendmist
te verdwijnen met je oude, houten kop.