Vrouw van Matisse, 2013, boek 112, pagina 57
Verschuiling
Zij kan wel lachen om een lekker dier, vooral als zij hooggezeten
tussen de dikke kussens met grote ogen verbaasd kijken naar
iets onbenulligs, om daarna weer snel weg te dommelen als een
donzig haasje.
Ook:
Haar opgeborgen hoofd is niet te luchten, het stinkt als vergeten
kaas met maden. Haar hoofd is gevlucht in de gevoelige plaat en
houdt de bliksem ver weg. Zij wil niet ouderwets in duigen vallen.
Ook:
Zij laat haar ogen eerst eten en dwalen; is paraat, geen verloren
mier in een vervuilde gootsteen. Al haar woede is neergeschreven
om sporen achter te laten. Haar woorden vertellen meer dan ogen
zagen of handen deden.
Ook:
Achter de geordende weg raakt ze haar hoofd kwijt. Daarom staat
ze zo stil geschroefd op die verder smetteloze vloer.