Gelijk

Stille woorden, 2013, schets

2013_stille woorden_k

Na(cht)denken

Een lezer schrijft om te mogen klagen.
Hij vindt iets wel of niet en zegt hier heb je er één.
Die lezer zal niet bellen, hijzelf belt noch ontvangt. Hij schrijft het
liefst heerlijk klaaglijk.
De dichter zegt natuurlijk gelijk: houdt daar mee op! Onmiddellijk!
Hij kan de merel niet horen zingen als er zo geklaagd wordt.
De dichter zet alles weer mooi recht en verknoeit geen woorden.
Een klager moet een hart van steen hebben om zo blind en boos
te schrijven. Hij ziet niets uit groot onvermogen, is thuisloos thuis.
Het nacht-denken is niets voor hem. Dat doen alleen de vrijen van
geest. Die hebben aan één nacht nooit genoeg, zij willen doorwan-
delen onder het dekbed van blauw gebloemde bomen.
De zomer schreeuwt een kleine verrassing en de nieuwe wending
die ons liefdesleven heeft genomen verrukt het geheim.
Toch vraag ik mij af: waarom duren zulke ontdekkingen zo lang?

Malen

Save your face, 2014, computertekening

2014_Save your face_ct

Prudent

Droog is het rondom zijn mond. Er zijn al te veel letters, woord voor
woord, uit dat gat gevallen. Het matte gezeur van zijn vaders stem
heeft waarschijnlijk voor altijd zijn geweten verminkt. Hij kan alleen
nog stil, doof verder staren.
Ieder jaar, zo rondom de wisseling, blijft zijn stem steken. Te veel
gedachten blokkeren de stem. Zwijgend zit hij de pijn van zijn geel
gapende rijkdom te likken. De pijn breekt hem niet. Nooit.
Toen ik hem zo op een afstandje zag dacht ik:
Waar hij strak staart sterft ons oog.
Jammer voor hem dat hij de oorsprong van ieder jaar op die manier
verliest. Dit eenzelvig malen vertaalt geen enkel woord. Stom blijft
stom. Hij zorgt ervoor dat wij blijven woekeren.
De ontraadseling…ach, hou maar op.
Hopelijk drinkt hij nog eens in het schemerrood een beker leven.
Dan kunnen we samen in de eeuwigheid verdrinken.

Taverne

Projectie, 2014, bewerkte foto

2014_projectie_bf

De spiegel

Ondanks de zwart-wit foto stond ze er gekleurd op.
Moet je je er voor schamen? Wie zonder zonde is, werpe de eerste
steen. Bezoeken wij niet allemaal graag het duistere hol?
Heel vroeger heette zo’n hol nog een taverne, daar kon men uit-
spatten. Misschien was de betekenis wel ta verne, naar de verte…
dus naar je diepste verre  innerlijk. Later begreep ik dat het gewoon
taberna was wat houten, planken hut betekent (vergelijk tabula rasa:
onbeschreven, afgekrabd plankje).
Een ander woord in dit verband is bodega. Ook zo vreemd. Daar ga
je bode! Ach nee, bodega blijkt niets anders dan wijnkelder! Er moet
gedronken worden. En veel!
Dit alles doet denken aan een anekdote van een jongen die uit een
bordeel komt en zegt : Goed zo!
Eh…nadat hij de dagen daarvoor een jongen steeds uit hetzelfde
huis, een bordeel,  zag komen. Hij zei: hij prijst je omdat je telkens
weer uit hetzelfde huis komt en er niet woont!
Ach, hoe vreemd zijn mannen!
Vermaak van de kant van de dames is prima, maar niet te veel, niet
iedere dag, zei de spiegel.

Geluk

Denkbare man, 2005, bewerkte foto

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Tocht

Dat is toch ook vreemd: hoe groter de gevoeligheid en hoe subtieler
zijn vermogen om te voelen was, des te harder en absurder siddert
en beeft hij onder de kleinste kleine dingen.
Je moet wel buitengewoon intelligent zijn om niet bang te zijn voor
die sombere dag.

Hij maakt zich niet te druk om het weer, want er is altijd weer en je
voelt pas regen als het op je hoofd valt.
Op zulke matte, broeierige dagen laat je vaak je leven de revue pas-
seren. Tenminste als je alleen bent en niet afgeleid wordt. Tijd zat.
Wat je ziet beknelt je gelijk. Het drukt je neer. Je ziet je als kind,
blij met niets, als jongeman die alles wil, als volwassene zonder
vanzelfsprekendheid.
Vooral dat laatste maakt je loom en troebel.
Wie lukt het, wanneer hij zich omdraait op de weg zonder terugkeer,
te zeggen dat hij hem is gegaan zoals hij hem had moeten gaan?
Kleine dingen kunnen kwalijk kwellen.
Een groot geluk is dat je ook kunt genieten van verbittering met de
zelfde energie. Zeker in je armzalige kamer, tussen de vier muren.
Je gelukkigste momenten beleef je wanneer je niets denkt.
Sommige gelovigen zeggen dat geluk de voorsmaak is van de dood.
Nu verdwijn ik maar.

Tussenbeide

IT, 2012, boek 101, pagina 8

2012_b101_p8

Half droom, half slaap

iemand slaapt zich in een lichaam
en droomt dat het een lust  wordt om te zien

(uit het gedicht: De terugkeer van het lichaam, Van Batelaeres)

Dit klinkt wat sneu. Serieus. Het heeft iets van een vallende vlinder.
Er is iets weggeglipt. De totale macht is tijdelijk verdwenen. Dat is
waarschijnlijk het goede eraan.
Hij droomde vast van een vrije vlinder, maar werd al fladderend
voortvluchtig. Sneu als het zo hoopvol begint. En dan weet je bij
het wakker worden even niet of jij nu de mens was die zich als
vlinder had gedroomd, of een vlinder die zich als mens droomde.
Van die dingen.
Tussenbeide ligt waarschijnlijk de waarheid. De metamorfose is
dat wat de scheidslijn overschrijdt.
En voor wie niet meteen gelooft dat hier vlinders in het spel zijn,
zij gezegd dat zij het hele gedicht maar moeten lezen. Dan zien ze
gelijk al in de opening  de verwijzingen naar een bloemenwei en een
boomgaard. Daar is het goed vertoeven. Volop zomerse bloei.
Dus het valt ergens ook best mee met dat sneue gevoel.
Het is maar net waar je je op richt in je droom of waak.

Lijfwater

Tastman (bergschets), 2006

2006_op de tast_schets

Binnenkant

In het zevende jaar van haar lot had haar lichaam zich eindelijk
aangepast aan haar beslissing niet langer te schrikken. Vooral niet
midden in de nacht. Weg met die ongewenste stuiptrekkingen!
Meteen kreeg ze meer inzicht in haar eigen binnenkant. Mooi.
Vroeger waren haar springaders altijd vol en doorzichtig rood.
Ze trilde constant als een nerveuze dagvlinder. Veel te veel last van
gemene reïncarnaties. Aan de weerskanten van haar wervelkolom
was het steeds hommeles. Ze raakte er moe en uitgeput van, had
het gevoel dat een ander haar leven leidde.
Een ander had haar sluipend veroverd en haar een nieuw, fris geluid
gegeven. Heel naar. Hoe ze zich ook binnenstebuiten keerde, ze
bleef raar doen en schrikken. Soms leek het zelfs dat die ander haar
gezicht half had weggevreten. Haar lijfwater was verkeerd ververst.
Diep in haar buik kon je het horen borrelen en zingen.
En hoe had ze die plaagkwaal onder de duim gekregen zul je je mis-
schien afvragen?
Dat was eigenlijk vrij simpel: nadat zij alle bescherming en veiligheid
had opgegeven maakte ze haar rechter wijsvinger nat en stak de
nattigheid vervolgens in de zoutpot en proefde heel voorzichtig.
De smaak was zeer gerijpt en had tot gevolg dat ze twee maanden
niet kon eten.
Opvolgend was de kwaal over. Soms moet je letterlijk even stilstaan.

Stralend

Geen hond, geen stok, 2012, schets

2012_geen hond geen stok_schets_k

Twee ikken

Hij maakt ruimte voor kanttekeningen. Meestal op vrijdag dan is het
weekend wat ruimer.
Mag ik even – zegt hij dan tegen zichzelf en doet al.
Wat fijn dat je zo mooi orakelt – zegt zijn tweede ik daarop.
Hij kan inderdaad goed, onthutsend goed, de cultuur generaliseren.
Dat gaat van heb ik jou daar. Alles moet op de kop en anders in zijn
visie.
Hij besluit alleen maar stralende dingen te doen. De zon en de maan
hebben het al voorspeld. Het kunstje hoeft alleen nog maar worden
uitgevoerd. Gewoon doen dus, niet zeuren.
Vrijdagse woorden worden werkelijk. Het is een feest. Een avontuur.
Ga maar, ga maar – zweeft hij verder voort.
Val hem niet halsstarrig lastig met papieren salon-retorica.
Hij negeert overigens alle strijkorkesten op de achtergrond. Nee, dan
heeft hij liever een juichende iris.
Zijn wereld cirkelt constant en wij bewoners vinden en beleven dat.
Op zijn aanwijzing dan.
Waarvoor onze eeuwige dank Grote Wijsman!

Maanglad

Ondergang, 2014, computertekening

2014_ondergang_ct

Houvast van een nachtmens

In het begin was er weinig werkelijkheid, weinig houvast.
Het leek steeds minder en minder te worden. Mooi gezegd was het
geel de verte aan het opvreten en het verre blauw verorberde de
echo.
Dan mag je er weer zijn om alles wijs te praten. Alle natte gifsporen
moeten uitgewist worden, anders zal de verbeelding verdwijnen.
Zulke uitgebleekte gedachten kan je tegen het vallen van de avond
hebben. Dat mag dan, de lichtdag is voorbij, de maangladde tuinen
zullen spoedig verschijnen. Het is een begin en eind tegelijk.
De zon treedt uit zijn licht, sneuvelt in het zwart. Het donker is mijn
zon en mijn uil, dan word ik pas echt. Tenminste dan komt mijn ik
dichtbij en voel ik me blij. Ik ben werkelijk blij met iedere nacht.
De nacht is onverdraaglijk mooi en tegen alle regels van de kleuren
in. iedere schim wordt in mijn beleving goed uitgelicht.
Ik spreek als een man, zing als een manlijk mens. Mijn ritme en rust
ontwaken en varen over alle meander-rivieren. Waar anderen dood
gaan in de nacht kom ik tot leven. Mijn blinkende, donkere woud
wortelt woest verder als mijn handen open gaan.
Pas als de frisse morgen het nieuwe licht kust ga ik slapen, dan pas
zijn mijn lekkende vlammen gelest.

Veelvoud

I doubt it, 2014, computertekening

2014_I doubt it_ctk

Kleine man

Hij weet het zeker deze keer, hij is zijn eigen reus. Hij kan een rots
als pap met één hand doen splijten.
Met die stemming gaat hij eigenmachtig op stap. De buurvrouw van
boven kijkt hem hoofdschuddend vanuit een raam na.
En als hij dan tot slot zijn vaste kroeg heeft herontdekt klont hij aan
de bar vast, terwijl hij van zijn eigen schaduw geeuwt.
Hoezo oude reus?
Zo de boter smelt in een warme pan, zo zal men blijven praten tot
de kroegbaas de bel luid voor het rode licht, terwijl de muziek
nog maar net in het brein zit.
Het alarm komt boven de harde muziek hard aan. Ineens wordt de
wereld zo zwart als de pit van een net uitgeblazen kaars. Het volk
loopt op vers gesneden pantoffels weg. De reus valt dood neer en
lijkt nu meer op een weke, slappe knaap, naakt als proppen natte
watten.
Hij had net iets te veel geoefend in zijn veelvoud.
De verstilde sfeer wordt niet meer door hem aangeblazen.
Hij is zijn eigen horizontale grondtoon geworden.

Deze tijd

Denker, 2014, bewerkte foto

2014_denker_bf

Onderweg

Hij lijkt te verdwalen tijdens zijn lallende strooptocht door een voor
hem vreemde stad. De straten zijn ineens niet meer zo recht als
vroeger. Overal liggen gebroken tegels, het is werkelijk lastig lopen.
Het voetvolk wordt gemakkelijk een held door niet te vallen.
Af en toe zie je bedwelmde slapers als niet meer blatende schapen
scheef in portieken liggen: zij dolen niet meer rond.
Zus of zo komt van een te vol toilet, roept een bordeelwoord en wordt
verder rondgedragen door hossende aanverwanten. Zijn broek vlekt
nat.
Dollars en dukaten vliegen in het rond, er wordt veel uitgegeven. Het
grote vermogen moet klein worden.
Alles wat stoffig was krijgt er vet van langs. Brallerig gezang tanden-
geknarst niet, het vindt zijn smakelijke, dubbele woorden.
In deze tijd moet je niet alleen de zin naast de onzin bewaren, je
moet ook nog bedaard in beide blijven geloven.
De conversatie, zeg maar geklets, valt als een pot erwten in je oor.
Het vage gekeuvel van vroeger is ver weg, zit achter een dikke deur.
En dan, dan klim je langzaam de steile trap op, om in de mist te ver-
dwijnen met je oude, houten kop.