Lichtheid

OH (bijna vernield doek), 2013, boek 110, pagina 14

2013_b110_p14_bijna vern. doek_k

Soms

Soms gaat het langs het randje: een werk blijft bewaard of wordt
vernietigd door de kunstenaar zelf. Het moment bepaald. In de
schaduw van de schaamte is sprakeloosheid een strompelig ding.
Nadat de volle ogen vlamden kan het mes bitter snijden. Een tong
die als papier aanvoelt kan niet praten, alleen maar zwijgen.
Dus zoek ik vaak de lichtheid van de taal. Die schoonheid verveelt
niet, is als een oorverdovend zonlicht. Echter, de kracht van water
en aarde moet je zo weinig mogelijk beschrijven. Anders loopt je
avontuur verkeerd af. Je bent niet voor niets woordeloos geboren.
Ik ben ik en jaag niet naar een beeld of een letter, ik luister en hoor
het fluwelen liedje.
En overal stroomt mijn oog.
Soms is een oh een AHA

Ontraadseling

Doorgezakte punten, 2013, boek 111, pagina 19

2013_b111_p19_doorgezakte punten_k

Aan het voeteneinde gebeurd veel

Ik ben er altijd van overtuigd gebleven dat er soms een vrouwen-
hand nodig is om iets zichtbaar te maken, zoals ik ook altijd ben
blijven geloven dat de draad van Ariadne alleen maar vuil-geel kan
zijn – schreef Cornel Bierens ergens eens.

Ik ben dat om de één of andere reden blijven onthouden, kon het
nooit vergeten. Soms zie ik iemand op staat lopen die daar aan
doet denken. Dezelfde gele broosheid. Beschadigd, kwetsbaar als
doorgezakte punten.

Laatst passeerde een bleke blonde man mij en ik voelde dat hij die
ochtend humeurig naar het voeteneinde van zijn bed had gekeken.
Hij volgde daar zijn eigen verveelde blik, werd er niet vrolijker van.
Waarom doet zo’n man dat? Waarom zwelgt hij in zijn eigen smeu-
lende blik?
Hij had pijn. Was net geopereerd. De chirurg had te laat gezien dat
er iets mis was. Hij had de operatie verprutst. Haastig werd een
noodverband aangelegd. Kort daarop kwamen een aantal specialisten
fronsend aan zijn voeteneinde om de schade op te nemen.
Terwijl ze zo zorgelijk aan zijn lichaam porden noemden ze hem be-
leefd meneer, was hem opgevallen. Dat deed hem goed.

Verder werd er veel gezwegen, alleen de instrumenten praatten.
Nu, na wekenlang kwakkel, was hij weer thuis en deed voorzichtig
zijn eerste stappen buiten. Frisse lucht doet goed. Verse zuurstof.
Dat denk ik dan als ik zo’n bleekneus voorbij zie schuifelen.
Hij is echt geen uitzondering, bij ieder mens op straat heb ik direct
een verhaal. Het gaat vanzelf.
Om moe van te worden.
Om blij van te worden.

Ariadne

Gespeelde verbazing, 2013, boek 111, pagina 30

2013_b111_p30_gespeelde verbazing_k

Prudent

Droog is het rondom haar mond. Er zijn al te veel letters, woord voor
woord, uit dat gat gevallen. Het matte gezeur van haar vaders stem
heeft waarschijnlijk voor altijd haar geweten verminkt. Zij kan alleen
nog stil, doof verder staren.
Ieder jaar, zo rondom de wisseling, blijft haar stem steken. Te veel
gedachten blokkeren haar stem. Zwijgend zit zij de pijn van haar geel
gapende rijkdom te likken. De pijn breekt haar niet. Nooit.
Toen ik haar zo op een afstandje zag dacht ik:
Waar zij strak staart sterft ons oog.
Jammer voor haar dat zij de oorsprong van ieder jaar op die manier
verliest. Dit eenzelvig malen vertaalt geen enkel woord. Stom blijft
stom. Zij zorgt ervoor dat wij blijven woekeren.
De ontraadseling…ach, hou maar op.
Hopelijk drinkt zij nog eens in het schemerdonker een beker leven.
Dan doe ik mee.
Dan kunnen we samen in de eeuwigheid verdrinken.

Ontbrekende tijd

Donker werk, 2014, computertekening

2014_donkerwerk_ctk

Op de uitkijk

De cirkel is rond. In het afgebeelde wordt de diagnose gesteld van
de uitholling van andere werken en andere weerspiegelingen.
Deze weerspiegelingen zijn geen utopische denkbeelden zoals bij
bijvoorbeeld Lissintzky of Mondriaan, die aan het begin van de eeuw
meenden dat hun werk gedaan zou zijn wanneer de principes van de
schilderkunst in de maatschappij verwezenlijkt zouden zijn.
Mijn werk is momenteel geplaatst in een wat dove afwezigheid. Ik
zie dat als iets tijdelijks en ga nog niet spreken over mijn utopische
toekomstbeelden.
Sterker nog: ik zie werk als plaatsen waarin de tijd ontbreekt.
Waarschijnlijk is het zo (hopelijk) dat mijn werk een uitzondering
betreft op het gangbare. Je kunt beter geen andere verbindingslijnen
trekken. Even minder belangstellend is beter op zijn plaats.
Vaak ervaar ik zoiets als het sublieme gemis. Het geheugen van de
verbeelding reikt niet zo ver.
Ik moet het voorlopig doen met een zelfverwijzende manier van
verbeelden, wat plaatsbepalend O.K. is.

Niets is veel

Droom, 2014, computertekening

2014_droom_ctk

Afdruk

Er was iets met hem. Je zag dat hij iets verloren had.
Het werd voor het eerst zichtbaar bij de lijn van zijn kaak.
Zijn kaak reikte verder dan ooit. Iedereen zag het, hij niet.
Als je het zou zeggen zou hij daar niets mee kunnen. Hijzou
verstrooid en glazig kijken, iets warrigs zeggen als: als je
horloge maar tikt onder de mouw van je jasje.
Je kreeg nooit echt antwoord of hoogte van hem.

Nu ik naar al mijn herinneringen zoek weet ik dat alles eigenlijk
vreemd is. Zeker achteraf. Pas in het donker krijgen ze kleur, dan
word ik niet meer afgeleid. Alle herinneringen worden dan ook
losser, alsof ik ze droom.
Misschien is dat ook wel zo. Of ik wil het zo.
Hoe dan ook, als ik me iets moois herinner dan zijn mijn stappen
zo licht dat ze nauwelijks een afdruk maken. Net genoeg om een
spoor achter te laten. Altijd met de zon mee.
Dan is alles zo mooi. Dan liggen de  schaduwen als splinters tussen
je tenen. Je zou er over kunnen struikelen als je niet oppast.
En nu draai ik me om zonder verder te kijken, zonder verder te
weten.
Het is mooi om niets te weten.

Vroeg rijp

Moonatlas, 2014, bewerkte foto

2014_moonatlas_bfk

Nachtman

Hij had er veel tijd doorgebracht. Vroeg zich nooit af wat er nog
verder in het leven was, omdat hij nu eenmaal slecht kon kiezen
tussen zijn vele ikken. Dus besloot hij zich op te delen en gesplitst
te functioneren.
De maan deed de rest.
Anderen vonden hem een vreemde man met vele tongen. Hij had
altijd wel iets te zeggen, gevraagd of ongevraagd.
Toch was hij geen patserige poespasverteller.
Als iedereen weg was veegde de schrijver alle weggedichte ikken
van de
tafel, voelde daarbij kort aan zijn strot, want daar zat zijn hart voor
de mond. Het was een zenuwtrek geworden. Opvallend genoeg trok
hij hierbij zijn eigen gezicht. Heel even maar. Te lang zou hen niet
goed doen, hij zou niet meer kunnen dromen en dan was zijn leven
waardeloos geworden.
Flarden van een droom kunnen hardnekkig door je hoofd blijven
spoken, alsof je het allemaal echt hebt beleefd. Voor opheldering
zou je dan je hersenschroef tot het diepste moeten aandraaien.
En dan weet je nog niks zeker omdat je weet dat er nog meer kan
zijn.
Hoe weet je de fantasie van de werkelijkheid te onderscheiden?
Die willen zich toch alleen maar vermengen!
Zo kan een charmant keffertje van een luchtbel altijd wel iets maken.
Hij doet dat expres, want hij is dol op goedkoop succes. Fortuinen
worden snel verdiend. Niemand neemt een speld om door te prikken.
Zo kan het gebeuren dat hij roem krijgt.
Omstreeks zijn dertigste is hij een auteur van naam, zij het dat die
naam, afgezien van zijn toneelwerk, op niet meer dan twee boeken
is gebaseerd.
Hij: Nu wist ik op mijn vijfde al dat je een heel leven aan één of twee
werken kunt wijden….