Splinters

Achter de appel daar is de berg, 1996, tekening 50 x 65 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Aanvallende inval

Hij weet het zeker: alle gedachten zijn resten, splinters.
Gedachten of ander denkbrij zijn altijd tweedehands, het vooraf-
gaande is veel belangrijker. In en buiten het hoofd worden woorden versplinterd in de versnipperaars.

Hij weet het zeker: het gaat om de invliegende invallen.
In een periode van grote droogte laat het zich als een pluizende, parachuterende paardebloem willoos wegvoeren. Als een soort
nep, een plagende plagiaat, nestelt ze zich in jou.
Het enige waar de inval voor op moet passen is de aanval van de
eendagsvlieg. Die is nogal knullig en hardnekkig. Bovendien kent
ze geen enkele emotie. Zij is het meest meedogenloos die dag.

Rustig aan

Fluwelen tong, 1997, tekening 65 x 80 cm

1997_de fluwelen tong_65x80_k

Chi va piano, va sano e va lontano
(Hij die rustig aan doet, reist goed en komt ver)

Hij herinnert zich wat hij ziet. Zijn denkwereld is groot. Als
druppels water vallen zij niet altijd synchroon met de drup-
pels die hij hoort. Daarnaast is er veel vuil straatlawaai.
Een deur slaat dicht. Er is iemand gekomen of vertrokken.
Het gaat misschien regenen. Het is niet erg, het is zondag,
de zondedag van de week.
Zijn hoofd en ook de hare wordt rood. Glanzende ogen gaan
onderzoeken. Een handvol spook ligt naast het kussen. Een
krachthand vindt. Tenslotte gaat zij ontploffen en misschien
hij ook, weet hij.

Het bed is een School der Ontlading , net zoals hij vroeger
zijn kunstacademie wel eens speels noemde. Het schitteren
en schetteren van de droomstemmen past daar vervolgens
goed bij. Spierballentaal van geketende kunstenaars.
In de open lucht van de slaapkamer stelt hij zich voor als een
vulkaan. Zijn lavastroom borrelt sissend naar zee. Het onder-
aards gemonkel doet net alsof het niets vermoedt.
Wij weten wel beter. Wij spreken met de fluwelen tong.

Buitenissig

Das Arschlog, 2010, tekening, A4

2010_das Arschlog_k

Weerspiegeling

Soms ben een woord, dan ben ik buitenissig.
Dan doop ik mijn dove hoofd in mijn buik en stoot mij uit. Het gat
wat daardoor ontstaat is als een lichtvlek in de ruimte. Een vlek die
alles zegt waaruit ik ben geboren. Tja, en dan zit je met een aan-
dachtig gezicht te kijken naar de vlechten van mijn wierook, dat
snap ik. Kijk, als dichter dring ik graag door tot de aarde.
Tot in de binnenstad van een salon ben ik meer dan een vol café,
waar het kaarsvet vol langs de tafel druipt.
In mijn onderaardse jaaggangen ben ik zeker buitenissig. Als mijn
besuikerde ezel als een tijdelijke maagd stil en stoer staat te staren,
dan ben ik het woord.
De lome oren luisteren graag naar mijn orakel gekakel. Zelfs de
betraande bomen van buiten wiebelen zachtjes mee. Ze herkennen
mijn wilde natuur.
Soms ben ik een woord, dan ben ik de navelbodem van de beeldenaar.
Verder rammel ik graag wat aan de zakken van de lasthebbers.

Nat hart

Paper Glance, 2000, bewerkte foto

2000_Paper gance_bfk

Dronken loopje

In mijn hoofd gaat een waterval. Mijn hart wordt nat. Als een
volle spons pompt hij mijn bestaan rond. Ik heb de hoofdrol
in mijn eigen verwilderde oplossing. Geef me over aan de
drank.
Bijna ging ik wankelen, maar mijnheer, ik ben nu een engel
die zich niet verveelt in deze eeuw. Mijn leven is niet langer
onvolledig. Ik heb mezelf lief en wens al het geluk van de
wereld te bezitten. Alleen oprechte mensen verdienen dat.
Is mijn derde ikzelf wel een zelf? Het is een zelfportret zegt
de fotograaf. Ik geloof hem niet. Foto’s liegen wel.

De stilte kan mij nu niet vangen. Mijn waterval lijkt meer op
een zondvloed. Ik moet voorzichtig manoeuvreren. Stroom-op
en stroom-afwaartse verlangens liggen op de loer. Ze moeten
hier in het donker, altijd met de buik naar boven, ergens lig-
gen. Wees verstandig en houd je vast aan de leuning. Ik wil
niet bedrogen worden, zeker niet door mezelf.
Mijn hoofd noteert negen glazen mist, ik vernevel langzaam.
Val tenslotte tussen je koninklijke borsten, je meisjes bloesems,
en knaag zalig aan je hart. Jij fluistert een geneuried ei en sluit
mijn rode ogen zacht. Ik ga de nacht in.
Nu ben ik het wrakhout in de golven.
Mijn heerlijkheid heeft het einde gezien en rust uit.

Geen hoogte

Hart/tong, 2004, bewerkte foto

2004_hart-tong_50x50_bf

Afdruk

Er was iets met haar. Je zag dat ze iets verloren had.
Het werd voor het eerst zichtbaar bij de lijn van haar kaak.
Haar kaak reikte verder dan ooit. Iedereen zag het, zij niet.
Als je het zou zeggen zou ze daar niets mee kunnen. Ze zou
verstrooid en glazig kijken, iets warrigs zeggen als: als je
horloge maar tikt onder de mouw van je jasje.
Je kreeg nooit echt antwoord of hoogte van haar.
Nu ik naar al mijn herinneringen zoek weet ik dat alles eigenlijk
vreemd is. Zeker achteraf. Pas in het donker krijgen ze kleur, dan
word ik niet meer afgeleid. Alle herinneringen worden dan ook
losser, alsof ik ze droom.
Misschien is dat ook wel zo. Of ik wil het zo.
Hoe dan ook, als ik me iets moois herinner dan zijn mijn stappen
zo licht dat ze nauwelijks een afdruk maken. Net genoeg om een
spoor achter te laten. Altijd met de zon mee.
Dan is alles zo mooi. Dan liggen de  schaduwen als splinters tussen
je tenen. Je zou er over kunnen struikelen als je niet oppast.
En nu draai ik me om zonder verder te kijken, zonder verder te
weten.

Verandering

In te vullen vrouw, 2014, bewerkte foto

2014_in te vullen vrouw_bf

Mirakel

Tijdens zijn reis in Italië kwam hij onverwacht het eenzaam-
ste tegen. Het groter licht van melancholie ging aan en daar
stond hij mooi troosteloos leeg. Even omarmde hioj nog een
kleine hunkering, maar kreeg geen armslag genoeg.
Toen zag hij zichzelf zo staan en schoot in de lach. Hij door-
zag zijn eigen wankel spel en vergat al het leed ter plekke.
Met zijn tong vuurde hij de vlammen aan, werd weer levend.
Hier en daar kleefde misschien nog een oude echo, maar daar
werd geen aandacht aan geschonken. Zelfs de dronken souf-
fleur had geen enkele macht. Het applaus was te groot.
Met nieuwe eksterogen bezag hij de glimmende wereld en
genoot. Hij kreeg nieuw eelt onder de voeten, vertroetelde
het na een lange wandeling. Zijn borst was nooit meer be-
nauwd om aan te horen.
Het was ergens een mirakel. Een prettig mirakel, waardoor
nieuwe avonturen het neusgat in woeien. Tot grote vreugde
was er voor verdriet geen enkele plaats meer. Mirakels hoef
je ook niet te bewaken of warm te houden. Sterker nog:
mirakels houden niet van theemutsen! Zij hebben hun eigen
warmtebron en vlinderen hun eigen o’s en a’s. Zij zijn naak-
ter dan naakt.
Kortom hij was mooier door verandering geworden.
Iets wat men ook altijd zei over zijn schilderwerk, als hij iets
had veranderd. Het is mooi van ver, verbeterde hij dan snel.
En dat was ook zo. Je moet niet te dicht op een kunstwerk
gaan staan, dan ben je werker, geen kijker.

Zomer

In het hoofd, uit het hoofd, 1996, tekening, 50 x 65 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Hoofdzaak

Het gebaar van afscheid murmelde wat. Adieu.
Murmelen heeft iets te doen met het geluid van de vage wind.
Soms lijkt het ook wel wat op het ketsen van langs elkaar schuren-
de bakstenen. Een mooi zacht geluid. Aangenaam.
Het geluid bleef lange tijd in mijn hoofd zitten.
De zomer is heet en laat de lucht trillen. Er ontstaat een onduide-
lijk landschap. De aarde ademt heet. In de verte hoor je de hoge,
schrille stemmetjes, kreetjes van spelende kinderen. Ze bewegen
hun tongetjes in hun mondjes en leggen de woorden op onze weg.
Ik glimlach. Voel me veilig.
Vannacht zal ik vast witte schimmen zien. Het is toegestaan. De
natuur wil. Er zullen kleine witte vrouwen of meisjes zijn. Ze gaan
me in de nacht vergezellen tot het slechts onmogelijke vouwen zijn
in mijn lakens.
Was het maar nacht, dan kon hij in het hoofd uit het hoofd doen.
Alles blijft, niets gaat verloren. Denk je. Maar het wordt hooguit
een geheim. Meer niet.
Je naait in het donker je eigen masker, haakt je afweerkleed.
Soms lijkt het dat je steelt uit je eigen bagage. En dat mag, want
het is allemaal van je alledaagse jou.
Dan komt een kolossale geest je pakken en slaat je met een stok
op je kop. Je slaap droomt verder.

Vroeger

Dag voorbij, 1988, A4 tekening

1988_dag voorbij_k

Het lege midden

Ongekende schoonheid zie je niet.
Soms als je je ogen, je oren en je hart opent ervaar je iets in
die richting. Als vrije kunstenaar verwerk ik de vluchtige wereld.
Ik zoek naar de ziel der dingen met een groot oog voor het ter
loopse toeval.
Dan bereikt ik soms heel eventjes de korte troost. Dan loopt de
drijfveer met de bestemming mee. Het is een patroon van wend-
baarheid (bestaande uit vele meanders). En dan, als de schets van
gedachten zich hecht aan zijn drager, dan bestaat het vastgelegde
moment tot de vernietiging volgt.

Bovenstaande schreef ik in een prelude voor het boek Tekentapijt
wat ik rond 2005 samenstelde.
Op een vel of doek kan alles gebeuren, zou ik nu schrijven. Als je
voorbij het lege midden bent ben je al een heel eind.
Wat ook mooi is, is dat altijd na de herinnering de tijd van nu komt.
Nadat je je gedachten hebt gekorfd, doet je losse pols de rest.
Je bent even tijdelijk elders.

Stille stem

Algenman, 2006, boek 91, pagina 72

2006_algenman_b91_p72_k

Aardman, aardige man

de aarde
meesterlijk bouwwerk
kindergeur
in de avond
doen planten
chinees spreken
vloeifijne lippen
kussen teder
stille stemmen
omtrekken waarheid

onder zijn ogen
is de aarde diep
veel gaat
verloren in taal
onweersluchten
hagelen iedere angst
vreugdemantels
bedekken koudvrees
in twee minuten
is het verhaal rond
ik luister graag

Gezang

Brunette, 2014, computertekening

2014_brunette_ct

Grijze dag

Je hebt vaak van die herfstdagen dat het licht zwaar blijkt te zijn.
De regen geeft de duisternis een kus op de kaken. Je oogholten
kunnen het licht niet echt vinden, er hangt dof ijzer voor.
In die dagen schilferen de misbaksels buiten. Als bleke broden kwa-
men ze ‘s morgens nog uit hun lakens, zetten zich slap in het zadel.
Dat iets werd snel niets, want deze misbaksels kunnen niet bakken,
zij lossen op in de aanhoudende motregen.
Daarna zijn alle praatjes en smoesjes over om plaats te maken voor
een roze belofte. In de kinderlijkste kleuren, tussen alle kieren en
speten groeit al het schoons op de verse kluiten wat je alleen met
rozenogen kunt bekijken.
Is het wel goed met je, hoor ik je nu zeggen.
Jazeker, ik staar in het water, terwijl mijn tanden schudden. Kalk en
azijn voeren kennelijk een strijd. Aan de andere kant voel ik me niet
ongelukkig, ik zit met gemak met mijn kartonnen rug tegen de war-
me cv, om maar iets te noemen.
Nee, mij hoor je niet klagen, iedereen zou trouwens eens op moeten
houden met dat zuchten en klagen. Het heeft geen enkele zin.
Misschien versnippert de nattigheid zich dan om te verkleinen tot een
groot niets, stopt de regen uiteindelijk en maakt de zon nog kans.
Mijn toereikende grond kan niet worden afgeplakt, het is te groot.
Als ik loop stuift het zuiver zand uit ontzag regelrecht de grot in.
Mijn weg is altijd vrij omdat ik het wil.
De regen is overigens al lang gestopt zie ik nu.
Ik ga nog even zingen met de aarde.