Literair

Rode vaas, rode waas, 2013, acryl, 180 x 100 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Veelkleurige werkelijkheid

Het lijkt wel altijd zomer in het hoofd van de schilder. De kleurig-
heid is onbeperkt. Je kan zo zien deze kunstenaar is niet bang, hij
bespeelt het hele spectrum. Hij is een uitgegroeide wonderjongen.
Waarom dan een rode waas?
Het antwoord ligt in het literaire. Waas en vaas schelen maar een
paar haaltjes. Zet een vaas voor je gezicht en je wordt zo rood als
je aan iets smerigs denkt. Dit schilderij leeft op de adem van de
maker. Hij heeft het door de jaren heen gespeeld. Kaal begonnen
in het volle jaar 2000 en nu dertien jaar later geëindigd als een
kermisstuk. Sommige werken moeten kennelijk net als wijn rijpen.
Over dit werk valt veel te zeggen, het begon als een eenzame
nachtmerrie, het eindigde als een dominerende droom, waarvan
hijzelf niet eens de inhoud kent. Het is een droom, een verlangen,
het terugkomst. Half verborgen staat het Friese woord voor terug:
werom (met nog vager erbij: oernij, Fries voor opnieuw).
Cryptisch zal het altijd wel blijven, al zingt het publiek nog zo mooi.
Wie zich uitverkoren waant zal zeker op de tong worden gepiest.
Zelf noemt de kunstenaar zijn recente uitspatting gezellig, cosy,
maar als de donkere geesten het gaan overnemen is het gedaan
met het knusse, dan zit alles je akelig dicht op je huid. Dan is het
erop of eronder.
Ondertussen:
Tussen beide werelden, genot en gruwel, schildert  de kunstenaar
zijn tuinen vol, terwijl de demonen achter een overdaad aan lelies,
rozen, chrysanten, narcissen en violen wijken. Los van hun wortels
is het paradijs.

Eigen hand

Ontmoeting in Berlijn, 1981, acryl, 175 x 50 cm

1981_ontmoeting in berlijn

Nawoord

Alweer lang geleden stond ik in het atelier van Jan de Bruin naar
zijn nieuwe schilderijen te kijken. De schilder was toen 36 jaar oud.
Hij was bezig met een langzame ontrafeling van zijn leven. Ook nam
hij afscheid van de grote schilders Mondriaan en Matisse. Natuurlijk
bleef de bewondering bestaan, maar de strengheid over hoe een
schilderij er eigenlijk uit moest zien was voorbij. Het had geen prak-
tische of bruikbare betekenis meer. Het roer moest en ging om.
Het werk Ontmoeting in Berlijn was een eerste aanzet. De nieuwe,
onzekere vrijheid gaf zoveel lucht dat hij bijna snel en roekeloos
werd. Hij werd min of meer een bravoure schilder. Geen enkele be-
zorgdheid kon hem nog hinderen, er was immers geen tijd meer voor.
Opwindend slordig zou je zijn nieuwe stijl kunnen noemen.
We stonden een tijdje te kijken naar een werkelijk werk en Jan zei:
Kijk dat rode is de waas die ik zag toen ik blind werkte. Het was een
openbaring voor me dat het kon, dat ik bleef leven. Alsof innerlijk
en uiterlijk ineens mochten samenvallen.
Je laat het ongenoegen van de vele kleuren zien, wist ik terug te
zeggen. Het rood wordt zo betrouwbaar gemaakt.
De schilder knikte hierop wat half, hij denk niet zo, hij doet gewoon,
hij laat mij met rust.
De weg naar het rood zal een doorbraak zijn, mompelde Jan verder.
Vanaf die dag schilderde hij zonder conflict, omdat het rechtlijnige
was verdwenen. Ordening en drift passen niet bij elkaar.
David Salle zei het ooit al: In wezen gaat het drama over het ver-
langen buiten zichzelf te treden.

De schilder

Schouderklop, 2013, schets

2013_DR_schouderklop_k

Idee

Je was zo zwart als een voortzeggende echo en hing in het dal.
Geduldig sprak ik vanuit de lucht naar de afgrond. Toen hing je
aan de bergen.
Uit een duistere mond komt een verkeerde herinnering. In al je
naaktheid slaap je daar gierig op. Snel ben je schietschijf voor
anderen. Wie dan ook weet je tere plek te vinden, je geeft ruimte.
Wel deed je je best en schreef een fraaie brief aan jezelf, waardoor
je geest meer een balkende fee werd. Je voelde je beter door die
schouderkop van eigen hand. Open plekken hoeven geen open
wonden te zijn, neem gerust de trap naar de leegte. Leg daar je
ijzeren ei. Het zal je goed doen en verder brengen. Loop achter je
gespitste oren aan, het liefst boven het avondrood. Je zult zien
dat de nacht goed zal verlopen. Al loopt het water langs de wind,
jij lacht na de droge witte wijn. Vleugels zijn vriendelijk.
Langzaam aan zul je geen haast meer hebben. Je verlamming is
verdoofd, je bent veilig, verlicht.
Tot slot zal je schaduw zich verheffen en met je willen dansen.
De splinter is in de kous gelaten, doet geen pijn meer.

Leugen

Gespeelde verbazing, 2013, computertekening

2013_gespeelde verbazing_ct

Theater

Even leek het er op dat hij onverschillig was voor vormen, maar
wij hoorden niets, omdat de wind zijn mond liet wegwaaien, zodat
ieder woord voortvluchtig werd.
Daar zit je dan als valse Pinokkio onder de jammerende bladeren.
Uiteindelijk versnipperde de wind ook nog zijn schaduw, dus er
bleef niets over van deze charlatan. Hij hoefde nooit meer te wer-
ken voor de waarheid. Het was gedaan. De lampen van de waar-
zegsters werden niet meer opgewreven voor een positieve uitkomst.
Als taal niet meer taal is wat is er dan nog over?
Dan is het komen en gaan misschien ook niet meer van belang.
Dan kun je alle bloemen net zo goed  naar de maan gaan gooien,
voordat je weer een lekker hapje eet.
Hij was afwisselend een trage of een driftige die een mijlpaal zocht,
maar met zijn woordeloze gulzigheid kwam hij nergens. Ooit leek
de toekomst nog lekker te smaken, maar nu is zijn gezicht al pap.
Hinkend liep hij achter zijn vroegere salvo’s aan. Niemand vond het
vreemd dat smart een totaal theater was. Je kreeg er nadorst van.

Kijkplezier

De reizende haast zich nooit, 2000 -2013, bewerkte foto

2000_de reizende haast zich nooit_bf

Van A naar B

De toestand was te schemerig, hij verdween. Er waren te veel
woorden voor zijn gezicht, hij was te nat van zweet en angst.
Zijn hoofd deed raar. Zijn rondborstige tong leek van beton te
zijn gemaakt. Zijn overvloedige buik speelde een eindeloze bor-
rel melodie. En dan was het nog het meest erge: zijn gezicht
was bezaaid met flink veel tepels, waaraan bloeddorstige biggen
lagen te drinken.
Eh?
Zulke fantasieën had hij altijd als hij in een museum liep. De pit-
toreske tegels, zoals hij schilderijen vertederend noemde, hadden
een rare uitwerking op hem. Zijn hersens leken spontaan te schif-
ten of maakten zonder tegen te sputteren gelijk een flinke reis.
Totaal nieuwe kunst werd hier getoond, hemelse nieuwe gangen
werden ontsloten. Het goud lag overal en liet zijn neushaar trillen.
Het kunstpaard had hem aangeraakt.
Eh?
De stilte woont in het museum. Pas op voor hardop klappen, want
hier zijn stervelingen bezig iets te snappen. Zij happen daar de iele
lucht en dopen hun snavel in de catalogus om de geschreven wet-
ten uit hun kop te leren.

Zwart

Sombere man, 2013, computertekening

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Tandeloos

Wie helemaal zwart is geworden spaart wat uit, want het zwart
kent geen lach en heeft geen bezwaar tegen de donkere kleur.
Zwart gestemde mensen lijken geen tanden meer te hebben om
ergens in vast te bijten, zij laten het zitten omdat het nu eenmaal
het lamlendig lot is.
Als argument willen ze nog wel eens zeggen dat rozen ook geen
tanden hebben om zich te verdedigen, maar dat is maar een halve
waarheid, rozen hebben doornen. De donkere mensen stoken hun
brein verkeerd op. Bovendien laten ze hun pokerface ook nog eens
op het nachtkastje liggen. Woorden worden botje bij botje gewogen
en afgekraakt, een landkaart blijft een puzzelkaart waar overheen
gekotst is. Alles is onleesbaar en te veel.
Kortom, de enige overdaad is het constante zwarte.
De losgeslagen hoofden zijn niet meer in goede handen. Horloges
worden nooit meer opgewonden. Het instinct is ingedikt. De zin-
loze zintuigen liggen op de rommelmarkt voor een zacht prijsje.
In zo’n geval maakt het gedicht niet meer gebruik van het hoofd.
Ieder gezicht is een dood meer. De fanfare zwijgt met gebogen
hoofd. Wie zo mooi wil zijn als de waarheid begint met liegen. De
geformuleerde wrevel is op herhaling. Een spiegel ziet alles ver-
keerd en de ogen zijn stinkende bronnen waaruit twee totaal ver-
schillende beelden spruiten.
Zou het helpen als ik zeg: het mooiste weer maakt je opgetogen?
Spiegels stralen? Je tong hangt niet als kuit uit je mond? Een neus
is niet aangenaaid? Men zuigt niets uit je oor? Je scherpe kin wordt
niet verbogen? Je tenen hebben geen tanden? Er zit geen snee
brood tussen je billen? De treurwilg verwoest je huis niet?
Of een tip: laat je groot rood hoofd drie maal daags strelen?

Oude wijven wisten het vroeger al: in betraande ogen smelten de
wijzende vingers.
Een vette slak gaat ten onder aan zoveel zout en zoveel tijd.