Oeuvre

I T = I T, 2012, acryl, 40 x 40 c

schets It = It

Geef niet op

Als je leest dat iemand is gestorven die je kent of hebt gekend
krijg je altijd een klein schokje. Het klokje van eigen tijdelijk-
heid klingelt scherp en daar houd je niet van. Je wilt er nu niet
aan denken. Het is een overval.
Dat onderging ik ook bij het sterven van Raoul de Keyser.
Ik was ineens oud of voelde me zo. Even maar.
Toch heb ik hem maar één keer ontmoet, ergens begin jaren 70.
Zijn werk maakte veel indruk op me. Het zag er zo simpel uit.
Hijzelf trouwens ook, niks artistiekerigs, eerder een anonieme
kantoorman of boekhouder.
Bedachtzame Belgische zinnen, die so wie so al mooi klinken,
kwamen wonderschoon uit zijn kleine, bescheiden mond.
Ik kocht een zeefdruk van hem. Was blij met zijn echtheid.
En nu is hij dood. Dat is ook echt.
Ook echt is dat ik later die zeefdruk in droevige omstandig-
heden ben kwijt geraakt. Spijtig genoeg is dat soms het leven.
Daarom maakte ik dit hommage schilderij. Zo simpel is het:
IT = IT en dan is het klaar, over en uit.
Je werk heet daarna ineens oeuvre.
Hij werd 82, niet gek voor een kantoorman.
Ik ga voor het getal 96, doe gewoon mijn best.
Er is nog veel te doen van dat beste.

 

Verzonnen

Onderdrukking, 2012, tekening, A4

Ander gevoel

Op slag werd haar keel dik.
Even leek het alsof ze in haar hoofd wou kruipen, om een nare
herinnering te verdrijven. Ze legde haar handen drukkend op
haar bleke voorhoofd. Schudde daarna alle pijn eruit, gaf het
opgelucht terug aan de aarde.
Nu ga ik een verhaal vertellen – zei ze – let goed op, want dit
verhaal is niet verzonnen:

Op een bewuste avond werd een vrouw rond tien uur ’s avonds
gebeld: of ze nog niet was vertrokken.
Dat was niet het geval, want ze wist nog niets van vertrek.
Dus kon ze helemaal niet vertrekken. Het voelde alsof haar een
net gewonnen reis of prijs was afgepakt zonder er iets aan te
kunnen doen.
Gauw dacht ze aan rustige dingen. Fantaseerde schone zijden
lakens, een nieuwe wollen deken en liep verlicht naar boven.
In de slaapkamer knipte ze het licht aan waarop het bed begon
te zweven. Echt, het bewoog, net als de wenkende man, die
erin lag!
Ze zakte weg, was te moe om van deze verrassing te kunnen
genieten. Ze wilde slapen, geen fratsen.
Nog één keer tandenpoetsen, plassen en dan opnieuw het bed
zoeken. Overzicht houden. Je hebt iets gezien wat niet kan
hield ze zichzelf voor.
Het hielp. De beteuterde bedman vertrok ondertussen naar een
ander finest hour en klopte daar op de deur.
Je bent laat – klonk het warm – kom binnen ongezouten man
en ze schonk hem heel haar hart. Samen verzamelden ze alle
stukjes nacht en toen ze helemaal uitgeteld en uitgedacht
waren was het meteen genoeg. Zoveel genoeg, dat het steeds
opnieuw kon beginnen.
Tenslotte zette hij op een kwaad moment zijn voet op haar
hoofd. Heel raar, naar en onverwacht.
Zij schrok zo dat ze wakker werd.

 

Vertrek

Sorry, 2012, tekening, A4

Geen spijt

Hij vertrekt naar een ander land. Het land waar het harde hoofd
de weke wereld benadert bevalt hem niet. De geest lijkt daar
beest te zijn. Niets goed voor de mens, dus wegwezen.
Op zoek naar een gebied waar de mensen niet allemaal hemel-
waarts wemelen is geen eenvoudige opgave. Hij snijdt daarom
steeds plakjes van de aarde af, zo houd je vanzelf het goede
over.
Iets wat hij van zijn moeder leerde bij het schillen van de dage-
lijkse aardappelen, rotte plekken altijd verwijderen, het is niet
voedzaam en je kunt er misschien ziektes van krijgen.
Hij gaat weg zonder het dringende vertrek te melden bij de
naaste buren. Dat is niet netjes, maar het spijt hem niet. Ze
hebben toch alleen maar broodmagere gedachten. Bovendien
is het veel beter zo: hun zwakke hart kan niets hebben. De
zware sluiers van de taal zouden zich snel blindstaren op zijn
dikke licht.
En zo komt hij in een gebied waar men wel kan luisteren. Ze
hebben er iets op gevonden, ze hebben geen witte boorden vol
woorden, ze krabben hun oorschelpen gewoon schoon voor
nieuwe denkbeelden. Deze mensen hebben temperament en
zijn geboren  met een zoeklamp.
Zijn bloed brandt daar goed in.
Aan alle kanten krijgt hij nu nieuwe ideeën. Geen zwaarte is
meer te groot. We zullen nog veel van hem gaan horen.

 

Schoon

Grootvaders stoel, 2011, computertekening

Lang geleden

Wat schoon schijnt moet schoon blijven zei mijn grootvader
altijd. Daarbij likte hij zijn lepel, vork, mes en bord schoon.
Zijn strenge vrouw kon dat niet waarderen en sprak snel in
razernij over zijn verdorvenheid.
Ze vond hem boers, plat. Het is mij verteld, ik ben geboren in
zijn sterfjaar. Ik moet het maar aannemen en geloven.
Toch denk ik dat het echt waar is, want ik heb die neiging zelf
ook sterk, het is iets van de genen. De vrije natuur geeft ten
slotte alle kleur aan mens, plant en dier.
Een blad valt in de natte verf en weet zijn gelijk, zijn kleurplaats.
Zo ook vormen, zij rollen helemaal vanzelf naar hun plek.

Ineens moet ik denken aan een flard van een gedicht van Lucebert:

daar waar de tranen zijn een stil kanaal
waaraan een boom net een mens te imponeren staat
in de eenzaamheid die hem grijs omringt

De natuur keert zich nooit af, blijft altijd een jong springbokje.
Het hoofd praat maar door, dringt en dwingt. Of dwaalt van
vallei naar vallei, dat kan ook.
Terug op het onderwerp:
Een dronken geest laat de mens soms rare dingen doen, daar
is het schoonlikken van de dis niks bij.
Als ik aan mijn grootvader denk voel ik me een slapend kind
met een zoeklicht in de hand. Ik mis hem.
Het is wat met licht en tijd!
Voorlopig schijn ik als een vlekkeloze maan door de morsige
wolken heen. Wie weet verschijnt hij dan nog een keertje,
alleen voor de lol. Dan gaan we samen de lucht schoonlikken,
zodat alles voortaan heel helder is.

Echo

Hertje, 2012, computertekening

De slaapkamer

Ik spreek als een man. Ik zing als een manlijk kind.
In mijn gedichten knor en slaap ik al woonde ik nog thuis bij
mijn ouders.
Ik zeg nu wel thuis, maar zo thuis voelde ik me toen niet.
Mijn gloed was anders. Ik miste aansluiting, was snel vreemd.
Als je een diepe aardgeest hebt is het lastig om met schaduwen
in dezelfde ruimte te leven. Dan is je adem snel rood.
Het enige wat je kan doen als kind is je aanpassen en desnoods
je verbergen in fantasie. Aldus geschiedde.
Hoe kom ik hier op?
Door het hertje van Han van Meegeren, de valse kladder.
Het hing in de slaapkamer van mijn ouders. Ik vond het on-
gepast, want wij mochten geen dieren houden. Dus kletsten
ze wat mij betreft als een steen en werd mijn zon donker.
Misschien was ik daarom zo wreed met de mieren, ze stierven
een langzame verbrandingsdood door zon en vergrootglas. Ik
kon er aardig van genieten in die tijd, zie hun pootjes nog
steeds op mijn netvlies lang stuiptrekken. Eigen schuld!

Het weinige van de werkelijkheid werd steeds minder en min-
der. Het verre blauwe werd opgeslokt door de einder-echo.
Uit het verre verleden, ook wel oude tijd genoemd, zie ik ook
de vele vogels in de sneeuwwinter. Ik voerde ze korsten brood,
ze vochten zich wild, de oorlog was nog niet zo lang voorbij.
Ik keek net zolang tot dat mijn lippen bijna waren vastgevroren.
Van vogels word je niet gauw moe. Zij zingen het lied van het
eeuwige leven, zij kennen alle elementen.
Daarna moest je weer naar binnen tussen de dorre bladeren,
terwijl van binnen mijn gespierde zon straalde.

Afbraak

Herfstgedachte, 2012, bewerkte foto

Herfst

In het jaar dat men ons voor gek verklaard blijft de herfst
rustig komen. Men voorspelt dat onze ogen ineens uit spek
zullen gaan  bestaan, maar daar was niets van waar.
Allemaal bange uitspraken van mensen die niet echt leven,
ook onze tenen worden geen dobbelstenen. Er is hoogstens
sprake van een zekere, lichte jeuk.
Mijn vriendin raakt helemaal opgewonden van de herfst, het
is tenslotte haar mooiste jaargetijde. Over de mist zegt ze
bijvoorbeeld: ook wat dwaalt heeft gewicht of in de herfst kan
je zo mooi je gezicht op geleende nevels leggen. Op een ander
moment zijn die nevels ineens dansgewaden.
Zij heeft dus een grote fantasie, daarom is zij mijn vriendin.

Het jaar heeft weer alle tijd om te breken, zo zie ik de herfst.
De zon heeft de oorlog verklaard met het coördinerend bureau
die het licht verzorgd en wij zepen ons alvast in voor de polo-
naise in het zuiden. Onze wonden mogen krom zijn omdat het
nu feest is. Wie lacht vergeet de ramp, is het nieuw tegeltje.
Alleen de eenzelvige houdt nog de wacht.
De mist is het gevolg van onze uitgewiste zonden. Zij is zo dik
dat je er met gemak stukjes af kan snijden. Niemand zal het
merken. Bovendien jongt het zo weer aan.
Zo gaat het in de herfst als de leegte het toelaat.
Dit is weer zo’n verhaal met een sterke leugen.