Praatboom

Spiedster, 2001, tekening, A4

Loergat

Iedereen weet:
Zoals de avond valt zo zal zij de volgende ochtend weer opstaan.
Denk daar maar eens aan als je s’ ochtends zuchtend opstaat.
Je moet wel een hele grote zwartkijker zijn om dan de dag
donker te beginnen.
Koud is de kracht van sommige mensen, als water staan zij
tegenover de boze wereld. Zij bouwen niets op, zij breken af.
In het vuur smelten zij snel (dit ter zijde).
Haar oude hoofd zit vol vuur. Zelfs op het late uur. Maar ze blijft
steken in haar ijlen. In die hoogte is geen enkele man. Ze blijft
alleen en kan alleen nog maar wat spannend spieden. Niet dat
het genoeg is om te leven, maar een loergat is beter dan niets.
Achter de boom mompelt ze een zacht ach wat ach…..Het klinkt
teder. De boom zou zo wat ik al dacht terug kunnen zeggen,
maar zwijgt verstandig, hij is een oude boom.
Bergen rimpels wist ze ondertussen weg. Haar eens stralend
huis lijkt meer op een zwetende kuil. Rovers hebben hier niets
te zoeken, zij ook niet. Snel gaat ze op zoek naar haar wuivende
geest en merkt dat haar hart niets verbiedt. Haar lippen klemmen
lippen.
Later, met het geluk nog op het gezicht, schudt ze haar kruis uit.
Men zegt dat er dauw over het veld hangt. Dat is grootdenken.
Och, geef haar alle ruimte, haar verval is al begonnen. Geef haar
lucht en vul haar gulzigheid. Zing vanuit de lucht.

Dwazen

Grijs stel, 2012, acryl, 50 x 40 cm

  schets

Beminnelijke littekens

De warmte waait sloom langs de oogleden. De hemel kleurt als
een volle sinaasappel. Tussen de ochtend en de middag ligt er-
gens de roes. Achter de hoge heggen werd gekust en gehijgd.
Dit stel kent elkaar al lang. Te lang waarschijnlijk om nieuw te
zijn. Nieuw voor elkaar na vele jaren is een hele kunst.
Meestal is het na drie jaar sleets, grijs. De drift verbleekt, de
dronkenschap van de tong is nuchter. Alles is bezocht, alle
adressen zijn vertrouwd, terwijl de kikkers doorkwaken en de
tijd flink doortikt.
Het enige wat dit grijs stel kan doen is de stilte verminken
door hun aanwezigheid luidruchtig te tonen.
Maar het blijft stil bij de zonsondergang. Als onthalsde voca-
listen laten ze de zon in de zee zinken. Zij wanen zich al hoofd-
personen in het heelal. Wat moet je anders. Zij verdraaien het
getal en becijferen dus alles verkeerd.
Het is duidelijk dit zijn dwazen zonder pit.
Het is duidelijk zij doen doodgoed, gaan dood.
Het sissende en schuimende hart hangt al aan de hemel.
De schaduw hangt ondertussen verdwaald  tussen het sap van
de overrijpe druiven.
Straks wordt het uitgebluste hart nog door de wind weggedra-
gen. Ze zullen het niet merken. Ze zijn te grijs voor gevoel
geworden. De schijndode toneelknecht zal alles ten slotte op-
ruimen. Ook dat kunnen ze niet zelf met hun gebibberd aan
gezicht.
Nee, dit is geen vrolijk stel. Zij krabben aan hun beminnelijke
littekens en staren daarna op hun getande nagels.
De warmte waait ondertussen sloom langs de oogleden.
Nog steeds. Sloom maakt loom.

Nieuwe ogen

Mooi van verandering, 2009, tekening, A4

Mirakel

Tijdens zijn reis in Italië kwam hij onverwacht het eenzaam-
ste tegen. Het groter licht van melancholie ging aan en daar
stond hij mooi troosteloos leeg. Even omarmde hij nog een
kleine hunkering, maar kreeg geen armslag genoeg.
Toen zag hij zichzelf zo staan en schoot in de lach. Hij door-
zag zijn eigen wankel spel en vergat al het leed ter plekke.
Met zijn tong vuurde hij de vlammen aan, werd weer levend.
Hier en daar kleefde misschien nog een oude echo, maar daar
werd geen aandacht aan geschonken. Zelfs de dronken souf-
fleur had geen enkele macht. Het applaus was te groot.
Met nieuwe eksterogen bezag hij de glimmende wereld en
genoot. Hij kreeg nieuw eelt onder de voeten, vertroetelde
het na een lange wandeling. Zijn borst was nooit meer be-
nauwd om aan te horen.
Het was ergens een mirakel. Een prettig mirakel, waardoor
nieuwe avonturen het neusgat in woeien. Tot grote vreugde
was er voor verdriet geen enkele plaats meer. Mirakels hoef
je ook niet te bewaken of warm te houden. Sterker nog:
mirakels houden niet van theemutsen! Zij hebben hun eigen
warmtebron en vlinderen hun eigen o’s en a’s. Zij zijn naak-
ter dan naakt.
Kortom hij was mooier door verandering geworden.
Iets wat men ook altijd zei over zijn schilderwerk, als hij iets
had veranderd. Het is mooi van ver, verbeterde hij dan snel.
En dat was ook zo. Je moet niet te dicht op een kunstwerk
gaan staan, dan ben je werker, geen kijker.

Stap voor stap

Passo a passo,1994 – 2012, bewerkte foto

In de benen

In de wereld van de hedendaagse beeldende kunst is de stip
rond. Rond en hopelijk rood, verkocht, dus een stijgende be-
lofte. Nog harder werken. Misschien eeuwigheid krijgen.
Opvallend is dat dat nooit klopt. Het koopgedrag is even grillig
als het weer: onvoorspelbaar als het er op aan komt.
Het beste kun je naar de ateliers van de kunstenaars gaan en
de handelaren omzeilen. Dat scheelt niet alleen in de prijs,
maar je krijgt ook een veel scherper inzicht in het werk van
de kunstenaar. Ga dus die ruimtes in afgekeurde scholen be-
zoeken. De potkachels zullen je verwelkomen. De grote, ronde
Gispen lampen zullen je belichten. Houd er even rekening mee
dat je eerst tien minuten op de stoep staat te wachten voordat
de kunstenaar de deur heeft bereikt. De school is groot.
Hij zal je hartelijk ontvangen, misschien wat argwanend in het
begin. Het gesprek is vaak wat ongelukkig bij de start, maar
als je even doorzet komt er veel informatie in vriendelijke en
begripvolle woorden.
Kunstenaars zijn altijd op hun hoede voor afwijzing. Ze hebben
er veel ervaring in. Je moet wel super optimistisch zijn om
het beroep vol te houden. Maar goed, de kunstenaar heeft nu
een strak ingerichte ruimte, een lange wand, een tafel voorzien
van een Mac. De geur van olieverf is allang verdwenen, pixels
bepalen steeds vaker de sfeer.
Die sfeer is eerder afwachtend dan uitnodigend. Hoogstens hu-
morvol, zelfbewust. Alles in vleugjes. De vleugjes bestoken de
curatoren, kopers.
Hij zal je vragen voor zijn mailinglist en je zal ja zeggen, want
je wilt ook rustig thuis kunnen genieten. Alles binnen handbe-
reik, dat is het mooiste.
Misschien ontdek je dan dat kunst geen wedstrijd is, maar een
houding. Kunst moet je los zien van de hectische kunstmarkt.
Kijk dus voorbij de stip.

Gedicht

Wit kind, 2012, computertekening

Wit in de nacht

diep in de nacht
het bouwland plankt
de witte wit

de borst strak
pas op
de smijtende planken
je valt op, witte

witvlekkie knipoogt
spuugt speeksel
kijkt niet rondom

zijn nachtlichaam
bleekt alle windsels
lijkt cocon

in het achtste jaar
van zijn lot
blijft hij bleek

de lange schrik
verkort de nacht
muurijzers vallen

het ingeklonken lijf
van gebarsten melk
heeft niets te klagen
wit is het wit

Andere ogen

Zwart vlak, 2012, computertekening

Beschaving

Vreemd: van mijn ogen zeiden ze dat het mijn ogen waren.
Ik werd eraan herkend. Kun je dan de ogen van een ander
hebben? Is er een ruilbeurs?
Moet je je ergeren aan zo’n opmerking?
Ik denk het niet, men is alleen wat verdwaald in het zwarte
vlak. Men staart naar een eigen voet waarin net is geschoten.
Het pijnlijk dolen wordt beleefd van regel tot regel. De ont-
snapping is ver weg. Laat staan de zelfverdwijning, die wordt
gewurgd door het dichterlijk spreken. Te dichterlijk was het
woord wat ik sprak en daardoor niet gesnapt.
Elk woord wat ik er nu aan besteed is alleen aan mij besteed.
Voor een ander blijft het vage fictie. Mijn ik lijkt ontvreemd
te werken vermoed ik. Misschien moet ik een gedicht gaan
schrijven met de titel: aan mijn vrienden die ik niet wil ver-
noemen…
Dat is net zoiets als van mijn ogen zei men dat het mijn ogen
waren. Zelfs de spiegel van de ziel kan hier niets mee. Voelt
zich kaal en anoniem.
We moeten dus maar tastenderwijs bestaan.
Wachten in de ruimte, die misschien het hart mag heten.
Het hart heeft tenslotte zijn eigen taal. Het hart is zichzelf.
Spreekt scheppend.