Alles los

 Modderman, 1985,  performance Academie Minerva Groningen

Losse gedachten

Kijkend naar een foto uit vijfentachtig vraag ik mij af: “Wie ben jij?”
En daarna vraag ik: ‘Wie ben ik?”
Ik schrijf het antwoord op voor jou, en ook voor mezelf. Van vragen
en schrijven kan je heel gelukkig worden. Net zo gelukkig als van een
spelletje.
Als jij op zoek bent naar mij, dan ben ik op zoek naar jou en mij.
Eigenlijk zoek je mij omdat je naar jezelf op zoek bent. Ja toch?
We hebben één vel papier samen. Dat is het speelveld waarbinnen we
elkaar zoeken en ontwijken.
Waar moet je dan beginnen?
We beginnen bij thuis. Wat ben je zonder thuis? Zelfs kleine kinderen
weten wat hun eigen huis is, zoals puppy’s hun dampend hol.
Thuis is een eenvoudig en eeuwenoud begrip. Pas als je ouder wordt
begrijp je dat een huis in de eerste plaats een kamer is.
Een kamer is opgebouwd uit muren, deuren ramen.
Al die onderdelen kunnen we een betekenis geven en dan zal je zien
dat er dan al een onderscheid ontstaat. Een muur is ineens een andere
muur, een deur moet dicht of open, een raam laat wel of niet licht door,
etc.
Het huis blijkt overvol losse gedachten te zitten.
Kortom de huiskamers van een woning zijn afgesloten, maar wel licht- en
luchtdoorlatend.
En daarnaast ook nog heel prettig: een huis is mens-doorlatend.

Lichte stof

Vanaf morgen is alles anders, 1997, 80 x 65 cm, tekening

Dus

Stof is de roos van voorwerpen. Stof wandelt licht als het even waait.
Stof is volgens de geleerden (die het kunnen weten) doof. Ik voeg eraan
toe dat stof ook stom en achterlijk is en dat het zich verdeelt.
Dus kan je rustig zeggen dat stof overal is.
Die domme materie kan zich bovendien behoorlijk opstapelen als hij/zij
zin heeft. Dan noemt hij zichzelf laag. Waar je ook bent die laag zal zich
vertonen omdat de stof dat wil. Stof is sterk en hardnekkig, oneindig.
Op vrije dagen wil ik  nog wel eens een handje vol oppakken en bestuderen.
Het is een echte aanrader. Uiterlijk lijkt het niet veel zaaks, maar bij nader
bekijken zie je van alles en uiteindelijk bespeur je je verre eindigheid.
Het prettige van stof is dat hij/zij geen onderscheid maakt, hij/zij is voor
alle mensen gelijk. Dat is toch wel bijzonder, waar kom je dat nog tegen?
Dus wat mij betreft is stof eigenlijk toekomst. Bij stof eindigt de tijd.
Ik hoop niet dat ik je nu verdrietig maak, maar niets is gevrijwaard van
stof. Daarnaast en dat is ook niet erg hoopvol, las ik laatst dat in sommige
streken stof en God hetzelfde is. Zelfs de klank is eender.
Dat kan toch geen toeval zijn?

Slappe hap

Onno ongeloof, voorstudie, 2007, 40 x 40 cm, acryl

  Kees Ongeloof, 2007

De O van ongeloof

Met het werk van Onno had/heb ik nooit veel gehad.
Zijn romans staan vol bizarre, verhalende invallen. Wat moet je ermee?
De ontstane ontsporingen zijn tegelijk vrolijk en droevig. Lijken daardoor
op een goedkope goocheltruc. Het is beslist geen spetterend vuurwerk.
Zijn boeken horen duidelijk bij de dikke stapel romans waarvan je niets
bijblijft. Het heeft geen grond. Het blijft niet in je oren hangen.
Nee, voor mij is het niet genoeg, het is veel te slappe pap.
Bovendien heeft Onno alles van horen en zeggen, deze buurpraatjes
weten net wat werkelijkheid is. Door voortdurende relativering is iedere
voorstelling te week en hangt het verhaal in een dikke mist.
Echt! Het maakt hen nogal ongeloofwaardig.
Is er dan nog hoop? Is er nog zoiets als eigen aanwezigheid te bespeuren?
Ik vrees van niet. Alles is namelijk zijn probleem, wist hij onlangs nog in
een krantenartikel te melden.
Hij moet zich schoonschamen en zijn bleke lijflurven pakken.
Open staan voor iemand misstaat niemand, stond toch in de tram?

Kwaaktaal

Gids, 2012, bewerkte foto

Het allerbeste

Buiten het montuur van de tijd luidt de herinnering, die altijd op zoek is
naar storm. Pas op voor de heimweepolitie, die is dan erg actief, zij willen
al je vingerafdrukken verzamelen.
Maar goed, als het laatste licht valt en we afscheid hebben genomen van
de boomtoppen, dan kunnen we heerlijk verder golven op het kompas van
het hart. We voelen ons in de nacht snel meer dan jeugdig en varen graag
op die hitsige golven mee.
Laat mij dan je blinde gids zijn, in de nacht heb je immers geen zicht nodig.
Ik kan de sterren laten schitteren in het nachttheater. Ik laat de hemel in
de vijver likken zonder dat je het merkt. En dan is het voorwaarts! tot diep
in de morgen. Je zult spreken in de kwaaktaal van een kind en met grote
passen ben je in één nacht over de top van de hoogste berg.
Het is een gave, ik haal het allerbeste in mensen boven, mijn torenkraaien
doen de rest.
Kijk, nee kijk niet, ik loop nu recht op je af. Als leidsman van alle wegen
weet ik maar al te goed dat het boek der aarde nu open ligt. Ik laat iedere
sneeuwbui tot vonken omsmelten door mijn energie.
Je hoeft alleen maar toestemming te geven en alles wervelt oneindig rond.

 

Dwaallicht

The Day After, 2012, computertekening

Niet waar

Je zult het niet geloven maar mijn vader was dronken. Of hij had een
dronken bui, dat kan ook. In ieder geval deed hij duidelijk anders dan
normaal. Mijn vader liep door de smalle gang en riep half panisch:
“Rennen, het dwaallicht komt achter ons aan”. Met ons werd het gezin
dan bedoeld.
Ik rende ook, uit solidariteit, terwijl de vermeende vuurbol nog altijd aan
het dansen was. Nu zag ik het ook. De gang werd steeds lichter. Maar was
deze bol wel een dwaallicht? Ik kende wat oude prenten waarop het dwa-
lende licht heel anders was afgebeeld. Dit leek veel te rond van vorm,
een dwaallicht heeft een soort puntmutsje aan de bovenkant en is niet zo
vast van vorm. Dit licht was duidelijk opgekropte boosheid!
Toen wist ik het: ik moest even grote ogen opzetten en dan was alles snel
weer gewoon, normaal. En inderdaad door mijn wijd opengesperde ogen
verdween de verschijning als sneeuw voor de hete zon en werd de gang
weer zo donker als voorheen.
Zo zie je maar dat je niet zo snel in paniek moet raken als je vader wat
vreemd doet. Hij is ook maar een mens en ik zou er niet zijn als hij er niet
was geweest.
Later op de dag zei moeder dat we beter maar niet thuis konden blijven.
We moesten naar grootmoeder, die had de kip al klaar gemaakt. En vader
dan? vroeg ik (want die was ineens spoorloos).
Die is even naar het ziekenhuis om te zien wat voor film daar draait – was
het kloeke antwoord. Mijn moeder kan het mooi brengen, maar ik wist gelijk
dat hij opgenomen was omdat hij zo dol doordraaide.
“Moeten we dan niet even gaan kijken?” opperde ik. Aan het opvolgende
gebaar, met de boze blik daarbij, zag ik dat het tijd werd geen vragen meer
te stellen en mijn mond voor altijd op slot te houden.
Zodoende bleef alles voortaan zoals de ingeslagen weg.
Waarvan akte.

Oud werk

Laddy’s Gohst, 2002, bewerkte foto

Zweefruimte

Tegen een uur of zes in de ochtend ging ik naar de badkamer om te
plassen. Het was al licht, de vogels floten vrolijk. Verder was het stil.
Terwijl ik wat heen en weer liep maakte ik mijn handen droog na het
wassen. Door het half open raam kwam net genoeg frisse lucht binnen
om een beetje wakker te worden. Net genoeg om te merken dat ergens
iets niet klopte. Ik voelde me schichtig, vreemd.
Er waren een aantal voorwerpen onlogisch verzet. Het spookte.
Door een kier zag ik ook dat er ineens iemand in mijn net verlaten bed
lag. Ook vreemd. Mijn warme dekens had iemand aangetrokken!
Ik vluchtte snel naar beneden, wou naar de kamer, maar kwam in een
grote schoolachtige ruimte. Het bleek een expositieruimte te zijn en er
hing een oud werk van me: Laddy’s Gohst. Het gekke was dat dat
schilderij minstens twee keer zo groot was als oorspronkelijk.
Ik zag dat het beter was en dus was het waar wat ik zag en ik besloot ter
plekke dat ik voortaan in de zweefruimte zou blijven, daar was het een
stuk leuker.
Toen werd ik wakker en moest plassen.