Moment

Denkbare man, 2005, 100 x 80 cm, acryl

Oranje gloed

In huis was iets weg.
Toen hij ging zoeken vond hij van alles. Alles kwam terug van een plek
waarvan hij niet eens wist dat die bestond. Al die tijd had hij zitten slapen
kennelijk. Of tijdelijk geen hersens, dat kan ook.
Hoe was het zover gekomen?
Misschien had hij mensen kwaad gemaakt door net iets te veel te zeggen
over iets waar hij zich niet mee mocht bemoeien. Misschien had hij juist
te veel nagedacht.
Het spookte in zijn hoofd. Zijn sieraad was verdwenen.
De vraag was naar wie. Ze was weggegaan zonder het te zeggen, de slappe
lafbek. Als ze naar de denkbare man was gegaan zou hij gifgroen uitslaan
van kwade ergernis.
En dan, hoor, in de sterren klonk het blink! God belde aan eigen deur.
In een zilveren schaal echode haar geduldige stem.
Gauw liep hij naar de deur en daar stond zij, klaar om terug te komen.
Zie – zei ze – ik ben een minderkind –  maar die kende hij niet.
Het deelbare moment was geheel ontdaan van iedere seconde.
Hij liet haar binnen. Opnieuw.

De plant

Passing ships, 1999, 80 x 65 cm, tekening

Passeren

stop maar even
nu
vergeef me
dat ik dat vraag
hou toch op
stop
ik vraag het je
als vriend
als denkbare vriend
je moet stoppen
en wel nu

stop jij maar even
en nu
je leegde mijn stad
hou toch op
stop zelf
vergeten vrouw
als twee vezels
hang je als gebladerte
aan mijn dode hand
dat moet niet
stop

de plant in mij
zegt dat

Trots

Sleutelwerk, 1998, 80 x 65, tekening

Later is ook tijd

Het is waar, oude emoties verplaatsen zich gemakkelijk van het ene object
naar het andere, alsof het subject zelf zou veranderen van verleden en van
toekomst.
Ik weet nog hoe ik ooit in kinderlichaam schreeuwde tegen de zee en meende
dat die zee daar van schrok en zich af en toe terugtrok na mijn hard geluid.
Door geen ander gevoel dan trots leefde ik verder in wilde harmonie.
Later werd alles helaas duidelijker en leerde ik dat de zee alleen maar naar
de maan luisterde en mij niet eens zag staan. Wel is het altijd zo gebleven
dat als iemand nadenkend over mij heen buigt het gewoonlijk donkerder
wordt. Nabije objecten smelten niet samen in gelijke emotie. Men buigt en
geeft duisternis.
Mijn innerlijke stem spreekt me vaak bemoedigend toe: wees niet bang,
schaduwen komen altijd op de vierde plek tot leven…
Niet dat ik er iets van begrijp, maar het stelt me wel gerust op dat moment.
Dan kan ik verder bezig zijn met mijn sleutelwerken te verzilveren, brieven
te schrijven aan mijn voordeur of lekker voortborduren aan mijn slaap.
Het maakt niet uit zolang ik maar de sleutel heb en mezelf met een bezoek
vereer.

Vrije geest

Nieuw werk, 2011, bewerkte foto

Nieuwe kansen

Stel je voor dat je werk gewoon een lange reeks van zwarte woorden is.
Plotseling staat daar een woord rood gedrukt. Er is iets zo subtiel gewijzigd
dat je het eerst niet eens ziet.
Alles neemt een vreemde wending, je voelt bij jezelf een rare innerlijke
verandering. Vanaf dat moment ben je vervreemd van je ik.
Op dat moment is alles mogelijk, je geest is vrij (al moet je wel oppassen
dat die geest geen kolossale stok vindt om je op je kop te slaan). Met die
vrijheid verschijnen de woorden als dieren met boodschappen of misschien
als keien in je schoenen. Alles blijft, niets gaat verloren. Je steelt gewoon
bagage uit het alledaagse. Er is dus genoeg. Misschien zie je daarnaast nog
wat schimmen. Ook welkom, net als onmogelijke vouwen in lakens.
Kortom: de trillende lucht van je fantasie toont iets goddelijks wat je goed
kan gebruiken.
Anderen noemen dit inspiratie of inspi (afhangend van hun leeftijd).
Daar ligt dus het geheim. Gewoon wat bordjes verhangen en jezelf openen.
De nieuwe kansen komen dan vanzelf omdat het toegestaan is.
Beweeg je tong in de mond, de woorden liggen al klaar.

Dom

Mystica, 2011, bewerkte foto

Dove orakelman

Hij kiest zijn vrienden maar al te goed. Zijn koeien zijn voor altijd
gevoerd en gemolken, hun zwellende uiers worden zienderogen
wolkenkrabbers.
Soms heeft hij spijt van zijn kinderloos kraambed en krijst hij als
duizend ooievaars. Dit laatste altijd op slechte dagen, vooral als de
dag met een d begint is het vaak mis.
Die vroegere vrienden hebben een gat gehakt in de muur waar hij
binnenkort doorheen moet sluipen. Tegen heug en meug, zeiden ze
daarbij. Hij moet het zien als een uitdaging.
Maar hij wil niet. Hij blijft dansen en springen in verkozen stilte.
In het diepst van zijn zijn is hij doof en sprakeloos. Hij ziet het piep-
kleine vlekje van zijn ziel niet, want hij is blind en denkt dat hij nog
kan dansen op zijn vermorzelde, verpletterde knieschijven. Zelfs als
zijn karkas is uitgevaren en als de golven rondom schreeuwen hoort
hij helemaal niets.
Deze dove man zegt nooit foei, bah nee, hij fluit liever een dun deuntje
van Chopin. Hij is nu eenmaal van het uitstervende soort. Alles gutst
en raast door zijn vuile vingertoppen.
Zijn huis staat nu op instorten, door die hakkende vrienden. Zijn
hersenen draaien in een onontwarbare wereld. Hij stinkt. Zijn onder-
broek kleeft aan zijn billen. Hij is een veelvoud van vunzig.
Slecht een enkele druppel van een verre oceaan kan hem nog wat
hoop geven.
Hij zegt dat de wereld dom is geworden sinds de uitvinding van het
wiel.
Daar zit wat in.

Postmodern

De beklemming, 2011, computertekening

Onze vrijheid

Onze maatschappij lijkt op een punt gekomen waarop de obsessie
voor inspraak en vrijheid zowel het individu als de maatschappij
veel schade toebrengt.
Het zal wel postmodern zijn, deze totale onderwerping aan de repro-
ductie van het bestaande. Het allesbeheersende non-motief van onze
maatschappij loopt zijn gelopen race.
Het lijkt erop dat onze vrijheid een beklemming is geworden.
Tradionele genres en stijlen beheersen ieder moment. Iedere marginale
afwijking wordt gelijk bestraft. Van de bijbehorende premissen heeft
men nooit gehoord.
Laatst hoorde ik iemand hier over zeggen:
onze bodem is nat, duidelijk nat, je kunt het zien aan de begroeiing.
De mensen hebben de vorm gekregen van een goudknots, met armen
van slangenwortel, haar van hoornkruid, geslacht van waterpest. Ze
spreken min of meer bokkenbaards met een ruwe plantentong.
Als dat de nieuwe vrijheid is ruil ik die meteen weer in voor die van de
jaren zeventig, toen we ons nog in stromen geil mochten uiten.
Dat stelde misschien ook niets voor maar voelde beter. Je kon er goed
op zweven. Geen wurgende beklemming.
Nu kiest men voor eigen onvrijheid en controle.
Men wijst daarbij het liefst naar een ander. Heel vrijpostig.