Kunst

De droom voorbij, 2009, 95 x 65 cm, tekening

Over mooi

Het mooiste ogenblik is grenzeloos, als een constant openbarstende bloem.
Vaak lukt het haar dit geluk-punt te vinden en op te rekken tot het volslagen
tijdloze.  Ze weet natuurlijk wel dat het bij uitstek juist tijdelijk is en dat
er ook onbereikbare dagen zijn.
Op onbereikbare dagen wordt het ogenblik snel nagekeken door het rood
van de wangen. Het bloost zich zo een schaamtevolle weg. Het lichaam laat
zich van zijn lulligste kant zien en speelt eigen rechter.
Het mooie is dan dat de natuur een biggeltraan laat vallen in de tuin, waar
op vooral de merels actief reageren. Ze zingen zich de longen uit hun bek.
Vogels hebben ook hun mooie momenten. Vaak ’s ochtends.
Op dit mooiste ogenblik ziet ze even niets zolang ze wegdenkt.
Ze weet niet of het een vorm van ijdelheid of echtheid is. In elk geval speelt
ze haar eigen hoofdrol. Ze herkent alles driedubbel en helder. De langgerekte
momenten spiegelen het verleden genadeloos terug.
Ze weet niet of het kunst of echt is. Zeker tijdelijk mooi.
Dan zal het wel kunst zijn.

Muurbloempjes

Last Tango, 2011, 40 x 60 cm, acryl

De dans

Als je danst ben je transparant. Je ziet iedereen denken en dromen.
De lichte en de donkere kant walsen elkaar af. Als mensen dansen,
echt dansen, zijn ze niet langer bang. Ze zijn buiten hun muren gaan
wonen, ze zijn niet langer alleen.
Regelmatig zweven witte duiven boven het danspaar, dat is goed voor
een onderhoudend gesprek. Duiven zorgen er ook voor dat je elkaar niet
op de tenen trapt. Dansen moet niet pijnlijk zijn.
Morgen doen we de sinaasappel dans – beloofd hij nu al met rode wangen.
Zij knikt instemmend, die dag zal de traagste dag van hun leven zijn!
En wat doen de muurbloempjes met de fladderduiven?
Zij leren de vredevogels borduren. Voortaan zijn alle witte kakjes voorzien
van kleurige kruissteekjes, je zou er jaloers van worden als je zelf niet
iets beters te doen had.
Jaloerse mensen dansen niet, zij worden weggejaagd door de wassende
maan en leven kort.

Van slag

Ruzie, boek 99, pag.54, aquarel

Het gesprek

Om de zoveel  tijd, laten we zeggen twee, drie keer per maand, krijgt een
jongeman bepaalde telefoontjes. Mogelijk zijn ze niet voor hem bestemd,
het zijn vreemde gesprekken. Hij wordt er soms opgewonden, soms neer-
slachtig van. Raakt van slag.
De verschillende stemmen aan de andere kant van de lijn dringen zijn stil
leven binnen met voorstellingen waar hij geen enkel affiniteit mee heeft.
Vaak wordt hij verzocht een moord te plegen op die en die, die daar en
daar woont. Dat geeft een ongemakkelijk gevoel.
Ook bieden dames zich aan die niet meer zijn dan een warm lijk. Hij hoort
alles gespannen en vol afschuw aan en zou er gegarandeerd syfilis van
krijgen als hij er op in zou gaan (als straf van zijn fysieke medeplichtigheid).
Vreemd verhaal zal je zeggen, maar die provocaties gingen gewoon door.
Soms moest hij naar een plein gaan om daar iemand te treffen. Die kwam
nooit opdraven natuurlijk, maar hij kon de telefonische dictaatjes niet de baas.
Nee zeggen was geen enkele optie.
Zo werd hij vanzelf een dolende grijsaard, die in eigen hallucinatie geloofde.
Zijn herinneringen raakten ervan in de war.
De stem aan de andere kant van de lijn bleef etterig doorzingen.

Gestalte

Eiland, 2012, bewerkte foto

Verschijning

Wij hebben een verschijning. Zij ligt ergens in de wereld, in een lege zee.
Het vreemde is dat die verschijning rond middernacht duidelijker wordt, ze
kan zelfs doorschijnend worden, die verschijning. Dan pas zie je ook dat
ergens in het midden een kop verscholen zit. Daaronder vermoed je een
groot gestalte.
Iedereen kan het waarnemen, je hoeft niet eerst uit je graf op te staan.
Ik moet trouwens bekennen dat ik met haar omga. Ik behang haar, want
het is duidelijk een haar, met attributen en overlaad haar met troetelwoord-
jes. Ze lust er wel pap van, ze gaat wild schuimen van plezier.
Als ik de verschijning aanroep komt ze nooit direct, zij schrijdt over de bodem
van de zee en dat gaat niet snel. Daarna doet ze eerst alsof ze me niet kent,
maar daar trap ik niet in, ik ken haar onderliggende honger, laat haar ogen
snel schitteren. De zee wil dan nog wel eens gaan fosfor-oplichten.
Dat zijn de mooiste momenten, ik zie het als een groot compliment: ik wordt
gehoord.
Laatst hoorde ik haar duidelijk zeggen: P.S. I love you…..
Ze houdt kennelijk van jazz.
Ik ook.

Kamp

Witkoppen, 2012, computertekening

Mens en dier

Toen ze daar gezamenlijk over de harde grond, zuchtend de harde bobbels
overslaand, zwijgend verder kropen dachten ze niet meer aan gister. Gister
had geen enkele zin. Hun gedachten haakten voortaan in het nu, in de net
voorbije seconde. Zo overleef je. Zo heb je een kans.
Als je niet meer en persoon bent en een nummer bent geworden is alles
onzin geworden. Vreemd genoeg brengt die dode gesteldheid je verder.
Een bewaker zei over hen dat deze spreeuwen niet kunnen overleven, want
spreeuwen kun je niet genezen. Overal staan schoteltjes met melk of vies
regenwater klaar, maar ze nemen niets, ze geloven niet in de geneeskrach-
tige werking ervan en dus gaan ze dood.
Ook gaven ze deze spreeuwen nooit een naam. Niet nodig, dieren weten hun
naam of die van een ander niet. Mensen gebruiken namen, dieren ruiken tot
hun kop er wit van ziet.
Zo zaten ze daar dus na de kruippartij in een dove leegtoestand. Als je alleen
maar zit en zwijgt is er niets meer, alles is er onvrijwillig vandoor gegaan.
Hoelang overleven deze spreeuwen deze kale zwijgstilte?
Hooguit in een automatische reactie zou misschien iemand zijn mond openen
om een anekdote te vertellen. Met een in de stilte hoorbare klap zou de mond
daarna weer sluiten. Een ander zou nog meer misschien ook even zijn mond
openen en wijzen met een gestrekte vinger om daarna in berusting zijn hoofd
weer op de borst te laten vallen.
Morgen bloeien de metamorfosen stond op het hek bij de ingang.

Water

Ontstijging, 2012, computertekening

De zwemmer

Iemand bestond zoals iedereen voor een groot gedeelte uit water.
Daardoor was het begrip zinken of verdrinken totaal afwezig. Hij voelde zich
vooral een vis in het water. Het meest wezenlijke aan hem was dan ook het
fictieve. Hij leeft in fantasmaland, verlangt bij voorbaat naar het land Domani
waar echte liefde en ijsjes snel in de zon smelten.
Geen schijn van kans zullen de pessimisten zeggen, maar hij zwemt niet
wetend rustig door. Het water lust hem onverholen rauw. Als je blijft drijven
komt het wezenlijke en wenselijke vanzelf is zijn devies. Eigen geloof eerst!
Je voelt aan het water dat het goed voor je is.
Dromen zijn simpel omdat ze gebeuren. Tenminste als je jezelf goed belicht
met een groot aantal sfeervolle schemerlampjes. Niemand droomt vanuit een
weten, als je droomt ben je buiten de tijd.
Weten is tijd. Tijd is jachtig hinkelen, huichelen.
Dromen is gymnastiek voor de geest.