Afstand

De vruchtvader, 1997, detail, acryl

Dichte vader

Spreken en zwijgen vinden niet zomaar plaats.
Ze spiegelen meer dan ons lief is. Het is een spelletje van meedoen
en niet-mee-doen.
Het op je eentje alles doen lijkt meer op doen alsof. Ergens.
Doe je het voor je zelf of tegen jezelf. Vaak is beide het geval.
Zijn vruchtvader was een dichte vader. Heel dom en heel gesloten.
De zoon rende in grote fantasie overal achter aan. Hij hield nogal
van zelfverzonnen plannetjes. Soms liet hij de mensen er zelfs voor
betalen! Terecht, want het was groot amusement.
Deze zoon was bepaald geen verdoezelzoon. Het lukte hem maar
niet zijn gedachten binnen te houden. Bovendien wou hij het ene en
het andere ook nog eens tegelijk en dat was een flinke hap.
Uiteindelijk vergat de binnenvader zijn zoon en dat was goed zo:
het verstand zou anders veel te veel op hol gaan slaan en dus helaas
vroegtijdig gaan wegslijten. Dunne hersens kunnen weinig! Die bakken
er niks van. Je bent ineens volkomen nutteloos.
Toch gloeide de zoon af en toe rood uit, uit groot medelijden.
De rest van de tijd smeerde hij zich in met lichte walging.

Vadertijd

Ballenspel en meisje, 1997, tekening, 50 x 65 cm

Levenspel

Op een warme Aprildag vond ik de foto van mij en zus Kitty terug
en dacht nog lang aan die verdwenen tijd, aan mijn vader.
Vanuit mijn kinderjaren zag ik meestal zijn rug of zag altijd langs
zijn rug de weg van maatschappij, maar wist niet wie hij echt was.
Hij riep mij tot zoon-schap, ik volgde hem voor de vorm, had geen
keus. Wel wist ik als kind al dat ik nooit vader wilde worden!
Of in ieder geval niet zo’n vader. Ik wilde trouwens niemand volgen.
Het lot dat door mijn handpalmen gutste stuwde zon, maan en sterren
in hun rondgang. Ik kon er niets aan doen, het was mijn gave. Onder
die eenzame mannenlamp kregen dingen minstens een dubbele schaduw.

Steeds op tijd gaf ik mezelf weer schone lakens als de klok stilstond.
De pijl van de tijd suisde snel voorbij en maakte me tot wat ik nu ben:
eigen troeteldier.
Mijn grijze haren gaan mij voor als ik de stadskaart doorkruis.
Als de storm mij voorgaat, vlieg ik op. En pas als de maan terugkeert
ben ik helemaal actief. Ik houd van die maan, zelfs als zij leeg is.
De avondklokken ondervragen je op hun gemak.
Het is een rustig getingel.
Hun dubbele weerklank geeft je alle antwoorden.
De donkere nacht vaart tegen de wind in, boomwortels staan in die
tijd heimelijk onder stroom. Zo wordt mijn boomgaard verlicht. Als
vonken zich een sneeuwbui aanmeten ben ik de zon, die alles verlicht.
Dat kan zomaar in de nacht. Dan ligt het boek der aarde open voor
mensen zoals ik. Ik zing voluit mijn lied voor het lange onderweg.
Ontmoet, geniet en neem op tijd afscheid.
Het aantal weerzien is er altijd minder dan het aantal afscheid.
Eén keer minder, tot slot.

Drank

Binding, 2001, tekening, 50 x 65 cm

Dwaze dwarrel

Hij zit in periodes dat alles laag en vuig is en periodes van
wanorde kent, waarin alles te hoog verheven is. Best vervelend.
Meestal omschrijft hij het als een kortstondige bloei van tijdelijke,
geestelijke zwakte. Het mag vreemd klinken, maar het is zo.
En als hij dan helemaal in grote verwarring van zijn onzeker lot zit
weet hij nog net dat er tussen goden en mensen geen verschil is.
Dat stelt hem gerust, alle goden en mensen trekken voorbij, één voor
één, in een soort machtige, stille mars.
In een optocht van dwaling naar de illusie slepen ze zich als luie
herfstbladeren in het eenzame duister voort.

Later, als hij weer meer bij zinnen is, begint hij te regeren.
Hij begint bij zichzelf. In alle reële oprechtheid straalt hij een
enorme kracht uit. Jezelf goed kunnen bedriegen is zijn eerste doel
en eigenschap. Men luistert vol ontzag.
Hij is een sterke staatsman, weet hij. Alleen filosofen en dichters
kunnen de wereld praktisch bekijken, omdat ze de enigen zijn die
zonder illusies leven. Helder zien betekent dan niet-handelen.
Kort daarna schudt hij opnieuw heftig met zijn hoofd. Het is alsof
hij constant een luid NEE wil zeggen, maar er komt niets uit zijn
mond. Hij blijft stil.
Alles is in hem gebroken, naamloos. Niets past meer in zijn leven.
Zijn tederheid is te groot uitgeslagen, waardoor zijn ziel alles
verklapt.
Notitie:
In werkelijkheid heeft hij alleen maar wat last van dorst na te veel
drank.

Hoofdzaak 2

Rood hoofd, 2011, aquarel, A4

Hoofd

Hij was een droommens, een doler. De werkelijke werkelijkheid
was hem niet groot genoeg. Veel te saai.
En als hij geen droommens was, was hij vaak een engel in verval.
Zijn overbeladen kop knalde rood aan van doorlopende inspanning.
De afgrond voelde niet alleen dichtbij, maar wàs ook dichtbij.
Best eng.
Daarbij hingen de wolken als wolven boven de gebraden bergen.
Je moest echt leeuwenogen hebben om niet stekeblind te worden door
het lage, valse gebedelde licht. Onafwendbare orkanen hoorde je
verbazingwekkend snel aansuizen.
Dan is er echt geen tijd voor geneugten in de toekomst. Je staat op
springen en je slechtste masker jubelt in extase. Op zo’n moment
wilde hij zich het liefst in laten sneeuwen. Al was het alleen maar om
wat af te koelen. Waarschijnlijk zou zijn overproductie aan gloeiend
rood de verse sneeuw laten smelten om vervolgens als roofzuchtige
rivieren de aarde kaal te spoelen.
Zijn leven was best zwaar, tenminste zo zag hij het zelf.
Anderen vonden hem meer een weerzinwekkende vlinder zonder
vastigheid en lieten, waar mogelijk, hun baard groeien. Zo dachten
ze hun stemband uit te wissen.

Hoofdzaak

In het hoofd, 1998, aquarel, A4

Gedachte uit de vorige eeuw

Hoe de dingen gaan is nu bekend, maar hoe ze moeten is heel iets
anders. Eerst zal er nog veel van het oude kapot moeten, voordat
het andere, het nieuwe zich aandient.
Nodig mij daarom uit als de verandering aanvangt.
Ik zal er zijn en je niet teleurstellen.
Maar noem het geen kinderspel. Dit hakken is de ambacht van een
grote koning. Wat uit mijn mond komt volgt het diepste van mijn
gedachten. Aan korte liphangers heb je niks. Echt niet.
Ga dus op zoek naar tongen en lippen en banden om nieuwe zinnen
te stichten. Het zal je rijkdom geven. Je zult sappig eigen vruchten
kunnen zuigen. Je zult genieten zonder het zweet op je voorhoofd
weg te hoeven wissen.
Benoem je nieuwe woorden.
Noem ze en denk aan de hand die werkt.
Werkende handen snuiten alles wat donker walmt.
Weet daarbij dat niets uit zichzelf zal gaan.
Verkoop uw spierkracht niet, wees er zuinig op.
Pak de aangeschoven stoel, ga zitten en doe nonchalant.
De zon zal de vlam aan de voorkant van iets nieuws laten branden.
En jij zult je je er opnieuw aan warmen.
Ja ja, je bent al goed, Alter Ego.

Nadrup

Thuis, 2011, tekening, A4

De ruimte

Hij is binnengeslopen en drupt nog wat na. Bij de eerste aanblik
schrikt hij van al het licht en schaduw. Dit huis is berg en dal tegelijk.
Heel vreemd. Eigenlijk weet je dan niet waar je bent, er is iets te veel
uitzicht. Je hoofd kan niet meer stil zijn. Je loopt in het eindeloze op een
verdwijnende weg. Je breekt je richtingloze benen bijna.
Alle nieuwsgierigheid verdrijft de weerzin.
Dit huis is dichtgesmeerd met hoop en verwachting. Hier knaagt geen enkel gat.
Je voelt je er thuis.
Je kan niet anders dan knipogen naar deze schoonheid.

Interieur 2011

Open deur, 2011, acryl, 150 x 95 cm

Andere ruimte

De ruimte had een vaal en groezelig geel licht gekregen. Het voelde
wat overdreven die slappe, gele kleur. Bovendien werd ruimte tus-
sen de dingen daardoor groter en klonken de geluiden gescheiden
op de één of andere manier. Alles wat je hoorde hield abrupt op
omdat ondertussen de tijd werd afgebroken.
Toen kwamen zij en alles werd warmer, terwijl de hitte zelf koud leek.
Ik stond op een kier afstand, in de andere kamer, en zag hun hoop-
volle houding. Terwijl zij zo aanwezig schreeuwden, had ik mij meer
als bloemblaadjes in de kelk gesloten en trok me terug in verreweg
de verste hoek.
In de ontstane compositie van de ruimte kwam een ander verband
dan iets als platte vlakken. Je zag dat de felle kleuren alles braken.
Daarna deed ik de vensterluiken dicht en was de rust weer gekeerd.
Een grijnslach verdween en droogde op als het levenloze slijm van
een naaktslak. Het glinsterende snot van het subject stelde niks voor.

1998

Verbindingen, 1998, tekening, 50 x 65 cm

Buurt

In een half achterbuurtje stonden de gordijnen versteld in de kleine
kamers. Er klonken vreemde, slijmachtige woorden in de straat.
Waarschijnlijk wilde de gemeente hier iets nieuws gaan ontwikkelen.
Een nieuw gebied vol zwijgende fonteinen, waar de stadsduiven hun
melk konden afgeven. Deze billoze ambtenaren bedenken vaak on-
zinnige, bodemloze vormen.
Het liefst heb ik daar niets mee te maken, maar als ze nieuwe plan-
nen hebben voor je straat piep je snel anders. Je hebt geen zin aan
die dansende vlooien op je straat, die dan ineens boulevard heet. Je
krijgt je kippenvel kleumerig cadeau. Ai!
Wat moet je met die stadse fratsen? Slijmen? De hik krijgen?
Ik houd me maar aan de gekleurde ramen die ik heb besteld, dat
vrolijkt de boel tenminste wat op. De gemeente moet zich aan zijn
grenzen houden en laat die stomgeschoolde looser nu maar langer
schaften, dan komt de intellectuele arbeider vanzelf om de hoek.
De gemeente-gladjanussen zijn zelfs gepeperd nog niet te vreten,
uit hun mond stinkt het ranzige stadsriool. Drieduizend maal stank
is echt te veel. Zeker voor iemand zoals ik, die in alle zaligheid is
geboren.
Kijk, nu huilt de ambtenaar, nou ja huilen, er is een vochtige schit-
tering van glans rond de ogen, terwijl mijn feestelijke etalage alles
warmstraalt.
Zoiets kan je bedenken als je aan de keukentafel zit te mijmeren.

Oude doos

Overstekend wild, 1986, A4 boek

De wandeling

Bij iedere regendruppel huilt zijn mislukte leven in de natuur.
Je hoort zijn rusteloosheid in het afwisselend druppelen en gieten
waarmee de dag zijn treurnis uitstortte over de aarde. Zoveel re-
gen, zoveel zorgen. Zijn vlees lijkt vloeibaar te zijn geworden.
En zo strekken de grauwe uren zich uit in de vlakte van voorbije
tijd. Deze rusteloze dag kent alleen maar koude handen.
Ineens beseft hij dat hij alleen maar droomt en dat hij niet die hij
is zo treurt. Alhoewel, er blijft nog iets van die treurigheid in zijn
lijf zitten, want het is toch teleurstellend of afstotend dat je niet
de enige bent die droomt. Het kenmerk van dromen is helaas dat
iedereen ze heeft. Dat maakt een droom bijna iets als een zomerse
verveling op een doodstil kantoor.
Hoe dan ook, hij besloot die dag een lange wandeling te maken
en niet langer na te denken over zijn mislukt leven. Je kon tenslot-
te beter naar de jagende wolken kijken. Tussen de samenhangende
bloemkolen is het blauw van de hemel bevuild met een doorschij-
nend wit. ‘Zoiets heb ik nog maar één keer meegemaakt’ zegt hij
statisch hardop.
Met snel daarna: ‘O ruimte, mijn huis!’.
Je ziet een wandeling maakt je zomaar gelukkig en geeft licht.