Praatjes

Buren, 2016, boek 114, pagina 68

2016_b114_p68_buren

Roddel

Boven op zijn werkkamer neemt hij plaats voor de monitor, waarin
B. middels de pauzetoets een eeuwig dampend kopje koffie aan zijn
mond houdt. Hij plaatst de cursor op de dubbele streepjes links
onder in het scherm van de monitor, klikt er met zijn muis op en ziet
dat K. haar gulzige dorst eindelijk lest. Haar ogen zijn daarbij even
van geluk gesloten (beeld hij zich in).
Hij kent haar act heel goed, zag het bij herhaling. Over ongeveer
twee minuten zal zij met haar rechter wijsvinger de vieze randen
van opgeklopte melk uit het kopje wegvegen. Om het vervolgens
traag en tergend langzaam met haar wulpse lippen af te likken. Haar
natte vinger gaat dan nog een keertje in het kopje rond. Schoon!
Zij is netjes en ondeugend. Dat ziet hij graag. Haar gladde tong
is goud waard.
Soms vermijdt hij het beeld, dan is het hem even te veel van het
goede of hij wil er niet meer aan herinnerd worden. Die mooie tijd
is allang voorbij. Zij woont al jaren bij iemand anders.
Dit alles volgens de buren.

Oneindig

Puberziel, 2016, schets

2016_s_puberziel

Bijna klaar

Ik zei het je al, mijn vriend, de hemel heeft een dak en een wand.
De hemel is hoog, het dak is laag, de wand is wankel.
En de vloer is voor de voeten, het is een voetenvloer.
Mijn voeten kussen bij iedere stap de grond, voeten omarmen nooit
een muur.
Vriend, toen je nog een ongelukkig, papieren kind was kon je hemellicht
worden van je voeten. Ze zouden je naar iets brengen waar je je wel
thuis voelde. Je was nog te klein om beter te weten.
De huid van je ouders was verdacht. Zware schaduwen in de slaap
maakten je vroeg wakker. Misschien te vroeg. Je werd vijandig.
Nu is de slaap ouder en je zegt Ich bin fertig. In die Duitse slaap is
een sneetje schaduw als een schijfje lijf.
Ik wendt mij van je af, schaam me niet. Tenminste niet meer.
Nu ik op de rand van de hemel zit zie ik dat je schaduw al platzak
is en ik voel me schatrijk, ver weg van jou.
Straks ben ik de huisvriend van het oneindige.

Afstand

State, 2016, boek 114, pagina 30

2016_state_b114_p30

Fase

Langs een zwerende muur, in een breiwerk van grijze wolken, liep
ze naar een veld vol afval. Men wou haar steeds voorbijgaan, alsof
men haar snel wou vergeten, maar ze hield de mensen tegen met
gemompel en gestrompel.
Heldere gedachten liggen op strenge tafels, dat is bekend. Iedere
verkeerde gerstkorrel in de keel maakt dat je dood kan gaan door
je verslikkend te verstikken.
Beter kun je in de lijm van koppigheid voelen dat de taal geen ge-
heim kent. Men rommelt maar wat aan in het algemeen of is overal
tegen.
Zij wilde niet zwijgen tussen de vodden, dat was zo zonde en bovendien
een doodlopende weg. We noemden haar hardnekkig, maar haar
onbuigzaamheid zou haar uiteindelijk redden.
Zelfs al is het eerste inzicht ellendig, het verminderende licht zal snel
ontploffen en dan sta je moedernaakt op de schaal van oude troost.
Het leven hervindt zich. Steeds opnieuw.

Toeval

Patatje oorlog, 2016 – 1998, bewerkte foto

x.2016_1998_patatje oorlog_bf

Dus

Groen is de roos van voorwerpen. Groen wandelt licht als het even
waait. Groen is volgens de geleerden (die het kunnen weten) doof.
Ik voeg eraan toe dat geel ook stom en achterlijk kan zijn en dat
het vaak oorlog met zichzelf heeft.
Dus kan je rustig zeggen dat het groen overal is.
Die domme materie kan zich bovendien behoorlijk opstapelen als
hij/zij zin heeft. Dan noemt hij zichzelf plaag. Waar je ook bent die
plaag zal zich vertonen, gewoon omdat het groen dat wil. Groen is
van huis uit sterk, hardnekkig en oneindig uitgestrekt.
Op vrije dagen wil ik  nog wel eens een handje vol oppakken en
het goed bestuderen.
Het is een echte aanrader. Uiterlijk lijkt het niet veel bijzonders,
maar bij nader bekijken zie je van alles en uiteindelijk bespeur je
een verre eindigheid.
Het prettige van groen is dat hij/zij geen onderscheid maakt, hij/zij
is voor alle mensen gelijk. Dat is toch wel bijzonder, waar kom je
dat nog tegen?
Dus wat mij betreft is groen of soms geel eigenlijk toekomst.
Bij groen eindigt de tijd, begint de natuur.
Ik hoop niet dat ik je nu verdrietig maak, maar niets is gevrijwaard
van groen. Daarnaast las ik laatst dat in sommige streken groen en
God hetzelfde is. Zelfs de klank zou eender zijn.
Dat kan toch geen toeval zijn?

Groei

Not the pale moon, 2016 – 2000, bewerkte foto

x.2016_2000_not the pale moon_bf

Ruimte

Als meisje, beginnend vrouw, droomde zij veel.
Meestal nogal angstig van aard. Haar moeder zei dat het zoiets
als groeisels waren die haar zo plaagden. Ieder meisje die borsten
krijgt heeft daar immers last van. Je groeit er wel overheen.
Al bij haar tweede ademhaling zat ze er midden in.
Vanuit haar onderlichaam rolde een golf vloeibare nachtmerrie in
haar omhoog. Een dikke stroom akeligheid vulde snel haar hele
borstkas. Kort daarna ontplofte haar hart bijna, het kroop snel weg,
door haar hals naar haar schedeldak. Daar aangekomen ontstond
er een binnenwaarts knetterend vuurwerk. Haar hoofd zat boordevol
gloeiende prikkelpunten.
Ze voelde zich bijna blind worden. Omdat bijna nog niet helemaal is,
telde ze vijf seconden uit de tijd weg en liet alles via haar vingertoppen
snel uitstromen.
Op zich is dat een knappe prestatie als je in zo’n angstdroom een
bewust ingrijpen kan veroorzaken. Helaas herhaalde de droom zich
daarna weer als de wiedeweerga. Alles begon gewoon opnieuw, nu
met een rottige, venijnige variant. Ai!
Ze kon een hele tijd niet meer slapen.
Pas toen ze trouwde ging het weer over.
Alleen een volle maan hield haar nog uit de slaap.

Dagdroom

Nieuw licht, 2016, bewerkte foto

x.2016_nieuw licht_bf

Wolkenman

Vandaag ben ik me bewust van de lucht. Dat weet ik omdat er
dagen zijn die ik niet zie of voel omdat ik in de stad leef.
Dus nu ben ik met mijn hoofd in de wolken en zie ik geen enkel
gevaar. Het maakt me nieuwsgierig, ik wil wat.
Eigenlijk wil ik alles.
Daarvoor deed ik nog niets wat nut had, verspilde ik mijn tijd met
het warrige interpreteren van niets. Die kleurloze droom bracht
opnieuw niets.
Wolken…ze zijn mijn alles, zij ontwrichten het werkelijke.
In die wanordelijke overgang tussen hemel en aarde leven de
impulsen, die je ver van het dagelijkse lawaai vrolijk maken.
Pas als je denkt dat je aan alles hebt gedacht, trekken de wolken
snel voorbij. Dan vergaat alles weer in de herfst als opgebrande
lucifers, die links en rechts op de grond liggen.
Zoiets kan je bedenken als je nog slaapdronken bent.
Dan doet je hart zeer als een vreemd lichaam.
Dan slapen je hersenen bij alles wat je voelt.
Dan is de lucht en mijn ziel zonder glimlach.
Geef mij snel de wolken en de dag zal geen einde kennen.