Traag

Het gekapte bos, 1998, tekening, 65 x 80 cm

1998_het gekapte bos_65x80

Rondom de eik

Als kind haalde zij een keer een grap uit in het nabijgelegen bos.
Na een forse regenbui was ze naar een mierenhoop in aanbouw
gegaan en had met een stok riviertjes naar de nieuwe mierenford
aangelegd. De beestjes waren druk in de weer om hun onderkomen
op te bouwen. Elke mier groef een korreltje donkere aarde voor het
nest en gooide het met zijn bek op de juiste plaats. De vele kleine
korreltjes stapelden zich snel op tot een kleine ommuring. Geweldig!
Ze keken daarbij min of meer tevreden.
Toen kwamen daar ineens die plotselinge rivieren de boel veranderen
en verzieken, waarna de tot dat moment dappere mieren plotseling
heel egocentrisch en laf werden: binnen een seconde gingen ze er
stuk voor stuk snel vandoor.
Later, weer thuis, vertelde het kind haar belevenis aan haar moeder.
Die schrok. Zij wist dat die kleine mieren nu wraak zouden gaan
nemen door het fundament onder het huis aan te vallen. Binnen
een jaar zou alles scheef zakken. Het jaar daarop ging het huis dan
plat…
Uiteindelijk ging het hele verhaal niet door.
Een wijze mier vond een andere, nog mooiere plek in het grote bos.
Daar groeide de kolonie uit tot ongekende hoogten. Zij hadden nu
geleerd voortaan niet op lage plekken te bouwen.
Een goede kampeerder weet dat allang.
Mieren denken kennelijk traag.

Leven

Bladerbad, 2016, boek 114, pagina 60

2016_b114_p60_bladerbad

Goede draai

Zijn leven begon dit jaar veel belovend met een uitroepteken.
Hij was geen vallende ster.
Iedere avond leek de nachtelijke hemel op een huilerige ballade.
Je zou er melancholiek van kunnen worden als je dat in je had,
(dan lijkt ieder hondengeblaf op een gebarsten viool).
Verdriet moet je niet zoveel ruimte geven was zijn devies. Laat het
niet te dichtbij komen, het geeft je alleen maar een naar gevoel van
duizend meter bladeren op je ziel.
Hij mompelde veel in hemzelf.
Op straat floot hij onbewust.
Soms zong hij zacht een liedje.
Het rare bij hem was dat hij bij harde wind in de rug altijd scheve
gedachten kreeg. Dan praatte hij over de dood als hij leven bedoelde.
Hij gooide alles door elkaar en leek daarbij nog het meest op een
nare, blazende kat. Geen aangenaam gezelschap.
Pas als hij dacht ik ben niet van hier werd hij weer gewoon.
Dan trilde hij zich terug en voelde de blijdschap van het opnieuw
geboren zijn. Alle bladeren waren totaal weggewaaid.

Voordat er een nieuw dal kwam schilderde hij alle boomstammen
rondom zijn huis rood. Grote actie! Dat zou de natuur leren!
De maan zou ’s nachts, boven zijn piepklein huis, alle grenzen weg
laten rollen als kleedjes voor de deur. Je moest even voorbereid zijn,
maar dan had je zomaar een mooi nieuw leven. Geen enkele zwarte
vlam zou nog langs je raam willen lekken.
In die nieuwe tederheid was het goed wonen. Het wankelend leven
bleef waar het hoorde: ver weg!

Café

Hemelvaart, 2016, boek 115, pagina 51

2016_b115_p51_hemelvaart

Richting

Een broodmager mannetje met meer vel dan lijf, mankte wild over
het podium. Zijn kleermaker was bepaald niet rijk geworden, hij
droeg alleen een afzakkende, slobber onderbroek.
Hij was een goeie zanger, een matige gitarist.
De geluiden die hij voortbracht waren erg geschikt voor deze plek,
een diep donkerbruin café (waar de tafeltjes nog met donker leer
zijn bekleed en de vele drankringen nooit meer weg willen).
Men luisterde aandachtig, met het glas achteloos los in de hand.
De klanken, nu en dan fluisterend, lagen buiten het bereik van
het normale, waren extreem doordringend, bloedzuiver. Door de
bezwerende ritmes was je bang dat de zanger zijn lichaam zou
breken.
Ik begreep er niks van wat hij voordroeg, maar wist dat poëzie
hier aan het woord was. Het kwam zeker verdacht dichtbij deze
kunstvorm. Het raakte me, dus was het goed. Het bevredigde mijn
intuïtie totaal.
Zijn gezicht, zijn non-verbale gebaren lieten weten dat er ook iets
expressiefs in de woorden lag, er werd inhoudelijks vast iets moois
gezegd.
Ik vond hem virtuoos en klapte fanatiek na iedere strofe.
En ik was niet de enige die zo enthousiast was.
Hij zong:
Mama, o mama! Iedereen moet vroeg of laat sterven.
En voor mij is het leven op deze manier niet draaglijk meer….
Het hele café vervolgde aanvullend in koor:
Sterf je vandaag
Dan krijg je een gouden kist
Sterf je morgen
Dan krijg je een zilveren
Sterf je overmorgen
Dan krijg je een dè-hen-nen-houten kist
Met een dè-hen-nen-houten deksel…..

Machtig mooi.

Vast

Vrienden, 2016-2002, bewerkte foto

x.2016_2002_vrienden_bf

Hij en ik

Hij was een classificeerder van dingen en kende geen enkel tussen-
gebied. Zelf maak ik, misschien omdat ik te veel denk of te veel
droom, geen onderscheid tussen de bestaande werkelijkheid en de
fictie. Onbestaande werkelijkheid bestaat voor mij niet.
Ik verwonder mij vaak vloeibaar. Hij niet, hij weet. Altijd.
Er bestaat geen enkel ander probleem dan de werkelijkheid zelf .
Het is onoplosbaar en lang levend.
Wat heeft dit alles nu voor nut?
Ik zie hem daar alleen in zijn kroeg, in mijn verbeelding kan ik daar
onder lijden. Mijn gedachten zijn zomaar zijn gedachten. Ik zit op
zijn kruk. Ik drink zijn drank.
Misschien denkt hij wel hetzelfde als ik nu of is het de invloed van
tijd en plaats die me bekoorlijk zalft in deze dromerigheid.
En nu krijg ik slaap, het is heet bij de kachel. Mijn buik spant rond.
Ik slaap zonder te gapen uit gebrek aan energie.
En daarom bedenk ik dit.
Vast.

Verspild

Leeggelopen landschap, 2016, computertekening

x.2016_leeglopend landschap_ct

Vreemd

Het was altijd zo mooi vredig bij het lage meer.
Hier aan de rand, waar de gesprekken belangrijk zijn, zaten zij hun
vriendschap te proeven. Ondertussen spiegelden ze zichzelf, als
tastbare aanwezigen, op deze bladstille tafel.
De tijd had werkelijk allerlei verzamelde werken bijeengeraapt.
Op deze plek bleven hun blikken ongericht door de lucht zweven.
Ik denk vooral: hier en nu, zij zijn niet. Zij komen, zij gaan, zij zijn
al weg. Weggespoeld door een plotselinge waterval.
Zij hebben niet eens de tijd om hun jassen nog aan te trekken.
Hun benen staan verstijfd in ganzenpas. De monden stoppen stijf
en staan stil.
En daar, waar de zwaartekracht van hun relatieve jeugd altijd de
weg wijst, vergeten zij de bijpassende gebaren te maken. Dat schept
veel onduidelijkheid (tekens met de hand kunnen, mits aanvullend,
belangrijk zijn). Doelbewuste slordigheid is nooit goed en het komt
bovendien vaak overdreven over. Niet doen!
De ruimte moet wel een tijdstip krijgen. Er mag nooit een moment
voor komen springen.
Maar goed, laat ik het niet te ingewikkeld maken: ze zijn gewoon
een raar stel, die twee. Ze kunnen niet zonder elkaar en ook niets
met elkaar.
Iedere opgelegde moeite lijkt per saldo verspild!
Het zijn leeglopers. Emmers zonder bodem laten zich niet vullen.

Spiegel

Probleem, 2016, computertekening

K…RNER2

Spiegelbeeld

Toen ik mijzelf laatst  in de spiegel zag vond ik het beeld vreemd.
Ik kon niet die persoon zijn! Dat moest een vergissing zijn!
Ten eerste was ik totaal van geslacht veranderd. Zoiets merk je toch
zeker eerder dan dat je eigen spiegelbeeld ziet?
Hoe dan ook, ik begon langzaam duidelijk te spreken van vebazing
en bij elk woord kwamen dikke, gladde reptielen uit het water mijn
lippen zoeken. Ik werd Narcissa en gewoon verliefd op mezelf!
Alles was nogal vreemd. Ik hoorde de woorden met elkaar sarren.
De diepe geluiden kon je daarbij niet goed horen (die bleven achter in
mijn krakend, perkamenten strot).
De betekenis van dit alles was erg onduidelijk tot mijn grote spijt.
Ik werd zelfs ontzettend moe van het vele zoeken naar oplossingen.
Na dit vreemde experiment, na dit zelfonderzoek, op dit onmogelijk
uur, probeerde ik nog steeds begrijpelijke woorden te maken.
Ik wilde het snappen.
Het wou niet. Het bleek te zinloos.
Afbreken die droom!
Wakker worden!
Wat drinken.

Leven

NP (Not Personal), 2016, boek 115, pagina 1

2016_b115_p1_NP_k

Lijnen

Leo dacht in lijnen
zag dat alles werd geweven
aan elkaar kleefde
alles leefde

zachte overlap

elkaar kruisen
in elkaar huisen
alles in raster
elkaar betasten
tot het paste

levende natuur

Leo dacht in lijnen
zag dat alles wat leefde
elkaar kruiste
elkaar betastte

klare klutspot

hij zag als eerste
hoe alles barstte

Sjamaan

Nieuwe inkeer, 2016, boek 115, pagina 11

2016_b115_p11_nw inkeer_k

Laatste jaar

Oude emoties verplaatsen zich gemakkelijk van het ene naar het
andere. Ooit, toen en in de toekomst. Gedachten schieten heen
en weer. Kinderjaren schreeuwen meestal het luidst.
Zijn nadenkkop is vaak complex: de diepe kreet uit de eerste vijf
jaar en de lofrede van het talent later. Het samensmelten van die
twee is onmogelijk en moet ook niet.
Het levert wel mooie beelden op.
Gelijke emotie brengt meestal niets, dan is er geen noodzaak, stroom.
Over oude windstoten wordt vaak geklaagd, maar ik kies voor de
opwinding waarin je dan wordt gebracht. De gebruikelijke woorden
mogen diep zuchten. Iedere storm laat zijn eigen vruchten achter..
Aardse golven gooien van alles op het strand voor de paradijsjutter.
Laat gerust de lamp uit als het donker wordt. Heimelijke sterren
zullen je verlichten waar woorden je hebben afgemat.
Deze man met de vele gezichten wordt door niemand miskend en
is niet bang voor vallende gaten.
Hij is een sympathieke ratelkous, een toevallige sjamaan.

Praatjes

Het raam schaart, 2016 boek 115, pagina 40

2016_het raam schaart_b114_p40k

Winterstil

IJle rookpluimen zijn er nu in de winterlucht.
De vrijheid lijkt koud. Het liefst zou hij nu voor altijd verdwijnen.
Ver weg. Onbekende, warme oorden zoeken en vinden. Een andere
taal spreken. Weg van hier.
De besneeuwde straat ligt er wat verloren bij.
Ergens blaft een hond.
Altijd die aanwezige hond.
Zo nu en dan komen er passanten langs zijn huis. Ze letten niet op.
De rug is te krom. De wind snijdt gemeen.
Niemand spreekt. Niemand antwoord, het is stil. Winterstil.
Ergens voelde hij zich doorzichtig. Kwetsbaar. De omver getrokken
muur lag er nog wat brokkelig bij. Zijn ogen, te moe om te huilen,
staren naar de kim. In de verte kon je de muzen horen zingen. Alles
komt goed. Neem nu nog geen afscheid. Het is nog te vroeg. Luidt
klapwiekend laat een haan een nieuw leven zien.
Ineens herkent hij genot.
Al is de vreugdepaal armzalig, het plezier om te leven is gelukkig
altijd herkenbaar aanwezig. Zo moet het zijn. Zo doen we het al
eeuwen.
Ineens moest hij enorm plassen. Een ongekende drang liet zijn blaas
bijna knappen. Het toilet werd nauwelijks, op het nippertje, gehaald.
De opluchting is groot. De adem heeft weer lucht.
Waar gaat deze januari heen?
De open stad lonkt met haar scherpe klauwen.
Pas op je struikelt zo over dode lucht als je praatjes hebt.
Doe je raam maar snel dicht.

Onmacht

Verlicht abstract idee, 2016, computertekening

x.2016_verlicht abstract idee_ct

De macht is on

Eerst:
Hij merkte dat haar komst hem had verrast.
Zij had haar jasje uitgedaan en daarbij zuchtend opgemerkt dat
het zo warm was. Genoeglijk zette hij een geurig kopje thee.
Buiten was het aangenaam in de schaduw.
Ze gingen aan de ronde tafel zitten. Leunden met de armen op het
donkergroene blad. Hij bewonderde haar huidskleur, mooi lichtgeel,
bruin. De geplooide lippen rond haar mond, waaruit een zachte stem
de bekende terminologie zo nieuw en verleidelijk uitte, deden hem
helemaal smelten. Meerdere malen. Hij genoot vooral stil.
Toen draaide alles om.

Zij had een ander gevonden en hij moest begrijpen dat er nu geen
ruimte meer was voor hem. O nee!! Hij overdacht snel een tekst,
maar sprak niets uit. De emotie was te groot. Zij had de schakelaar
zomaar omgezet! Alles was ineens donker.
Zij keek alleen maar half vragend. Schuldig en bang voor zijn woede.
Hij leunde zwaar achterover, viel bijna van de stoel.
Dit was het dus.
Daarom was zij gekomen.
Alle routine verdween gelijk.
De thee werd niet gedronken.
Nooit zou hij haar naam nog gewoon kunnen uitspreken. Er kleefde
voortaan iets pijnlijks aan.

Later:
Vroeger had hij begraven.
Alle herinneringen waren nu gevuld met aardse zaken. Hij wist zijn
voorkeursplekken feilloos te vinden en zijn mond werd steeds een
dunner streepje.
Haar voornaam was hij vergeten of sprak het gewoon niet meer uit.
Vroeger was een verwilderde tuin geworden. Rondleidingen bleken
daardoor onmogelijk. Ook niet op anvraag.De schatten waren goed opgeborgen.
Beide waren ze verhuisd naar dezelfde grote stad. Soms zagen ze
elkaar als verre, vage schimp.
Ze ontweken elkaar jammerlijk in grote onmacht.