Hand

Verdampte liefde, 2005, tekening, A4

2005_verdampte liefde

Even warm leven

Het is de aarde die drijft en rolt door de mensen.
Het is de weg die rolt onder het verkeer.
Het zijn de woorden die de hersens maken.

De mens is een kermis, compleet vol vibrerend kabaal.
De meute en de massa loopt graag in het badende licht van de
kleurige schijnwerpers. Het elektronisch kapitaal doet de rest.
Zelfs de mensen van hoger niveau verliezen even hun hoofd en
kopen onverwacht de zachtste kaneelstok.
Ze worden snel verliefd op de roes. Denken niet. Dan te denken
dan te doen ketst in de ruimte. Zo doen mensen.
Een te gekke conversatie volgt: die kletst die zwetst. Je kan het
stadse geneuzel dwars door een dikke deur horen. De nieuwe
bezetters rekken zich loom en wellustig uit, ze maken van ieder
plein een slordige stapelplaats.
De successievelijke kluwen van het reële krijgt een zwaar toeval.
Draag meer vuur aan!
Draag meer water aan!
We zullen branden, we zullen verdrinken!

Dit schreef mijn onverbiddelijke hand in 2005.
De hand, die zich even dronken aan de wereldrand verdrong.
(De andere hand bleef rustig op de rug)

Lastig

KLetsmajoor, 2013, boek 109, pagina 40

2013_b109_p40_kletsmajoor_k
Binnenblauw

Hij kon er werkelijk niets aan doen, de schaamte kwam vanzelf.
Meteen kwam ook het schuldgevoel opzetten als een extra, ongenode gast.
Even dacht hij nog dat  die schaamte ook nog eens zichtbaar zou zijn, als
een bultige hoofdzwelling (alsof de hoogrode zielkleur nog niet genoeg was).
Onbewust zette hij zijn kraag van zijn donkere jas hoog om zijn hoofd te
verbergen. Opgeslagen kragen werken als schuttingen bij een stille tuin.
Vreemd genoeg schaduwde hij feitelijk zichzelf, want er was niemand in de
straat. Een hol en leeg gebaar dus. Dit vroeg om een ommekeer!
Hij draaide zich om, zag nog steeds niemand. Snel deed hij al zijn kleren uit
en rookte een klein sigaretje (om zichzelf een juiste houding te geven).
Zijn voortdurend schommelend hoofd was eigenlijk meer een lastige tik, een
extreme, bizarre gewoonte. Het snel blozen volgde meestal gelijk daarna.
En als de schaamte weer gezakt was of zelfs verdwenen, zat de emotie nog
lang in zijn lullig lijf, om tenslotte met veel grootspraak en een tas vol ironie
weg te hollen.
Even later:
Nu weten zijn handen weer van elkaar wat ze moeten doen.
Nu is hij een man met een reputatie, die zich aan geen enkele schandpaal
laat nagelen.

Nacht

Nachtwacht, 2013, tekening, A4

2013_nachtwacht_k

De dag wordt nacht

De dag stikt in het onkruid, terwijl het nog maar vroeg in de
morgen is. Zodra zij haar mond open doet en begint te spre-
ken ontstaat een kronkelend kosmos. Mensen zien er daardoor
bleker dan gewoonlijk uit. Natuurlijk contrast.
C. trekt een oude panty over haar hoofd om meer kleur te
krijgen. Het staat haar goed, maar ze kan slecht spreken.
Ze staat in een naamloze, niemendal stilte. Daar hoor je alleen
het boekhoudkundige tikken van de tijd.
Over haar schouders vloeit de rok van God, alsof Hij via een
hemelse spiraal tot over de knie naar beneden daalt. Zijn tentakels
zijn hongerig en komen op plekken waar de zon nooit schijnt. Dat
hoort niet. Dit kan God niet zijn, dit is de nacht.
Iemand wil meer van haar dan zij weet. Kan zij wel zonder
angst dit bos in? Zijn de monsters nog in winterslaap?
In gedachten heeft ze alle tijd. Ze droomt over de rivier die
schuil gaat onder het ijs. Dromen veranderen je woorden in
peluwtjes van mollig mos.
Het stinkt inderdaad nog steeds. Het mos rot onophoudelijk
door. C. houdt haar ogen bedekt met haar handen. Uit schrik
en schaamte. Niets is meer zoals eerst. Het geluk begint te
schilferen. Ze twijfelt aan alles.
Midden in het leven leven, op een onbebouwd terrein van larven,
komen varkens, en hyena’s. Ergens in de verte hoor je nog
een cipres knetterend vlammen. Een stuiptrekkende bliksem
wijst op plaatselijk onweer.
Haar koortsige ogen tasten de zieke diepte verder af.
De nacht zijn de bochels van de dood, zei een naar mens.
Zij wil het niet horen.
In de nevelring van de autolichten ligt haar oogverblindende
achttien karaats levenslot. Er is nog plaats voor een wachtende
evennaaste.

Als de dood je even kamt zingt het riet even niet meer.
De nacht, iemand anders ook, verheugt zich alvast op later.

Denken

Vallende, 1994-2015, bewerkte foto

1984_vallende_bf

Een beetje scheefte kan geen kwaad

Hoe men ook de tongen aanvuurt, het wankel spel van evenwicht
zal alle lust bederven. En waar beland je dan? Waarschijnlijk op
een stukje hier en daar. Daar is altijd wel onderdak en applaus,
hoop je.
Op dat plekje word je vanzelf stiller, er is niemand. De dood loopt
al in de straat, bij wijze van. Je was gevallen en vallen doet zeer.
Een beetje overdreven gesteld misschien, maar alles kleumt zo
bij elkaar, het drentelt in de bedompte hal. De joviale wereld is te
groot voor iedereen, er zijn drempels te nemen. Drempels en ook
dieptes maken soms benepen zegeningen. Vraag het maar aan
de gelovigen, die hebben veel ervaring.
Blijf dus rustig op je scheve balkje staan, zolang je je niet beweegt
is er niets aan de hand. Pas op en val niet opnieuw.

Ik vraag me trouwens wel af wat nu het verschil is tussen schuin en
scheef. Het eerste is misschien meer vulgair, dubbelzinnig, terwijl
het tweede meer afwijkend is, een schilderij hangt scheef. Beide is
ook hetzelfde. Wonderlijk.
Daar sta je dan met je holle maag, open hart. Je gedachten doen
vlag en wimpel, zo stroom je je station uit en kaatst in gedachten
naar je geliefde plek. Je smijt je vriendin tegen de muur en roept:
Ik denk wat mijn hand voelt, dus lul niet aan mijn hoofd!
Je schrikt van jezelf en je vriendin, is zij het nog?, verweert zich met:
Kalmeer toch, je bent gewoon een potje verf dat overkookt!
Zou een Belg nu zeggen ela, je neukt de waarheid?
Denken is een daad blijkt maar weer.

Plek

Twee personen, 1998-2015, bewerkte foto

1998_twee personen_bf

Onder de brug

Het is zomer, warm. Als wij tegen de avond aan de rand van de
kade komen is de lucht prachtig rood. We zouden hier voor altijd zo
willen blijven staan, als een levende dia. We hebben geen zin om
weg te gaan, maar de zon denkt er anders over, die verdwijnt zonder
pardon. Zij zakt in de horizon.
Terwijl we tijdloos staan te kijken ontwikkeld iemand van ons een
melodie, die een beeld ontwerpt van de weg. Een vorm uit het niets
doemt op, zingt als het ware luidkeels mee. Zoiets maakt je blij.
Voor dat ook verdwijnt zien we nog een glimp van onze schoenen
of van onszelf. Daarna is het nacht, die even kleurloos is tot onze
ogen weer kunnen kijken.
Steeds vlamt de vraag op waarom dit alles zo moet zijn.
Iemand probeert het uit te leggen, de rest zegt in koor o nee hè…
Nee doet hij dan maar, de natuur hoort zo stil te zijn als een stijve,
stamelende stijfselpot. Wij hebben onze aura uitgeschakeld voor
alle database, heden is niemand thuis, de post kan worden bezorgd.
Dan:
De lichtende stad met de onverbiddelijke schoonheid lokt. We gaan
er in mee. Het is van een schoonheid met een diep, niet verborgen
geheim. We leven levensecht. Overal welkom en bijna te hevig om
daar te zijn.
Zo zou je deze plek kunnen omschrijven.

Jubel

Movimento Rotatorio, 1990-2015, bewerkte foto

1990_movimento rotatoria_bf

Heldere man

Meestal:
Ik ben een Waterman, mijn hoofd (lees gedachten) gaat als een
waterval, maakt mijn hart nat. Dat is een mooi spons leven.
Mondjesmaat glijdt mij van alles van mijn tong, ik word er niet
dun van, er is steeds overvloed. Sterker nog ik groei van genot.
Als ik mijn tanden in één van de woorden zet, keer ik alles binnen
en buiten. Zo komen de bijzonderheden vanzelf boven drijven.
Dat is geen wonder, dat is een kwestie van zijn. Mijn meeslepende
drift vult mij constant vanzelfsprekend aan.
Soms:
Bij rust zie ik half gesluierd door mijn ogen, ik filter de dagelijkse
werkelijkheid, speel met de elementen of de elementen spelen met
mij, dat kan ook. De wereld draait onder mij door zonder dat ik het
voel. Ik laad mij op.
Ook:
Ik ben ruimhartig, ook bij rust. Mijn vruchten gaan ontgrenzend rond,
zij dansen en verdwijnen tot ze al zingend doorschijnend zijn geworden.
Doorschijnende beelden zijn beelden op zijn mooist. De gelaagdheid
geeft ruimte, openheid.
Daarom ben ik van nature zo transparant en geen schaduwman.
Als Waterman ben ik graag bij een vijver. Het liefst met lotusbladeren.
Ze zeggen wel eens dat vijvers vol bittere tranen zitten, maar dat
moet je niet geloven. Zoiets komt uit verkeerde hoofden. Zij zijn
gewoon jaloers op jouw evenwicht, ze hebben geen benen maar
hinderpalen en lopen leeg in eigen jubel jammer.