Ego

Boom van alle tijd, 1996, tekening, 50 x65 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Onschuldige tijd

Als kind was ik niet, dacht ik.
Ik, die mijn eigen gezicht door en door kende en er ook nog eens
van hield, ik herkende het gezicht van mijn dubbelganger niet.
Dat was op zich opmerkelijk, het gebeurt niet zo vaak dat je je eigen
gelijkenis ineens voorbij ziet komen. Het maakte me bang.
Misschien was het gewoon mijn aangeboren dwarsigheid die de
herkenning belemmerde. Ik vond die ander veel ruwer, mijn lijnen
waren ook eleganter. Toch keek ik in de spiegel, was al vier jaar.
Toen ik ging spreken sprak mijn alter ego als een papegaai. Heel
ergerlijk. Voortaan moest ik twee rollen tegelijk spelen!
Verbaas je niet over deze anekdote, ik heb het allemaal zelf beleefd
en gezien. De gelijkenis tussen mijn aangepaste tweelingbroer en
mij heeft veel bedorven, ik begon mezelf te wantrouwen, wat niet
gezond is, zeker niet op die leeftijd.
Kort daarna kwam de oplossing, ik werd filmacteur. Oefende
allerlei stemmetjes op het toilet (in die tijd nog het meest eigen
plekje). Zo kon ik mij met gemak mijzelf verwisselen en als nieuw
persoon door gaan. Het was wonderlijk en zo echt dat ik er zelf
stevig in geloofde. Zelfs al verscheen dezelfde persoon twee keer
achter elkaar, niets kon mij verwarren omdat mijn oog altijd de lijn
in het midden vasthield om zo de twee helften weer samen te voegen.

En nu ben ik vergeten wat mijn andere ik wou zeggen.
De tijd is om.

Waas

Dark Light, 2003, acryl, 30 x 40 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Slappe poot, slappe noot

Je weet nu wat een schemerlamp doet. Het staat graag stil en rust
op een poot. Je weet nu wat muziek doet. Muziek laat de zon schij-
nen en wil niet dat mensen dood gaan.
Zodoende is het een vreemd gezicht als een lamp muziek probeert
te maken. Dat is niet de bedoeling, daarvoor is hij niet gebouwd.
Ik zag dat het dan fout gaat. De dragende poot werd snel slap, al
deed het zijn uiterste best om een nog nootje uit de teen te persen.
Het werd helemaal niets, alleen maar wat slappe treurigheid.
Een lamp is om te branden. Punt uit. Als een lamp wat anders wil is
een lamp geen lamp meer, dan is het een donkere voddenzee.
Ophouden dus met die ongepaste, geharnaste waan, je kan net zo
goed blijven zoeken waar het waterluik van een wolk is. Onzin. Niet
doen! Het bederft alleen je fantasie, verdooft je voorhoofd, maakt
je juwelen op slag dof.
Stoppen dus met die stoffige gedachten.
Gewoon over wat anders beginnen is de beste remedie, terwijl je je
slechte adem over je laatste zure buurman blaast. Spoedig zal de
overvloed overal roekeloos je hart en hoofd verblijden, omdat jij het
speelgoed gaf.
Mijn gemompelde ogen gaan hierbij stralen als een smidsvuur.
Een mooie, rode waas is prettig warm.

Toneel

Nieuwe ruimte, 2013, boek 108, pagina 65

x.2013_nieuwe ruimte_bk108_p65k

In de wolken

We sleuren hem het toneel op. Hij wil niet, maar schoppen en
tegenspartelen heeft geen enkele zin. Hij heeft geen keus, anders
breken ze hem de broze benen. Zijn gewichtig lichaam is ineens
niets meer dan een smeulend kastje. Het hart lijkt platgeslagen,
de smakeloze nieren zuchten en vrezen verval.
Spreken zul je, we zullen je tong losmaken en je mag ook niet
langer stapvoets denken, daar heeft niemand wat aan. Struikel
eerst nog even over je eigen chaos. Wij vegen die rotzooi straks
wel op. Je weten en beter weten zijn vergeelde foto’s geworden.
Niemand heeft er nog belang bij. Wrok en wraak omarmen elkaar
niet langer. Geef maar toe: je bent in de wolken, al wil je niet.
Je droomt al in kleur terwijl alles zwart-wit is. Geweldig!

Waarom nu nog langer gezwegen, iedereen gunt je een betere ik.
De oude held ligt in scherven, de nieuwe speelt zich een weg, hij
heeft er zin in, is moe van rampen vastklampen.
Kijk, deuren buigen als butlers voor je, openen zich. De eeuwigheid
is nog lang niet uitgeblust. Zelfs in een verloren stukje pauze hoor
je geen enkele snik. Wolken verdwijnen omdat ze tegenspreken.
Dit is toneel! Miljoenen paardenkrachten worden van stal gehaald.
Je lijkt nu het meest op lekkere jus dat uit het verse vlees druipt.
Het voelt allemaal zo gul.
Het lot is op goed geluk positief gevallen.
De vuist is ontspannen, de jaloezie ontgroend.
De hemel heeft zojuist de aarde bereikt.

Pijnlijk

Het vertrek, 2015-1994, bewerkte foto

1994_het vertrek_bf

Iets daarna, daarna iets

Mooie mensen mogen op de heuvels rusten, is een oud gezegde.
Dat kan zo zijn, maar waarom eigenlijk?
Kunnen zij zich niet een beetje schikken of de volle ruimte geven?
En zou ik die uitzondering willen maken?  Mooie mensen hebben
al zo veel extra.
Als je kloppend hart het lichaam af en toe herinnert aan het monster,
wat daar ook woont, zou je zeggen dan heb je vaak geluk. Bovendien,
het lijf moet af en toe grommen, anders wordt het lui.
De deur gaat dicht, de deur gaat open. Zo gaat het leven meestal.
Schaduwen komen ongevraagd binnen. Men zegt dat de schaduwen
van mannen alleen in de winter voorkomen, die van de vrouwen juist
in de zomer. Maar waar is dan de schaduw van een dode?
Overschaduwen die vervolgens alles? Maken die alles lichtloos zwart?

Toen ik een tijd geleden hinkend met beide benen naar mijn geest
liep, kreeg ik het ineens Spaans benauwd. Een pijnlijke borst wilde
bijna niet ademen. Alles deed zeer. Ik hield me krom. Het duurde
heel lang, zo lang dat ik er bang van werd.
Pas toen ik even op de heuvel ging rusten liep het gevaar als een
wonder weg. Ik bleef leven en ik trok snel het kostuum van kleurige
klanken aan. Ik was ontwaakt uit mijn sluipziekte en had even een
schimp van de vervuilde schepping gezien.
Daarna kwam het nieuwe leven aanzetten en bloeide mijn
lichaam weer.

Bron

Hoop, 2015-1994, bewerkte foto

1994_hoop_bf

Oude geest

Bij toeval vond mijn oude geest een blinkend licht uit een ver
verleden. Je moet maar geluk hebben.
Alle verwaarloosde hekken hoefden niet meer te bekvechten
met de roest en het mos, alles was weer fris groen geverfd.
Dwars door de lucht kreeg ik het goede weer terug, mijn adem
werd opnieuw helder.
Niets bijzonders.
Het verleden is immers vrij van alles omdat het al geleefd heeft.

Dus beklom ik de ether van deze geest, ik had honger, was nogal
bezeten. In mijn hand hield ik een wapperende blauwe vlag.
Dat blauwe, het symbool van abstinentie, kende ik goed. Mijn
ouderlijk huis dicteerde ooit iets wat je nooit vergeten moest, al
vond je het zelf iets verplichts, iets bijkomstigs.

Iemand blies mijn gezicht aan. Ik werd warm. Ik werd een bron
van liefde, stond helemaal open. Je kunt er niet vroeg genoeg
mee beginnen, voelde ik. Een oerwoud van nieuwe beelden werd
voortaan mijn eerste huis.
Lang gaf en nam ik, het was een grote ontdekkingstocht. Ik liet
mij heerlijk vollopen en genoot. Bij liefde ben je nooit leeg maar
juist altijd gevuld.
En toen…
Toen brandde ik me aan de blik van de hete sneeuwklok.
Vrijwillig en graag. Ik verwachtte dat het nooit zou stoppen.
Ik wilde dat, maar de wind viel plotseling stil en gaf loze leegte.
Zinloos speelgoed bleef achter.
Het was te laat om daarover te gaan klagen.
Ik sprak alleen over nevel in die tijd. Nevel en toeverlaat.
Net zolang tot ik nieuwe tuinen vond. Daar was ander licht.

Stokje

Oude weg, 2015-1986, bewerkte foto

2015_1986_onderweg_bf

Vreemd voorval

Ik wil je een verhaal vertellen over een heel groot wonder, maar
ik ben helaas vergeten waar het eigenlijk over ging. Heel vaag
weet ik dat ik iets vond bij een bron met schoon en helder water,
maar toen ik ging zitten schrijven was alles weer weg. Sneu.
Wat moet je dan? Opgaan in het gekwinkeleer van vogels?
Misschien ging het verhaal over een adellijke dame, een freule.
Haar brandende wangen, haar koortsige ogen, haar gesprongen lip,
alles stond te strak. Er was geen zachtheid aan haar trekken.
In het uur van haar grootste glorie was ze zo teleurgesteld dat haar
spraak was weggevallen. Vanuit de schaduw belaagden nare ogen-
blikken haar. Pas als de nacht was gevallen had ze eindelijk rust.
In het donker kon je haar beschadigingen nog steeds goed zien,
uit haar diepe wonden straalde een wit licht. Zij was haar eigen
sterrenhemel geworden. Het leek alsof ze zichzelf van binnen en
van buiten kon belichten.
Je zult begrijpen dat ze opviel, de aandacht trok.
Gedreven door een onweerstaanbare emotie viel de menigte vaak
voor haar op de knieën en keek in extase naar de roerloze freule.
Men dacht dat ze een vreemde god, die blij in het leven kon zien, was.
Als de nacht voorbij was kon je op die waterplek niets meer te zien
van die nachtelijke verschijning. Wel was het gemarkeerd met een
kleine, donkere bloedvlek.
In de volksmond noemde men deze plek later de Freulevijver.
De freule verschijnt helaas niet meer, Staatsbosbeheer heeft er een
stokje voor gestoken. Zij houden niet zo van occulte drukte.