Sputters

Verbindingen, 1998, tekening, 50 x 65 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Fase

’s Middags gaat ze uit wandelen met haar witte haar.
De hond volgt haar stil. In haar hoofd loopt een gedicht, ze draagt
zichzelf voor. De staart van de hond raakt haar arm.
Dan ziet ze ons en wil terug. Ons stadsgezicht is te klein.
Thuis wil ze voelen hoe het linnen trilt. Ze hoort haar moeders stem.
Onveranderbaar slijt deze dag zijn weg.
De hond jankt zacht, zijn poten schudden. Hij droomt hard op.
Vandaag is het vandaag en toch gaan we vooruit. We leven op een
eiland met alle tijd. Ze staat naast de hond en praat met liefde naar
de dingen. Noemt het spreeksel of sputters.
Eén van haar werken heet Alleen. Het laat een gelukkige tijd zien,
het maakt haar vrij. Niet meer hollen. Alle academie flensjes zijn in
de fles gedaan. Grappige elementen nemen nu de overhand.
Dat het niet in goede aarde viel bij de organisatoren stoort haar niet.
Ze voelt zich juist goed en heel sterk. Onafhankelijk.
Ze voelde zich eindelijk positief alleen.

Stilstand

Luisteren, 2013, boek 109, pagina 87

x.2013_b109_p87_luisteren_k

Sprekend

Iemand: Je bent juichend binnengehaald als een groot talent en
toch ben je niet dankbaar.
Jij: Ja, dat is immers de dood in de pot. Bij schrijvers is dat een
bekend verschijnsel: als het debuut heel goed is, wordt onder de
last daarvan vaak nooit meer iets goeds gemaakt.
Ik heb er ook moeite mee, maar ben er nu overheen. Je moet
jezelf nooit onder druk zetten om iets moois te produceren. Zoeken,
zoeken en nog eens zoeken is genoeg. Jezelf opzoeken is al moeilijk
genoeg. Zoeken naar een manier van doorgaan is ruim voldoende.
Vinden komt pas daarna.
Waar sta ik, wat wil ik?
Steeds duidelijker weet ik wat ik niet wil. Ik wil niet op krakkemikkige
wijze mezelf imiteren. Zodra seriewerk zijn intrede doet kan je er de
donder opzeggen dat de commercie zijn intrede doet. Produceren in
economische zin is ook de dood in pot. Je moet dat altijd bestrijden.
Iemand: Strijden tegen wat?
Jij: tegen jezelf. Ik voer oorlog tegen de serie (jij lacht).
Overigens hangt alles samen met de tijd.
Ondanks het feit dat de schijn tegenspreekt, denk ik dat er vaak
sprake is van stilstand. Veel vaker dan je denkt of wenst.

Natuur

Go Back, 2013, boek 109, pagina 90

x.2013_b109_p90_go back_k

Morgenrood

Dit is helder: het rood, de letters, de boodschap in een wegtrekkend
landschap. Dit is het eerste licht, als de vroege vogel het deksel heeft
opgetild.
Dit is slecht gezien: het vers gelogen landschap stinkt, de voeten
branden nog na. Hier woon je dan al ben je hier niet geboren. Zo
word je een onzichtbaar beeld in schroeiende tranen. Zo komt hier
de zon op en verwarmt ons hoofd, ons huis. De zon komt hier op
om zo ook weer onder te gaan en dan is alles ooit geweest. Er is
iemand langs geweest, die zijn hoofd heeft meegenomen. Een rim-
pelloos spiegelglad landschap bleef achter.
De wereld heeft zich voortgestuwd en is uitgelopen in de rug van de
tijd. Je zou graag in een schommelstoel lang blijven kijken naar de
eindeloze, verre horizon.
De zon wil wel meer licht, maar wordt tenslotte silhouet.
Je stoel is omgevallen.
De persoon is gesprongen, het raam stond open.

Gave

Ondergang, 2014, computertekening

2014_ondergang_ct

Werk

Wat een schilderij is is bekend: een plat vlak waarop vormen en
kleuren zijn geordend. Dus hoe eenvoudig is het en hoe raadsel-
achtig het tegelijk is, want zodra  er een kleur of vorm op dat platte
vlak wordt aangebracht is diezelfde platheid al aangetast(idee).
Even lijkt het of het lege doek alles mogelijk maakt. Als de eerste
lijn of stip verschijnt is de betovering weg. Het veld is niet meer vrij.
Er is iets ontstaan (zinsbegoocheling).
Het is een spel waar je veel plezier aan kan beleven.
Op die manier kan je jezelf in slaap schilderen (vermoeidheid).
Een andere keer vang je de wind, die schopte je schoenen uit (last).
Meestal zoek ik de as die me draait.
Dan blijkt er helemaal geen as te zijn.
En onderweg naar een tafeltje blijkt er geen tafeltje te zijn, zelfs geen
zaal die haar begrenst (tijdsbepaling).
Tot slot vind je niet meer dan een koud gedicht.
Het is het einde der dingen. Je verwacht het niet (droom).
Of het nu hier ligt of op een andere plaats, je ziet dat de hoorn van
de haak is (contact).
Je krijgt koppijn (gave).

Geboorte

Bloem, 2015, computertekening

2015_bloem_ct

Zwangerrood

het donker versprak zich
onthulde een geheim
woorden zijn niet altijd vrienden
de bedoeling was goed
het mandje van mijn moeder
werd zo rood als een cyclaam

het donker versprak zich
daarna nog vele malen
het was niet alleen
en onthalsde waaghalzen
onder de klerenvacht
bloeide een drachtige cyclaam

het donker versprak zich
fluisterde adembenemend
het donker in haar gilde
tot in het uiterste oor
ik stilde, schrok
werd zo rood als een cyclaam

Dans

Leeg hoofd, 2015, computertekening

2015_leeg hoofd_ct

Woorden willen wel

De muze kent misschien geen babbel, maar ze kende mij.
Ze kietelde met haar losgetikte woorden mooie taal. Gewone
woorden werden ineens bijzonder.
Ik stond stil bij het raam en ging er voor zitten, schoof gracieus
in een zachte stoel. Het licht was veel en zuidelijk warm. De deur
bleef dicht om de nabije wereld niet te laten ontsnappen. In de
sponning van die woorden kon ik bestaan als groot wonder.
Toen riep moeder en de muze verdween op stel en sprong naar
andere oorden.
Als dichter ben je niet alleen. De muze kent geen heimwee. Haar
wereld is veel groter. Haar wereld giechelt werkelijke woorden in
haar oren.
Soms staat de muze in haar rokje voor me en omhelst me.
Haar wereld zet mijn vingers aan, daarna woon ik in een atlas
vol woorden. Ook ik ken dan geen heimwee omdat ik ben.

Later verruilde ik mijn brylcreamkuif voor een langharig kapsel.
In de geur van het verleden, in het licht van terzijde, schokt
nu mijn heftig hart. Ik dans op blote voeten tot ik struikel.
Is dat dan toch heimwee?