Droom

Zondeval, 1978, bewerkte foto

1978_zondeval_bfk

Dan weer wachten, dan weer kijken

Ze kijkt naar enkele van de grotere werken aan de witte wand.
Het zijn foto’s van ateliers van beroemde kunstenaars. Koele, droge
opnames. Geen dromerigheid hier. Het heeft de sfeer van: kijk hier
eens wat ik hier heb. De kunststatus ten top.
Ze verdenkt de kunstenaar ervan dat het hier en daar enigszins is
geënsceneerd, wat heel goed mogelijk is, tenslotte is zijn hoofd
altijd een werk-broed-plaats. Hij wil goed herinnerd worden.
Elke variant lijkt niet alleen uniek, maar is het ook.
In ieder atelier is veel te zien voor de kijker, veel te maken voor
de kunstenaar.Behoedzame foto’s hebben meestal iets vervelends,
de ziel is er uit.
De meeste schilders zijn ongedurig van aard. Dat vastleggen
is eenandere kunst. Ateliers zijn laboratoria van de geest.
Wat je op de foto ziet is een atelier op het moment van korte on-
derbreking. Er hangt een ruimte in een ruimte.
En zij kijkt. Het oog meet.
Kijken helpt het handwerk – zei Domenico Bianchi in Italië. Ooit.
Zonder het kijken zou je snel de weg kwijtraken

Lastig

Artiest, 1982, bewerkte foto

1982_artiest_bfk

Dwarrel

Hij zit in periodes dat alles laag en vuig is en periodes van wan-
orde waarin alles verheven is. Best lastig. Meestal omschrijft hij
het als een tijdelijke bloei door geestelijke zwakte. Ook al vreemd.
En als hij dan helemaal in grote verwarring van zijn onzeker lot zit
weet hij nog net dat er tussen goden en mensen geen verschil is.
Dat stelt hem gerust, alle goden en mensen trekken voorbij, één
voor één, in een soort diepe treurmars. In een optocht van dwaling
naar de illusie slepen ze zich in het eenzame duister als luie herfst-
bladeren voort.

Later, als hij weer meer bij zinnen is, begint hij te reageren.
Hij begint bij zichzelf. In alle reële oprechtheid straalt hij een enorme
kracht uit. Jezelf goed kunnen bedriegen is de eerste eigenschap
van een sterke staatsman, weet hij. Alleen filosofen en dichters
kunnen de wereld praktisch bekijken, omdat ze de enigen zijn die
zonder illusies leven. Helder zien betekent dan niet-handelen.
Kort daarna schudt hij opnieuw heftig met zijn hoofd. Het is alsof hij
constant een luid nee wil zeggen, maar er komt niets uit.
Alles is in hem gebroken, naamloos. Niets past meer in zijn leven.
Zijn tederheid is te groot doorgeslagen, waardoor zijn ziel alles
verklapt.
notitie:
In werkelijkheid heeft hij alleen maar wat last van dorst na drank.

Vreemd

Influistering, 2014, computertekening

2014_influistering_ctk

Uitdijend verhaal

Ik keer me weg van de wind. Langzaam vormt de wolk zich tot een
donkere massa. Op dat moment moet ik terugdenken aan een vreemd
voorval:
Een vis besloot de zee te verlaten. Zij had een een mooie stem.
Toch ruilde zij haar stem in om zo benen en armen te krijgen.
Het waren benen die pijn konden doen, maar ook benen waarmee
ze op de glimmende dansvloer rondjes kon draaien. Ze kon ermee
dansen als een betoverende witte zwaan.
Ik weet niet precies hoe het afloopt, maar ik benijd haar omdat ze
iets kon ruilen. Ik heb alleen maar een gave en moet daar iets mee
doen, anders is het zo zonde, zegt men.
Maar hoe dan ook, op een bepaald moment gaat het verhaal toch
verder:
Ze strekt haar dunne armen naar me uit. Ik schrik ervan. Zoiets heb
ik nog nooit gevoeld. Ze zegt dat ze mijn lichaam wil. Ik wil wat jou
tot een mooie zonnebloem maakt…
Ze maakt me bang. Ik ben geen zonnebloem. De nieuwsgierigheid
wint, dus vraag ik haar hoe wil je mijn lichaam en waarom?
Ze zegt cryptisch dat ik uiteindelijk weer een zonnebloem ga worden.
Dan kom ik weer terug. Dan kom ik je halen om je aan iemand te
geven.
Het wordt steeds vreemder. Ik snap er niets van.
Ze wijst me dwingend de kant van haar wijzende vinger op te gaan.
Ik doe het maar, al was het alleen maar om van haar af te komen.
Er is veel ruimte.
Kijk niet om, roept ze me nog na, want dan zul je sterven!
Ik kan met een gerust hart heengaan.

Alter ego

Voorgevoel, 2009, A4 tekening

2009_voorgevoel_A4_k

Gedachte uit een andere tijd

Hoe de dingen gaan is nu bekend, maar hoe ze moeten is heel iets
anders. Eerst zal er nog veel van het oude kapot moeten, voordat
het andere, het nieuwe zich aandient.
Nodig mij daarom uit als de verandering aanvangt.
Ik zal er zijn en je niet teleurstellen.
Maar noem het geen kinderspel. Dit hakken is de ambacht van een
grote koning. Wat uit mijn mond komt volgt het diepste van mijn
gedachten. Aan korte liphangers heb ik niks. Echt niet.
Ga dus op zoek naar tongen, lippen en verbanden om nieuwe zinnen
te stichten. Het zal je rijkdom geven. Je zult sappig eigen vruchten
kunnen zuigen. Je zult genieten zonder het zweet op je voorhoofd
weg te hoeven wissen.
Benoem je nieuwe woorden.
Noem ze hardop en denk aan de hand die ondertussen werkt.
Werkende handen snuiten alles wat in het donker walmt.
Weet daarbij dat niets uit zichzelf zal gaan.
Verkoop uw spierkracht niet, wees er zuinig op.
Pak de aangeschoven stoel, ga zitten en doe vooral nonchalant.
De zon zal de vlam aan de voorkant van iets nieuws laten branden.
En jij zult je je er opnieuw aan warmen.
Ja ja, je bent al goed, Alter Ego.

Vallende vlinder

Late zomerwoorden, 2001, acryl, 80 x 80 cm

2001_late zomerwoorden_k

Half droom, half slaap

iemand slaapt zich in een lichaam
en droomt dat het een lust  wordt om te zien

(uit het gedicht: De terugkeer van het lichaam, Van Batelaeres)

Dit klinkt wat sneu. Serieus. Het heeft iets van een vallende vlinder.
Er is iets weggeglipt. De totale macht is tijdelijk verdwenen. Dat is
waarschijnlijk het goede eraan.
Ze droomde vast van een vrije vlinder, maar werd al fladderend
voortvluchtig. Sneu als het zo hoopvol begint. En dan weet je bij
het wakker worden even niet of jij nu de mens was die zich als
vlinder had gedroomd, of een vlinder die zich als mens droomde.
Van die dingen.
Tussenbeide ligt waarschijnlijk de waarheid. De metamorfose is
het wat de scheidslijn overschrijdt.
En voor wie niet meteen gelooft dat hier vlinders in het spel zijn,
zij gezegd dat zij het hele gedicht maar moeten lezen. Dan zien ze
gelijk al in de opening  de verwijzingen naar een bloemenwei en een
boomgaard. Daar is het goed vertoeven. Volop bloei.
Dus het valt ergens ook best mee met dat sneue gevoel.
’t Is maar net waar je je op richt in je droom of waak.

Mandelstam

Stam, afstam, 2013, boek 109, pagina 74

2013_b109_p74_stam-afstam_k

Luisterkant

Ooit schreef Osip Mandelstam:

Ach, ik zie niet meer en mijn oor is verdoofd,
van al jouw kleuren zijn nu slechts gebleven
Menie en het luidruchtige oker
[–] O Jeravan, Jeravan!
Heeft een vogel getekend,
Of was het een leeuw die je kleur gaf
uit een doos vol krijtjes, als een kind?

Dit stukje uit een gedicht vol onbekende beeldspraak boezemt mij
minder angst in dan het vroeger deed.
Destijds, in die kinderkamer, was angst en verwondering bijna het
zelfde. Ik kon nog lang niet alles vatten en fantaseerde er gevaarlijk
en lustig op los.
Dozen vol krijtjes maakten nooit een leeuw, al hoorde ik in de verte
wel het gebrul. Er verschenen alleen maar apenkoppen.
Wat ik er wel van over heb gehouden is het jezelf kunnen treiteren.
Het gaat dan om het heerlijke gevoel van ternauwernood.

De kunstenaar neemt zichzelf op de hak. Deels uit pestkopperij.
Hij denkt zo ook verder te kunnen komen. Deels komt het ook voort
uit het idee dat sommige beelden kennelijk verboden zijn (dan zou
je die beelden juist moeten maken!).
Zo bestaan er tegelijkertijd ook blijmoedige en bedorven kleuren.
’t Is maar net hoe je er naar kijkt. Iedere horizon hoort te twijfelen.
Iets wat onverbiddelijk vloekt is in een andere context juist druipend
ruim van geest.
Je kunt tenslotte alle kanten oplopen met een beetje wil, maar dan
moet je wel de gereformeerde ernst en angst op zij zetten.

Nawoord:
Het schijnt streekgebonden te zijn: het westelijk gelegen Schouwen
heeft de naam werelds te zijn.
Dichter bij de Noordzee lijkt het protestantse fundamentalisme zach-
ter gestemd, net als het licht.
In het oosten daarentegen doet men veel meer aan overijverige bij-
belkennis en interpretatie. Het geloof omwille van het geloof is daar
een zweetsport met welhaast een Olympische instelling.
En ga zo maar door.
Ik houd het bij een volle doos met kleurkrijtjes. Dat is genoeg.

Licht boos

Schuilman, 2014, computertekening

2014_schuilman_ct

Rottigheid

Lucebert zei het al: vliegen en schurken slopen het ontbijt.
Helemaal mee eens. Ik ken dat. Als kind al.
Toen zochten de half versleten moeders al stukken karton om hun
dikke kinderen te beschermen tegen het koude vocht. In diezelfde
tijd pakten gemene anderen de klaargezette boterhammen.
Als men dan weer teleurgesteld terugkwam van een vergeefse
zoektocht kregen ze het nog een keertje voor hun brokkelkiezen.
Al het eten was meegenomen door die brutale apen (die met hun
rode apekonten in alle palmen sprongen).
Hoe kan een mens dan nog tevreden blijven?
Dikke druppels vocht vallen dan uit de kraan van het hart. Ja, hele
dikke! Ik zag het zelf!
Gelukkig was er altijd wel ergens een verstopte of gevallen boterham.
Als je eerst een stinkende wolk wegtrok vond je gelijk een snee
volkoren met pindakaas. Bovendien zijn moeders waakzamer dan
menigeen denkt.
Vaders niet, die hebben het veel te druk met hun stormen van eigen
ego-denkgeweld. Als die uit hun vermolmde auto’s stappen is het
kwaad al geschied en opgelost.
En de kinderen dan?
De kinderen zien kunstzinnig door elke spleet met hun verwonderde
ogen. Zij kunnen voorlopig nog blanco zien en dat is mooi.
Heel mooi zelfs!
Het vermolmde kijken komt pas later, als ze leren rekenen.

Nooit

Schaamte, 2014, bewerkte foto

1980_schaamte_bf

Over de rooie

Ze vertrok.
Zonder twijfel, het was duidelijk. Ik zag het aan het bordje dat
boven haar hoofd hing: ‘Ik vertrek’.
Nadat ze woest haar koffer pakte, sloeg ze de deur achter zich dicht.
Ik kon er niets aan doen, maar alles werkte op mijn lachspieren.
Misschien mijn zenuwen, maar ik vond het ook erg archetypisch,
niet erg origineel.
En daarna?
Daarna was het aardedonker.
Iets had me naar de koude grond gebracht.
Toen ik mijn ogen open wreef, zoals ik dat vroeger deed als ik net
wakker was geworden, zag ik haar bordje schuin naast me liggen.
Snel draaide ik het uit nieuwsgierigheid om en zag dat daar een
rood duiveltje op was getekend met een vet onderschrift: klootzak!
Zou dat voor mij bedoeld zijn?
Misschien had ze het in de haast verloren toen ze vertrok. Het was
vast voor die andere vent bedoeld, die voldeed wat mij betreft hele-
maal aan die omschrijving. Ik never niet, nooit.
Mijn tong begon van schrik te rollen, ik zette een enorme keel op.
Wat dachten die hufters eigenlijk? Ik was blij voortaan alleen te
zijn.
En zo dacht ik nog een tijdje na, totdat mijn baardgroei zich her-
vatte. Ik veerde uit mijn diepe hurkzit, schudde alle schubben
recht, zocht een nieuwe houding.
Terwijl ik naar de hemel keek zei ik: Kom het is al laat, maar nog
niet te laat en ging de werkelijkheid snel herstellen.

Slepend, slopend

Boze man, 2014, computertekening

2014_boze man_ct

Tot de zwarte korrel

Die nacht droeg hij een hoed van zand en gaf voor God noch geld
zijn zaak uit handen. Sterker nog, hij sleepte het aan een stuk
touw achter zich aan. Daar was heel wat lef voor nodig, er zijn maar
weinig mensen die dat op klaarlichte dag aandurven.
Onderweg stonk het erg naar verkeerde broeders. Die hadden te
veel rotte vis gegeten en waren kort van stof (met een kanten rand
van schimmel) geworden. Hoewel het hun eigen schuld was, was
het toch een treurig gezicht. Als je hun zag zweeg je snel en dook
subiet een andere straat in.
Hij trok zijn zaak, zijn lot, verder voort. Liet zich niet afleiden.
Zijn lege maag knorde een behoorlijke melodie en duwde hem iets
verder dan hij oorspronkelijk wilde. Iedereen wist ergens wel dat je
eerst vele dagen zwartsel moet slikken voordat je je stoel aan tafel kan
schuiven om een overheerlijke maaltijd te krijgen. Voor wat hoort
wat.

De herberg was nederig, de baas ook. Met zijn veel te kleine armen
wenkte hij de man met het touw, heette hem hartelijk welkom. De
anderen hadden veel vreugde over gister. Toen was er de toets van
azijn. Een walm van bittere zelfverheerlijking werd opgediend. Enkele
karkassen hadden ervan gesmuld. Daarna zat iedereen te wachten
op de dag van morgen: dan zou de zakelijke touwman komen om de
eindjes aan elkaar te knopen.
En nu was het dan zover.
Iedereen kreeg les in ademstoot.
Gekneld tussen de verveelde lach en de valse glimlach stierf je dagen
voor de zwarte korrel was gezaaid en werd je een vlezige doos.
Die doos was zijn slepende zaak.