KunstSalon : werk van Jan de Bruin en Dolf Verlinden
8 december 2013 – 20 januari 2014 / opening 8 december om 15 uur door Harry Tupan
Vaart NZ 6 / Assen / open vr/za/zo van 13 – 17 uur
Romance in Holland, 1995, tekening, 50 x 65 cm
Achterland
Het gebeurt maar al te vaak, we hebben haast.
Haast voor wat? Haast voor het korte leven of komt het door de
voortsnellende stad? Waar is de parkeerplek? Waar is de dood?
Hoe dan ook hij had een afspraak die dag en straalde zichzelf
er met lichte tred naar toe. Zijn eigenbelang had hem gestuurd.
Ineens, niet meer besluiteloos, besloot hij gewoon te gaan.
Hij was al zover gekomen dat hij om zich heen kon kijken.
Ze was laat. Te laat om hem snel te zien. Zij had nooit haast,
deed liever eerst nog een boodschapje. Uitstel is wel zo prettig.
Laat hij zijn verrekijker maar pakken…
Ineens liep zij zijn perspectief in, helemaal vanuit het verdwijnpunt
aan de horizon. Ze maakte zich los uit de omgeving en kuste hem
vluchtig. Geen excuus over het verlate tijdstip. Vrouwen doen dat niet.
Zij komen liever te laat om te zien wat daarna gaat gebeuren.
Misschien is dit wel een droom, begon hij.
Misschien ziet iemand ons wel samen aan het eind van deze steen-
weg. Misschien vermoed iemand onze liefde wel. Misschien wil die
persoon ons feliciteren. Misschien…
Zij legde haar vinger op zijn praatlip, draaide zich daarna resoluut om.
Weg van zijn bekende gezicht. Er was gewoon te veel aan misschien.
Bla Bla, 2000, boek 75, pagina 48
Volle ruimte
In mijn kop botsen verschillende verhalen. Het leek wel alsof mijn
hoofd vol zat met zwiepende takken. Ik moest flink hakken om
mijzelf weer vrij te maken. Kan mijn innerlijke ekster niet even
rusten?
Het was door de vele mensen lekker warm in de ruimte. De ramen
besloegen bijna. Daar komt zo waar een vrouw aangeveerd. Ze
ziet mijn veel te rode kop. Ik krijg het nog warmer, maar ben zo
zwaar bewaakt door mijn innerlijke held dat ik rustig overkom.
Ze vraagt naar de bekende weg met te veel blabla, waarop ik mijn
wapens even neerleg en mijn onschuld naar voren schuif. Zij drup-
pelt van vreugde, tenminste zo ervaar ik het en wil mij kussen met
haar rozenmond.
Ik zeg: Doe maar niet, mijn prikkelbaard zal je aangezicht schenden!
We moeten er beide om lachen en kussen toch. Van mij naar jou,
grap ik verder. Zij: en andersom!
Ik ben er vaak bij geweest dat kan je zien, ik herinner me iedere
losse scene met het ziedende rood van mijn kop. Ik herinner me
ook de verwondering van de stilte na al het heftige. Ik zie in mijn
leven nogal veel ik.
Verder ziet de wondere wereld zelf ook goed om zich/haar heen.
Op zoek naar nieuwe waarheid komt hij/zij naar je toe.
Na al het rumoer kan je daarna weer in stilte steken.
Afgekeurd werk, 2013, boek 111, pagina 10
Van groot naar klein
Op blote voeten, met het bloed tussen de tenen, vertrok ik.
Ik had haar verloren en daarna mijn plek. Ze verdween over de
velden en miste me niet meer. Daardoor moest ik van groot naar
klein.
Daarna heb ik dat opgeruimd wat na de vloed bleef liggen.
Daarbij voelde ik me nogal naakt. Toen heb ik mij maar aangekleed
en al het overbodige verbrand. Flirtend en gearmd met mezelf keek
ik naar het opvlammende vuur. Het verwarmde mij nog een laatste
keer op die mooie plek.
Ik troostte me met de gedachte dat een mens meestal te veel nalaat
en dat het dus heel nuttig is om af en toe iets op te ruimen.
Later douchte ik me in het bad schoon van alle branderigheid en
zong daarbij vrolijk in het water. Bij het uitstappen gleed ik hartstikke uit
met mijn voeten in het weggelopen water. Ik greep nog om me heen,
maar lag al languit op de koude vloer. Ondertussen leek het bad op
een leeg bootje wat langzaam wegdreef. Ik raakte buiten bewustzijn,
hoorde nog heel even haar stem uit een vergeten kist komen.
Even later trok ik mezelf weer tevoorschijn, schaamde me over mijn
uitglijder. Gelukkig was ik totaal alleen. Nog natrillend zag ik in de
voegnaden van de badkamertegels alle tijdslijnen, alles wat ooit be-
schreven was.
Daarna was alles wat ik bedacht had weg.
Goed voor een nieuwe start.
(wat je al niet kan bedenken bij een volle vuilniszak)
Het hoofd tussen de regels, 1997, bewerkte foto
Twee bergen
Tussen twee bergen ligt het dal. Al jaren. Het ligt er al zolang er
mensen zijn of misschien was het daarvoor ook al dal. Het kan ook
zijn dat het toen een groot meer was of misschien was er een an-
dere berg op de plaats van het dal en is die berg in de nacht door
een kwade god uitgegumd.
We weten het niet en waarom zouden we het ook moeten weten.
Dit ter inleiding.
Ik wilde het eigenlijk hebben over iets abstracts.
Abstracties kan je niet overtuigen, zij zijn te wijs en laten zich niet
dwingen. Abstracties maken geen trede die ze niet kunnen beklim-
men. Zij behoren de heel hoge lucht toe. Alles is snel te zwaar voor
het dagelijkse. Daarom hebben huizen o.a daken. Een verloren ab-
stractie zou er anders zomaar doorkachelen en dat geeft later veel
ellende.
Kijk, toen de wind nog vast zat aan zijn eindeloze voeten en al het
ochtenblauw of de nachtmist nog niet vreemd was, toen hadden de
mensen nog nergens last van. Zeker niet van abstracties. Het onaan-
gedane gehoorzaamde gewoon de dagelijkse dingen. Niks aan de
hand! Misschien was alles uit zichzelf wel abstract.
Ik kan het je zelfs nog sterker vertellen: vroeger rustte men uit
terwijl men terugging. Men kon zich vermaken tot een reptiel en
met een beetje moeite werd een fossiel dan springlevend. Ik praat
nu over lang vervlogen tijden, de tijden van het Krijt.
Men had werkelijk nog de tijd! Alleen de luchtschrijver, met zijn eigen
alfabet, had het razend druk, hij moest alle wolken instructies geven.
Wolken kunnen uit zichzelf niets. Wolken hebben lege hersens.
Later is de luchtschrijver een luchtfietser in crisis geworden.
Allemaal weetjes, borrelend uit de vette toongrond tussen de bergen.
Zwijgman, 2013, bewerkte foto
Uitzicht
Vrienden hadden tegen beter weten in alle remmen losgegooid en
de losse eindjes aan elkaar geknoopt. Zo was er een flink kapitaal
ontstaan en dus kochten ze een royaal , modern huis. Ook de tuin
was niet kinderachtig, gaf veel gezonde lucht.
De vrienden, eigenlijk elkaars weldoeners geworden, tankten elkaar
regelmatig bij. Ze bereikten een grote hoogte zonder uit te glijden
of neer te storten. Iedere weg maakte een nieuwe weg. Niemand
werd in de kuiten gebeten. Het remspoor van de tijd vervaagde meer
en meer tot het totaal.
Bijna iedere man in de wetenschap snapt dat dit zo niet eeuwig door
kon gaan. Natuurlijk komt de jaloezie om zijn rottig hoekje kijken.
Dan maar eens zien of er nog langer lief en aardig wordt gedaan!
Aanvankelijk werden de rampen van de stilstand keurig geordend,
om vervolgens later bij de dubbele borrel flink te panieken. Men
bedacht steeds hogere huizen van dubbel spiegelglas, alles waterpas.
Lijken werden ver onder het tapijt geveegd.
Kortom de boze elementen namen alles tenslotte over.
Men nam afscheid zonder verwijt. Men sprak waanzin in wartaal en
was nog steeds verzot op meer applaus, ogen draaiden in een wilde
stand.
Vrienden werden ineens vreemde vogels voor elkaar.
Gehoekt schamen, 2013, bewerkte foto
Even weg
De kalender druipt van de muur, het laatste uur lijkt om.
Dolgedraaide woorden draaien kolkend om de oude hete brei.
Alle hoop lijkt gewurgd, leugens liggen met elkaar overhoop.
In een hoek ligt hij er vodderig bij. Het hart spreekt niet meer op
de tong. Messen lijken het hart constant te kerven. Hij woont in
een poort van pijn, schaamt zich gehoekt.
De lege kamers zijn kaal. Hij is de vriend van de vijand.
Zing dan toch vogeltje! Bekijk alles niet van top tot teen. Je hebt
het oog van een grote zanger. Zie dan toch!
En als je dan blindelings gebekt zingt of je draadloos op je stem
stort, waag het dan niet om weer te stoppen. Ik hoor je te graag.
Een lofzanger geeft geen overlast maar heelt. Hij maakt elke dag
lichter. Het is een gave. Sta op! Zing!
Opgeruimd komt daar de schoonmaakster en roept goedemorgen
meneertje. Ze port hem voorzichtig met haar zwabber.
Hij reageert niet.
Overdosis. Dood.