Rood ritme

Betere ik, 2013, schets

2013_betere ik_schets

Waarschuwende droom

De ene helft slaapt, droomt van zichzelf, verdwaald van het druk
dagelijkse doen. De andere helft stalt het wijfje in haar uit. Ze
rekent zichzelf schatrijk. Door de mist heeft ze van alles gemist.
Iemand anders veegde haar straatje schoon.
De zon hangt bloedend in de wolken. Iemand zegt dat het Gods
bloeddoorlopen ogen zijn, maar dat kan helemaal niet. Weg van
de wereld herinnert ze zich een vers dat zichzelf vergeten was.
Ze knipt een lok van haar donkere haar en wikkelt hem in een
stuk zilverpapier, samen met een stuk tand en een gouden ring.
Het is haar betere ik in de kleinste uitvoering.
Daarna moet ze weg, maar het lukt niet. Haar andere ik duwt haar
zacht bij de acacia vandaan, de dans kan beginnen. Ze draait om
hem heen. Hij verliest snel zijn hoofd.
Het decor, de droge plek is kleurloos. Een paar droge heesters
herinneren aan betere tijden. Overal is stof en steen.
Steen is verraad en heeft vaak de kleur van een elfenschoentje.
Op het rode ritme huppelen ze door het verlaten landschap, zoe-
ken troost bij elkaar. Halve maten verdwijnen in de maan. De
berg weet alles en doopt zich in hun zweet.
Pas op voor adders.
Je voelt niks.

Asgrauw

Man en schaduw, 2013, schets

2013_man en schaduw_schets

Teleurgesteld lied

Hij schrok nogal van wit en zwart. Zijn kleur werd asgrauw.
De honger naar wijsheid knorde in de maag. Hij wou heelhuids
weten, maar was te bang voor de werkelijkheid. Zo werd het
leerboek gesloten en bleef alles vaag in duisternis gehuld.
Wees geduldig en tevree zongen ze thuis vroeger. Goedgelovig
en gedwee, zou daar mooi op volgen. Vraag niet naar de dingen
die bestaan, vraag om de genade van de maan.
Als de stiltes doodstil en stellig zijn dan stik je snel en drijven je
ogen in de wolken weg. Het menselijk bestaan is louter humus.
Tot grond zult gij vergaan.
Ook blinden kunnen in het licht tasten, je hoeft echt niets te zien.
Je struikelt eerder over nutteloze vooroordelen. Men blaat moeras.
Het voortwoekerend woud is zwaar bebladerd, laat veel schaduw
zien.
Ondertussen zingt een mager vogeltje een mooi lied voor de uit-
gedroogde mensenkoppen. Het kan hem niet schelen of hij gehoord
wordt, het zingen is al genoeg. Vogeltjes kwetteren geen smeek-
beden, bevruchten geen smaadschriften en zij vloeken niet.
Steeds blauwer, steeds dieper verdwalen alle dierbare dingen bij
het ouder worden. Straks is zijn schrijftafel nog kleiner dan zijn
hand. Dan is het uit met de grote woorden. Heel vlug gaat het
laatste naar het dichtstbijzijnde.
Deze man blaast zichzelf hopeloos op in zijn doodsnood.

Herkenning

Zondag, 2012, tekening, A4

2012_zondag_k

Zondagverhaal

Midden in de wereld staan en het heden als een ruïne zien, is
een kwestie van verbeelde erfenis. Je ziet en zag alles gebeuren,
het is visuele kunst. Bovendien, de ruïne was altijd al een fotoge-
nieke hit.
Beelden van de restanten van het verleden zijn oneindig.
Mij gaat het meer om de oplichtende details. Die verschijnen graag
en vooral op zondag. Dan is de tijd meer ontvankelijk.
Zo weet ik dat er ooit op een sombere dag, ergens in augustus, een
man was die alleen spaarzaam kon praten. Hij bezat een klein tuin-
tje. Dat kon hij net verzorgen, hij was al oud.
Aan het eind van de tuin lag een opgedroogd meer. De geheime
bronnen waren al lang geleden verdwenen. Alleen het water dat
soms uit de grond opwelde en de regen hield het waterspekta-
kel net op de goede plek, net boven het slijk.
Hij ging meestal naar dit meertje toe. Nam zo plaats op het bankje
zodat hij het meer niet zag, hij keerde zijn rug naar de waterspie-
gel. Op die manier moest hij naar het verderop stromend beekje
uitkijken. Hij keek, maar je kon niet zeggen waar hij naar keek.
Wellicht was het ook niet belangrijk. Soms kon hij maar moeilijk
onderscheiden wat innerlijke of uiterlijke gebeurtenissen waren.
Zijn oogleden werden dan zwaar en bewogen haast niet meer.
In een fractie van een moment, voldoende voor een waarneming,
zag hij alles om hem heen oplichten. Alles liet zich bekijken, was
blij. Dit ging veel verder dan begrijpen.
Wat we weten is dat de verschillen in schakering, de scherpe vlek-
ken van schaduw en licht uiteindelijk het beeld gaan vormen en
wij doorzien het met onze twee ogen.
Dit moment noemen we herkenning.

Andere ik

Gedwongen droom, 2013, bewerkte foto

2013_gedwongen droom_bf

Onschuldig

Als kind was ik niet, dacht ik.
Ik, die mijn eigen gezicht kende en er ook nog eens van hield, ik
herkende het gezicht van mijn dubbelganger niet. Dat was op zich
opmerkelijk, het gebeurt niet zo vaak dat je je eigen gelijkenis in-
eens voorbij ziet komen. Het maakte me bang.
Misschien was het gewoon mijn aangeboren dwarsigheid die de
herkenning belemmerde. Ik vond die ander veel ruwer, mijn lijnen
waren ook perfecter. Toch keek ik in de spiegel, was vier jaar.
Toen ik ging spreken sprak mijn alter ego als een papegaai. Heel
ergerlijk. Voortaan moest ik twee rollen tegelijk spelen!
Verbaas je niet over deze anekdote, ik heb het allemaal zelf beleefd
en gezien. De gelijkenis tussen mijn tweelingbroer en mij heeft veel
bedorven, ik begon mezelf te wantrouwen, wat niet gezond is op die
leeftijd.
Kort daarna kwam de oplossing, ik voelde me filmacteur. Oefende
allerlei stemmetjes op het toilet, in die tijd nog het meest eigen
plekje. Zo kon ik mij met gemak verwisselen met mezelf als nieuw
persoon. Het was wonderlijk en zo echt dat ik er zelf stevig in ge-
loofde. Zelfs al verscheen hij als twee keer dezelfde persoon, niets
kon mij verhinderen dat mijn oog altijd de lijn zou waarnemen in
het midden waar de twee helften zijn samengevoegd.
En nu ben ik vergeten wat mijn andere ik wou zeggen.

Donkerte

Gelaagde vrouw, 2013, bewerkte foto

2013_gelaagde vrouw_bf

Vanuit het donker

Ik staar en plotseling staat daar iemand buiten. Iemand in een
steeg. Vanuit de donkerte komt het op me af en staat stil. Ik
kan het hoofd niet goed zien, het is te donker, loop iets naar voren.
Nog steeds kan ik het hoofd niet goed zien, wel haar jurk, die flod-
dert. Ik sta bewegingsloos in mijn huiskamer, verroer me niet,
houd mijn adem in. Mijn ogen staan knipperloos wijd open, mijn
hart bonst hoorbaar.
Zij staat buiten, ik binnen. We bewegen geen van beide. Ik blijf
binnen zolang het kan. Ik zweet, heb het koud. Ik val samen met
mijn lichaam, ben gereduceerd tot iets bewegingsloos.
Haar blik is strak, ze ziet mij vast. Wat wil ze van mij?
Ik heb het gevoel dat we beide nooit meer weggaan van onze plek.
We zijn haast verstijfd. Ik voel een koude hand in mijn nek.
Mijn adem stokt. Ik durf me niet om te draaien.
Dit beeld is als het stollen van een nachtmerrie tot één enkel beeld.
Nu kan ik alleen nog maar op tijd wakker worden en ingespannen
staren naar het raam, een stoel er voor waarover kleren hangen.
Ik begrijp dat ik thuis ben en ook deze keer ontkomen.
Het zijn mijn eigen kleren die mij zo strak aankeken.

Drijfijs

Nachtbeet, 2013, computertekening

2013_nachtbeet_ct

Voor niets

Wat woorden werden onder elkaar gezet en verdraaid. Ze leken
te dichten in een zeepfabriek. Goed getimed ongemak rijmt snel.
Ook lyriek en liefde slaat gemakkelijk aan. Zijn puffende penis
deed de rest. Plof poëzie en klaar.
Later bleek alles geland op drijfijs wat nog niet goed was ontdooid.
Echt eng. Wie  niet gevoelig is voor dit doodfluitend gevaar merkt
niets. Alles gaat gewoon door.
En zo was het. Alles was lekker, verwarmend, overtollig misschien.
Daarna sliepen de tien tenen samen een gat in de dag. Alleen de
regen deed verward, kreeg kippenvel omdat het verhaal verteld
werd in een verkeerde taal.
Toen kwam een zogenaamde wijsneus, die beet de vrouw op een
gevoelige plaats. Dat werd verschrikkelijk verkeerd begrepen, hij
moest weg, werd vieze vlek.
Nu is het zo dat een vieze vlek zomaar een gezicht kan krijgen
tussen de bedrijven door, mits de vette ogen goed verzorgd worden.
Dat spreekt voor zich. Zo ontstonden twee slaperige, vijandige wo-
ningen, vlak voor de hongerige afgrond.
Tegenwoordig wonen in de hersenvlek stille mensen, volledig stofvrij
met hun ooit gesmaakte herinneringen. Het lijkt wel stamppot van
spieren.
Deze droom ben ik dus niet.
Ik hoef zodoende niets uit te leggen.