Verzonnen

Vol atelier, 2012, boek 101, pagina 61

Zonnige ruimte

Soms is een atelier zo zonnig dat je met een verrukte en on-
gelovige glimlach uren achtereen kan geloven dat je bestaat.
Je zou de tijd van de wereld kunnen schilderen als je zin had.
Echter: omdat je schildershol te zonnig is doe je het niet.
Je denkt eerder in zinnen die elkaar tegenspreken. Je praat
waarschijnlijk hardop over klanken die geen klanken, kleuren
die geen kleuren zijn. Zeggen en begrijpen op hetzelfde mo-
ment is niet altijd mogelijk. Laat staan wenselijk.
Geheime, gezochte betekenis van bovenaardse kant is vaak
te zweverig. Je kunt maar beter niet teveel geloof hechten
aan een snelle uitleg.
Daar sta je dan in je atelier, je pakt verf, mengt het op een
palet, maar hebt vergeten een doek te kopen. Dat is net zo-
iets als een steen bestellen om te beeldhouwen als je geen
beitel hebt. Je kunt van alles een absurditeit maken en alle
vruchteloze uren verfijnen tot futiliteiten. Of verstoppertje
spelen met ons levensbesef.
Dit alles doet de zon, die steekt en maakt het hoofd rood.
Je hoeft je nergens voor te schamen.
En boven dit alles hangt een strakblauwe hemel.
Ik zei het al: verzonnen verhalen hebben meer reliëf en zijn
waarachtiger dan werkelijke verhalen.

Droom

Uitvaart, 2012, boek 101, pagina 72

Uittocht

Wat ik droom kan ik alleen maar zien, kan ik alleen maar
hebben, beleven. Als ik mijn blik op de buitenwereld ver-
gelijk met die van anderen, dan zie ik dat er veel meer is dan
gemiddeld. Wat in mijn ogen en oren blijft hangen speelt on-
willekeurig een grote rol in mijn dromen.
Ik droom veel en graag.
In de grote helderheid van vandaag ligt de rust van de gelui-
den van een klein, stil dorp. Er is veel zachtheid in wat er ge-
beurd. De oorlog is ergens anders. Ver weg. Op een dag als
deze kan er niets gebeuren zou je zeggen.
Of zou ik altijd het werkelijke leven dromen?
Ze zeggen wel eens dat als je droomt je niet leeft, maar dat
kan gewoon niet waar zijn. De droom is misschien een uit-
tocht van het leven, versmolten tot één gelukskleur.
Een droom is iets wat je niet zo kan bezitten als een zakdoek
of om mijn part je eigen vlees. Daar is een droom veel te
vluchtig voor. Dromen struikelen in het voorbijgaan, daarom
vergeet je ook zoveel.
In sommige culturen zeggen ze dat dromen je ziel verminkt.
Dat slaat helemaal nergens op. Een droom is nooit in ge-
sprek, is van jezelf en verrijkt je hoe dan ook.

Verloren

Agenda, 2012, boek 101, pagina 92

Kleine ramp

Hij was zijn agenda kwijt, misschien zelfs wel verloren. Het
voelde als een ramp. Alles in hem leek gebroken. Zijn diep-
ste ik was nu voor een ander leesbaar. Het zou vast niet lang
meer duren dat zijn diepste wezen in woorden ergens afge-
drukt zouden worden. Leesbaar naakt!
Wat te doen?
Hoe vaak had hij al niet tegen zichzelf gezegd dat het veel
scherpzinniger zou zijn als hij alleen maar zwijgzaam zou
zijn. De grootste gebaren lagen nu op straat. Zijn ziel en za-
ligheid leek verkocht.
Mensen die zijn agenda zouden vinden, die creaturen, gingen
het vast voor veel geld doorverkopen aan een duivel van het
gepeupel, die zijn nu eenmaal belust op zwakte en laaghar-
tigheid. Zij leven verslaafd aan ijdelheid en nietsdoen en als
je niet oplet sterf je uitgeblust tussen hun kussens van woor-
den. Je wordt platgedrukt door die doodspuitende schorpioe-
nen.
Als je onbeduidendheid niet meer totaal is, voelt dat raar. Je
kan geen enkele functie meer bekleden, iedereen staart je
aan. Op geen enkel vlak van het leven ben je meer vrij. En
dat alleen maar omdat je stom bent geweest om je agenda
te verliezen. Je kunt nog beter een asgrauwe, stijve mummie
zijn.
Een korte tijd later vond hij zijn agenda terug. Grote blijd-
schap en opluchting. Het zat in een ander jasje.
Een verhaal van sop en kool dus.

Brandkop

Heethoofd, 2012, bewerkte foto

Het gezicht

Het gezicht was geen gezicht. Het was een tegen mij aange-
drukt gezicht. Een zwart gat dat een zoen gaf, een uitgela-
ten gil.
Dit was geen plagerij, het voelde als een mijmerdroom, dit
was, hoe vreemd het ook mag klinken, een nukkige vorm
van liefde. Misschien zelfs wel van universele liefde en wie
wil dat niet?
Hoe dan ook hij drukte zijn het gezicht tegen de koele mijne.
We probeerden zo ons verleden weg te wissen.
Ondertussen speelde er op de hoek een leuk strijkje. Men-
sen wilden wilde dansen, kregen wilde dansen. Ik niet en
vluchtte weg, nog zwaar ademend na mijn verschrikte ik.
Aanstellerige pubers achtervolgden me met hun geselbenen.
Ik gooide mijn laatste centen naar hun rotkoppen en hoorde
hun schoenen schrapen bij het stilstaan om de buit op te ra-
pen.
Snel riep ik nog: veel geluk! Maar dat werd door een plotse-
linge sneeuwval gedempt. Tja, hoeveel klavertjes vier geluk
kun je hebben?
Thuis waren ze verbaasd over mijn schorre stem en ze vroe-
gen zich af waarom ik me niet warmer had gekleed. Alsof je
een plotseling invallende winter kan voelen aankomen!
Goed, beloofde ik, ik zal voortaan altijd mijn wollen mutsje
meenemen en op doen als het nodig is en gaf daarna ieder-
een een kus, zodat ze volkomen tevreden en stil waren.
Eindelijk rust.
Gauw onder de wol.
Eerst plassen.

Mijmering

De rug, 2012, bewerkte foto

De schrik

Binnengeslopen, nog nadruipend van de eerste schrik, ver-
dween het licht tussen berg en schaduw. De dichtgesmeer-
de hoop bleef nieuwsgierig doen en lag flink aan elke erva-
ring te knagen.
Ze wist niet waar ze was, ze wist niet wie ze was.
Vroeger was er zoveel meer inzicht, uitzicht.
Nu had ze een oude mijmerkop gekregen. Haar hoofd leek
wel stil te staan. Zo stil als een doodlopende weg. Dan kan
je maar beter je rug naar de mensen gaan keren. Laat de
feestende hoeden maar wandelen!
Zoals de nacht naar haar methode iets groots presteert, zo
voelde zij zich droomdood. Haar levenslange dagdromen
waren goed opgesloten in een oneindig dik boek.
Misschien konden de wenende bomen nog wat verlichting
brengen. Aan de rand van de afgrond is wel vaker een soort
redding. Tenminste als je je dan eerst wat wazig verplaatst.
Bij algehele stilstand gebeurt er echt niets.
Pas toen zij de woede van het grijs tot op het bot voelde
kwam de verandering. Ze bedekte haar hoofd met grote
geurige bloemen, als late troost en zong zachtjes als een
kind dat vol liefde met zichzelf speelt. Gebrek aan beter is
meer dan een schrale troost.
Al gauw begon alles weer op te groenen en krijsten de
meeuwen schreeuwend blij. De hemelse dag was begonnen.
Uit het hart was gal gevallen in een gele brij. Lamme lende-
nen lagen verloren opgestapeld in een donkere hoek.
Ik zou er bijna zelf van gaan zingen, maar weet me te be-
heersen. Ik gun het haar, die verlossing.

Ongebonden

Bubble Head, 2012, bewerkte foto

Paletje

Ik kan het niet nalaten – zei zij – waar ik ook ben, of het
past of niet, ik moet schilderen. En dat was waar, zij pen-
seelde ononderbroken losse vinnige vlekken op grauw papier.
Achter haar zag je de elementen van haar schilderijen. Alles
van waarde was dichtbij.
Zij keek er niet naar terwijl zij werkte, zoals je dat ook ziet
bij een goede pianist. Wonderlijk hoe alles toch op de goede
plek belandde. Als je je zo verbonden voelt blijkt dat gewoon
te zijn.
Toen was het vragenuurtje gekomen en zij legde vol eerbied
haar penselen neer op een doek. Even leek het of ze haar
kinderen wou onderstoppen, maar ze hield zich in omdat er
bezoek was.
Na drie jaar Academie trok ik me terug en schilderde ik voor
mezelf– zei ze ongevraagd. Het verraste de interviewer even,
maar direct daarna: ‘In die tijd waren de voorwerpen die je
schilderde toch nog klassiek en te herkennen?’
‘Ja’.
‘Hoe verklaar je dan die sprong naar onherkenbare voorstel-
lingen?’
‘Dat is geen sprong. Dat is een langzame evolutie, dat is nog
dieper doordringen in het doordringen. Ik ben mij bewust
geworden van alles wat ik daarvoor deed. En ik zie nu aan
je gezicht dat ik me nog beter moet uitdrukken.
Sommige vormen die mijn werk bevolken, dringen zich aan
mij op door hun vorm, begrijp je? Maar andere dingen die
daar ook zijn geven mij alleen maar kleur.’
‘Dat is hoogst waarschijnlijk omdat ze naast elkaar stonden?’
‘Inderdaad. Zo diep ik mijn begrippen uit. Zo diep is het’.