Fictie

Verschuiving, 2012, boel 101, pagina 21


Valse fictie

Als kind wist hij het al: er kwam eens een dag dat hij er bij
neer zou vallen! En dan ben je dood en heb je het gehad.
Er is geen ontkomen aan. Dood is dood!
Maar nu was het nog lang niet zo ver. Het leven zat nog vol
kleine ergernissen, die als irritante kriebeldieren over je
huid kropen. Onophoudelijk leek die stroom!
Toch keerde hij zijn andere kant naar voren. Terug naar het
mooie leven en het scheelde niet veel of hij was uit zuiver
plezier gebarsten in de lach. Hij kon zich gelukkig nog net
op tijd inhouden.
Plotseling hoorde hij lichte voetstappen dichterbij komen.
Het klonk zo zacht dat hij even dacht dat het niet zo was.
Overeind gekomen hield het geluid onmiddellijk op, maar
toen hij weer ging liggen klonk het opnieuw en helderder.
Deze keer herkende hij de damesschoen, met de klikklak-
hak, uit zijn jeugd. Aan die schoen zat een vrouw vast met
een nare, dwingende stem: Draag me snel naar binnen………
Hij kon alleen maar weigeren omdat het fictie was.
Die hele dag door bleef hij luisteren en boos om het niet.
Het was een vreemde dag. Eigenlijk een dag om over te slaan.

Tovenaar

Capman, 2012, boek 1010, pagina 58

Man met p(r)et

Heel vreemd voelt dat: zodra je iets op je hoofd zet ben je
een soort tovenaar. Je maakt een nieuw lichaam aan en
haalt het wiel uit je oor. Op je tong voel je het rad groeien,
spoedig laat het zijn sporen na. Het verloren pad is zo ge-
vonden als je even een pet opzet.
Als nieuweling, al of niet van adel, bied je al het verse waar
aan wat je maar kan vinden. Het hoeft niet eens voor han-
den te liggen, je kant en klare kop weet het zo te vinden.
Ook vreemd is dat je je daarbij steeds als een lachebek ge-
draagt. Je bent herboren in een leeg heelal, dus ruimte zat.
Met je kokende handen raak je alles aan, alles wordt gelijk
goud. Je koninklijke verbeelding is zo groot als het kind van
je onrust.
Als wat ontbreekt ineens wordt gezien storten alle regerin-
gen spontaan in. Je schoffelt ze snel onder de vette zoden,
laat ze verzanden. Weg ermee!
Maar wordt je wel op tijd  wakker als je pet ineens brandt?

Gespuis

Zwartwerker, 2012, boek 101, pagina 52

Diep zwart

Er zijn misschien wel duizend slangenkoppen in hem geslo-
pen. Diep in zijn eigen paradijs maken ze daar al het gif
aan, goed voor een razende opperman.
Buiten bedekt hij zich met een grote zwarte lap en denkt nu
onzichtbaar te zijn. De enige die niets ziet is hijzelf. Hij is
een zwarte engel in een dun bos en niet zichzelf. In groot
zelfbeklag wil hij de hele dag rusten. Gewoon niks doen.
Dat lukt natuurlijk niet, de gifkoppen steken op, doen hun
beulsmaskers voor. Ze zeggen dat ze anatomische correcte
martelaren zijn. Met hun op kwaadheid beluste spieren wil-
len ze de wereld even een lesje gaan leren.
Dus haal ik mijn brug maar op, hef het hoofd een andere
kant op. Ik wil geen deelgenoot zijn van deze zwartwerker
met zijn guillotine-vingers.
Hoe men ook fluistert dat het misschien wel meevalt, ik ga
die duisternis niet in. Liever luister ik naar het geruis van
de geruchtmakende waterval. Dat eeuwig geluid haalt al
het stof uit mijn oor, zodat al het verlorene weer naar bin-
nen kan sluipen.
Nu nog even mijn tong aanvuren om al dat zwarte gespuis
weg te jagen.
Zo kan ik me vermaken en verbazen als de grootste dwaas
der dwazen. Gratis!

Vogel

Songbird, 2012, bewerkte foto

Hollandse zang

Als hij op zijn kop gaat staan slingert hij zijn staart naar de
maan. Een jas vol veren schoffelt zijn hoofd zoals een
hovenier met een groot hart dat zou doen. Uit de vleugels
vallen enige munten. Dat is alvast geluk!
De op de kop wereld laat oude werkelijkheid vervagen en
brengt nieuwe eetbare vruchten. Het onstuimige bloed
kookt weer van onbekende opwinding. Deze dagdroom van
goud is zo groot als een wolk van een teek en smaakt naar
meer. In de ontwakende ogen bestaat geen tijd, terwijl jouw
aanblik het aandenken constant nadert.
Nog even dan springen gevaarlijke vissen uit zijn pak en
dan ga je naar de bliksem.
Wanneer het wanneer komt weet je niet precies, maar kijk
wel even uit: op dat moment kruipen de muizen uit het oor
van de rat en dan kan je het wel schudden. Je gaat eraan!
Geniet van dit ondersteboven gezicht, stop het in een doos-
je en ga het  schuin houden om lief te hebben.
Rondom staan ook de kinderen als schuim op de hoge melk.
Zij hebben allen bloemen in de mond en handen vol vette
wormen.
De zon huilt bij dit alles van vreugde, laat een regenboog
zien.
Na dit buitenkansje kan je altijd nog gaan bellenblazen.
De vogel is dan allang gevlogen en zingt elders zijn lied.

Alter Ego

Geplaatste cipres, 2012, bewerkte foto

Gedachtebrekers

Hoe de dingen gaan is nu bekend, maar hoe ze moeten is
heel iets anders. Eerst zal er nog veel van het oude kapot
moeten, voordat het andere, het nieuwe zich aandient
Nodig mij daarom uit als de verandering aanvangt. Ik zal er
zijn en je niet teleurstellen.
Maar noem het geen kinderspel. Dit hakken is de ambacht
van een Grote Koning. Wat uit mijn mond komt volgt het
diepste van mijn gedachten. Aan korte liphangers heb je
niks. Echt niet.
Ga dus op zoek naar tongen en lippen en banden om nieu-
we zinnen te stichten. Het zal je rijkdom geven. Je zult sap-
pig eigen vruchten kunnen zuigen. Je zult genieten zonder
het zweet op je voorhoofd weg te hoeven wissen.
Benoem je nieuwe woorden.
Noem ze en denk aan de hand die werkt.
Werkende handen snuiten alles wat donker walmt.
Weet daarbij dat niets uit zichzelf zal gaan.
Verkoop je spierkracht niet, wees er zuinig op.
Pak de aangeschoven stoel, ga zitten en doe nonchalant.
De zon zal de vlam aan de voorkant van iets nieuws laten
branden. En jij zult je je er opnieuw aan warmen.
Ja ja, je bent al goed, Alter Ego. Ik zal een mooie cipres
voor je planten.

Bloostijd

Cyclus, 2012, bewerkte foto

Bloemrijk verleden

Het mooiste ogenblik is grenzeloos, als een constant
openbarstende bloem.
In mijn dromen lukt het me dit gelukspunt te vinden en op
te rekken tot het volslagen tijdloze. Bij waken is dit totaal
onbereikbaar helaas. Het ogenblik wordt te snel nagekeken
door het rood van de wangen: de tijd bloost zich een weg.
Dan vind ik de vorm van een menselijk lichaam ineens
ook erg beperkt en helemaal niets. Gewoon knullig!
Ik laat een biggeltraan in de tuin vallen, waarop de merels
geïnspireerd gaan zingen. Vogels hebben ook hun mooie
ogenblikken of vinden dat dan troost.
Ietsje later:
Iemand zette een ladder voor het raam van mijn jeugd.
Ik verwacht je en verlang zo naar je dat ik met gemak een
dobbelsteen op zijn zevende kant kan laten draaien.
Toen zei je: Tranen zijn als losgeraakte knopen die weer
vastgenaaid moeten worden……..
Ondertussen laat je nu je vingers glijden en drink je het
seizoen met me.
In de nacht zo koud als ijzer maken twee lichamen gemak-
kelijk ketsend vuur.
Moedervlekken schuiven over vadervlekken.
Buiten vliegt de lege leegte zich plat.