Ouder

Kroeg of later, 2012, boek 101, pagina 55

Losse gedachten

Hij kijkt naar een leeg vel papier en vraagt zich af hoe hij
het zal gaan vullen. Beeld voor beeld maakt hij het vel vol,
voor jou, maar ook voor zichzelf. Van dat opvullen wordt hij
altijd heel gelukkig, gelukkiger kan niet. Het zijn zijn nood-
zakelijke gedachtebrekers. Anders wordt hij ziek.
Van zijn onafhankelijkheid geniet hij nog steeds. Misschien
wel omdat alles dan nieuw blijft. Hij kan nog altijd niet ver-
geten hoe hij als kleine jongen tevreden moest zijn met de
smaak van een ander. Geld vragen om iets zelfstandig te
kopen was er niet bij. Je moest maar tevreden zijn met het
gekregen product, het verkeerde.
Toen hij dus vrij werd door ouderdom, een werkelijk dom
getal, werd hij gelijk blij en ontdekte zijn grote innerlijke
verandering. Hij maakte belangrijke vorderingen, al kon hij
niet zeggen welke precies. Het geluk straalde en dat was
genoeg. Zijn ouders konden het niet goed geloven en ble-
ven maar invullen zonder te vragen. Schudden daarbij het
hoofd. Heel vermoeiend allemaal.
Dat was gelukkig toen, dat is nu voorbij en nu kijkt hij zo-
maar een leeg vel vol. Zijn hoofd staat nooit stil. Waarom
zou het stil moeten zijn? Elk hoofd heeft zo zijn eigen ge-
bruiken. Dat is geen ziekte.

Grijze haren

Beperkte dwaasheid, 2012, boek 101, pagina 55

Ver verleden

Hij kon goed wederzijds vergeten en zette vaak als een
hond de aanval in. Waar een weg zonder einde ophoudt
daar was hij te vinden. Daar ontvouwde hij het liefst zijn
waaier van geschiedenis, die dan weer snel dichtging als
een eenzaam lied.
Eerst schreeuwde hij ik ben terug tegen de torenkraaien en
die maakten dan de stadskaart zwarter door flink en lang-
durig hun vleugels uit te spreiden.
Neem je wel het hart van de winter mee, vulden de bron-
nen aan met hun vergulde pupillen (woorden worden in het
voorjaar wild geblaft, anders komen de oude herinneringen
niet meer boven en zonder die beelden is er geen levens-
vuur). Oh.
Ik laat mijn grijze haren voor gaan in de harde wind, neem
afslagen om afspraken te halen en zie onderweg de gelief-
den van vroeger en hun brieven in de wind rond wervelen.
Kijk, ik ben terug roep ik nog eens hard en weet dat het
weerzien altijd prettig is.
Ach, in de wereld is niet veel veranderd: vrouwen keren
zich om, gaan op in de nacht en uit de ochtend stappen de
mannen.

Onbereikbaar

This is a methaphor too far, 2012, boek 101, pagina 30

Gelaagd persoon

Ze heeft iets elegants, is niet onbereikbaar. Ze is gewoon,
dichtbij, lief en aardig op het eerste gezicht. Haar zijn valt
eigenlijk bij iedereen wel in de smaak. Ze is tegelijk warm
en bescheiden, zelfs af en toe wat koket, maar dat komt
door het verlangen om aardig gevonden te worden en te
worden geaccepteerd.
Haar charme geeft kleur aan het alledaagse. Haar sierlijk
licht schrijft haar naam in gevallen bloemen. Soms hoor je
even haar zachte stem. Het windt je op. Je zou gauw een
geheim afspraakje met haar willen maken, via haar achter-
deur binnenglippen. Dan ben je zo in dromenland.
Maar ja, die hartstocht lijkt uit alle kieren en spleten van
het dagelijks leven al verdwenen te zijn voordat je er iets
van hebt kunnen proeven. Of misschien heb je het over het
hoofd gezien toen je even niet oplette. Die hartstocht lijkt te
verkleuren en te verbleken, net als mosachtige plantjes die
in de holle richels van de muur groeien.
Het is misschien maar iets kleins, iets onooglijks, die liefde,
maar het heeft grote gevolgen: de verscholen pijn komt uit
zijn holletje te voorschijn.
Als een woekerende klimop, symbool voor hartstocht die de
jaren trotseert beneemt het je de adem. De opgestapelde –
maanden drukken zwaar.

Dan kan je maar beter niet zo gelaagd zijn.

 

Elfde nacht

Late avond, bewerkte foto

De tocht

Vertalen is moeilijk. Het vertalen van een droom onmoge-
lijk. Probeer nooit iets van een ander taal over te brengen
als de kwaliteit van dat andere afhangt van de eigenaardig-
heden van de taal waarin het oorspronkelijk gedroomd is.
Het zal geen enkele overeenkomst meer hebben.
Pas als je begint met een je eigen blik zal je zien dat je
dichter bij de middelen komt. Vooral als je eindigt met je
verbeeldingskracht, dan snap je zelfs misschien je vreemd-
ste droom.
Zo droomde ik over de elfde nacht.
Geen idee wat dat was. De frisse lucht maakte alle kleuren
nog helderder. Wij namen de kleur rood van harte aan en
knielden op het koele water, kusten elkaar innig. Het was zo
heftig dat de rivier een vochtige vloer werd en wij dweilen.
We maakte de vloer streperig droog door ons gekronkel.
Het leven begon te leven na een lange tijd van weggeweest.
Ineens zat tante daar, op de drempel. Ze was iets aan het
naaien en had haar haar op en knotje gestoken. Haar gelaat
verried een klein blosje. Toen zag ik wat ze naaide: geluks-
tekens! Vol bewondering keek ik naar de dansende draad.
Toen was ik ineens weer op de rivier en mijn vriendin vroeg:
Kun je echt nog niet even wachten?

Jas uit

Bergjongen, 2012, bewerkte foto

Andere impressie

Wanneer de warme wind zorgen aanwaait of misschien
vreugde, verzet ik mij als een bloem tegen de aarde. Ik
strek me dan zo lang mogelijk uit. Dan wordt mijn opge-
richte berg weer plat land.
Onder de hemel wordt veel behekst weet hij als bergjongen.
Licht, schaduw, klank, knetterende kleuren zijn nooit tevre-
den. Tenminste niet langdurig. Zij zeggen dat ze pijn lijden
en wachten af om een nieuwe compositie binnen te treden.
En als de lentewind weer waait over het platte land, waait
mijn land weer wakker. De gewatteerde jas kan nu wel uit.
Een gloed van nieuwgeboren groen maakt alles lichter. Het
ene na het andere komt samen en loopt dan weer ononder-
broken zelfstandig verder.
Klank wordt taal in het voorjaar en gaat ineens zingen.
Armen gaan in de nacht in elkaar. Twee paar ogen kijken
uit naar de volgende morgen.
Bergjongens zijn als kunstenaars, altijd toegewijd en gedul-
dig. Soms is de hand vol passie, soms is de hand vol ver-
antwoordelijkheid. Hij schrijft, verscheurt, gooit weg, her-
schrijft om te herschrijven en geeft nooit op.

Familie

Aan tafel, 2012, computertekening

Familiedag

Het lijkt eenvoudig, maar je zult zien dat het niet zo simpel
blijkt te zijn als je daadwerkelijk met je familie wilt breken.
De mensen op straat zullen zich er zelfs mee gaan bemoei-
en. Sterker nog, je zult nergens een plek vinden waar nie-
mand hierover een mening heeft. Je leeft in Niemandsland
wat kennelijk van iedereen is.
Vooral op verjaardagen kom je het tegen. Hoe schuin de
zon ook over het aardoppervlak schijnt, je kunt niet altijd in
de schaduw blijven staan, ineens pakt de zon je. Meestal
onverwacht. Zelfs het kleinste hoekje, waar niemand aan
denkt of aandacht aan schenkt, is niet echt veilig. Er is
geen schaduwplek te ontdekken er is te veel familielicht.
Dankzij die bijzondere eigenschappen van die pakkende
stralen tekent alles zich ook nog eens bijzonder scherp af.
De stralen geven zonder geluid maar met een vurige flits,
een bepaalde structuur op je huid. En omdat je geen on-
kruid bent blijf je staan, je verschroeit niet.

Nadat de avondschemer is gevallen, mag iedereen weer
naar huis. De impressies van de stralen, geluiden en geuren
zijn dan volledig verdwenen.

Heel warm

Pensionado, 2011, A4, tekening

Grijze droom

Terwijl hij sliep zong een kanarie, terwijl hij vleugellam was.
Zijn slappe hand had de vogel per ongeluk geraakt.
Als je slaapt weet je niet wat je doet. Je beweegt je op en
neer zonder bewustzijn en knalt dan soms tegen iets aan.
Even later kreeg de kanarie gezelschap van een aantal grij-
ze duiven, zij waren niet bang voor het mooie gezang.
Sterker nog, zij bewogen op de maat van het iele gezang en
probeerden tegelijk zijn boze droom klein te krijgen. De roekoe-
duiven gingen op het gezicht van de dromer zitten.
Zij schermden hem af, trapten met grote regelmaat daarbij
op zijn kloppende hals. Het deed hem goed, maar droomde
heftig door. Je kon de rollende ogen duidelijk zien onder zijn
gesloten leden.
Pas toen de kanarie plotseling zweeg en zijn nekje Picasso-
achtig scheef hing, werd hij wakker. Zijn ogen waren nog
vochtig van de gehoorde gezangen.
Wij eren de kanarie schreef hij later in zijn dagboek,
gevolgd door: en haten het gerucht van de slapende hand.

Gedachte

De terugkeer van de arena, 2012, boek 101, pagina 18

Diepte

Alles stroomt en niets blijft is een mooie gedachte.
Even hoopvol is het verglijden van de koude morgen in de
warme dag. Op zo’n moment hoor je eigenlijk een brief te
lezen. Een brief waarin staat dat het ochtendgloren ons
verhindert te slapen. We hebben het te koud en wat ons in
de tuin ontbreekt is een bron die ons fris water geeft.
Je zou die brief met snelle ogen lezen en misschien
bedenken dat je iets te snel bent opgestaan. Je zou bijna
weer naar bed gaan. Gelukkig kon je bedenken dat alles nu
mooi en helder is. Helder is het belangrijkste woord op dit
moment van je leven. Helder heeft iets weg van herschep-
pen en daar krijgt de wereld energie van. Helder is een
nooit eindigend gedicht of een wandelende naakte vrouw,
die niet haar pas vertraagt als ze dichterbij komt.
Bevrijde gevoelens ontdekken de bron van elk toekomstig
genot, dat is bekend.
En nu schiet me dit ineens door mijn hoofd:

Wer hat gesagt, dass sowas Leben ist?
Ich gehe in ein anderes Blau.

Ga vooral je gang, zou ik zeggen.

Andere dagen

Nooit foto’s, 2005, boek 87, pagina 18

Andere dagen

Ooit waren er andere dagen. Toen was er nog volop tijd.
Lachende gezichten bevolkten de straat. De smetteloze
hemel ontdekte glimmende vogels. Nergens waren nog
herhalingen. Flessen werden niet tegen de muur kapot
gegooid. Iedereen begroette elkaar en maakte praatjes.
Er ging veel goed, weinig mis. Tenminste zo leek het in die
dagen. Bovendien was er nog een positief uitzicht.
Vroeger is niet meer zul je zeggen en dat is waar.
Het enige waar ik misschien spijt van heb is dat ik te weinig
foto’s maakte van ons leven, omdat ik dacht dat het gewoon
was, niets bijzonders. Waarom zou je dat dan vastleggen?
Niet te lang over nadenken blijft over.
Met grote passen kom je de wereld ook wel door al zijn er
nu minder uren om een wens te vervullen. Het verlies aan
uitzicht nadert onherroepelijk. Vanuit de gebakken lucht
houden we alles in de gaten.
We staan niet stil, maken nog steeds praatjes en hebben
lachende gezichten bij het vallen en weer opstaan. We zijn
geen gesteente tot ons groot geluk.

Heel warm

Behangbrand, 2012, bewerkte foto

Warmte

Iemand dacht dat denken een lust was.
Daar zou je huis toch van in brand schieten!
Het zou beginnen bij de rode schaamkaken, die de volle
wangen zouden laten gloeien. De wangen zetten het hoofd
in vlam en voor je het in de gaten had had het behang vlam
gevat en brandde je huis tot de diepste spelonken af. Op die
manier kon je je nog net een keer aan je huis verwarmen.
De gedachte van denken is lust is natuurlijk een verwarring
van schaamte en schuld.
Iemand die zo denkt moet nog langer leven kennelijk. Je
vraagt je af wat hij dan bij het woord vertedering moet
denken. Is dat dan misschien soft porno?
Je zou er verlegen van worden als je het al niet was.
De meeste mensen voelen bij schaamte een zekere huiver.
Alsof niets meer overeind blijft in de storm van beschaving.
Pas als je bedenkt dat schaamte een nietsheid is, is alle
emotie weg. Dan is alles een geheel. Heel gewoon. Daar
kan je pas warm van worden.
Alles komt natuurlijk door dat Genesis-verhaal over Adam
en Eva. Daar ontstaat de schaamte zelfs uit schuld.
Ver voor de kunst was er geen sprake van dit soort begrip-
pen, toen had men nog niet eens geleerd wat huilen was.
Dieren huilen immers ook niet.
Men was een gelukkige wilde en dat was genoeg om rijk te
leven.