Alles O.K.

Zomers portret, 2o12, boek 102, pagina 4

Zomer

Ik was zo blij dat ik de moed niet kon laten zakken.
Alles zou nu in orde komen. Toe dan maar, als het zo moet.
Er zijn tenslotte ergere dingen. En anders is er morgen vast
nog wel tijd om iets uit te proberen. Morgen zal de zon toch
zeker wel schijnen? De kaartlegger had het al voorspeld, de
gelukkige toekomst, laat ik niet zeggen de volledige toe-
komst, staat voor de deur. Ik hoef alleen nog maar die deur
te openen. Mijn welkome welstand zal weldra over enkele
ogenblikken beginnen. En dat zal ook eens tijd worden!
Ik voel me nu al overgelukkig, hoe zal het dan straks zijn als
ik de deur ga openen? Ik zal iets beleven waar ik het lang
niet over heb gehad. Denk ik.
Ik denk het, maar weet het niet zeker.
Dat de zon nu schijnt, dat is zeker.
Tien jaar later:
Was het maar voorbij, om te zien welke verrassingen het
volgende me brengt.

Leermoment

Nieuw werk aan de horizon, 2012, boek 101, pagina 33

Geluksgevoel

Een klavertje drie kan ook veel geluk brengen, het zoeken
naar het vierde blad juist oneindig veel ongeluk.
De wereld heeft dat al vroeg geleerd, toen hemel en aarde
nog niet waren gescheiden. Het ongedeelde stuk kwam toen
tot volheid en splitste zich in twee stukken, het lichte en het
zware stuk.
Het lichte was uiteraard zuiver, wat onzuiver was daalde neer
en dat werd toen de aarde. De hemel was stevig en robuust,
trad af en toe hevig in beweging; de aarde was zacht en ook
volgzaam, verkeerde oorspronkelijk in aangename rust.
Het geluksgevoel regeerde toen nog op aarde. Pas toen ze
beide hun posities hadden ingenomen gingen andere ener-
gieën van yin en yang in verbinding. Daardoor ontstonden
de dieren, later de mensen (de mens is eigenlijk een kouwe-
lijk blootgedierte en ging zich kleden).
Sommige mensen beweren nu dat een mens wel degelijk
verschilt van andere wezens, maar is dat wel zo?
Het feit dat mensen meestal geen geschubde, gevederde of
gepantserde huid hebben wil niets zeggen. Intellect of taal
zegt ook niets. Dieren kunnen op hetzelfde niveau zitten.
We weten het alleen niet omdat we dat intellect of die taal
niet kennen. Misschien hebben dieren wel een hogere be-
schaving dan mensen.
Af en toe ervaar ik mijn soortgenoten wel degelijk als vogels,
dan spreken zij in vogeltaal, zij kwetteren er lustig op los en
ook zij maken nestjes voor de broed om maar eens iets te
noemen. Niet voor niets noem je een rare snuiter ook wel
een vreemde vogel.
Een mens is een nietskunner en raar naaktgedierte.

Nieuwe kant

Black Hole, 2012, boek 101, pagina 65

Doekvrees

Waar de mensen over praten is de nieuwe collectie en omdat
de kunstenaar verhalend is betekent dat: nieuwe anekdoten.
Hij maakt een verzameling van nieuwe wereldbeelden of nog
beter gezegd hij neemt zijn eigen fakkel over.
Er is veel schoonheid in zijn nieuwe werkmethode, er gloeit
iets nieuws onder de zon. Zelf beweert hij dat alles over
deugd en ondeugd gaat. Zijn ietwat boze ogen gaan er van
twinkelen, als hij dat opschrijft.
Anderen hebben het over leugens en verzinsels op het oude.
Alle onderwerpen en verhalen hebben recht om te bestaan,
al is dat geen garantie dat wat er over verteld wordt ook
waar is. Artiesten moet je so wie so nooit geloven.
Het mooie is dat de kunstenaar geen enkele doekvrees heeft.
Hij is vrij en alles mag of nee, moet van tijdelijke aard zijn.
Pas als het af is steekt hij zijn duim omhoog.
Als hij kon praten zou hij misschien zeggen dat een anekdote
zonder toelichting pas zijn ware schoonheid verborgen houdt.
Misschien houdt hij uit schaamte wel zijn mond en is hij een
rouwende, die zijn laatste snik op de mouw heeft gespeld.
Aan de andere kant is zijn eigen imitatie zo mooi dat je er
altijd geheimzinnig om moet glimlachen.

Ergens vreemd

New Flames, 2012, computertekeningen

Deurpost

was ik maar weer in de tijd
van liefdesbrieven schrijven
zonder te weten hoe
was ik maar weer belachelijk –
mijn herinneringen aan die tijd
zijn vandaag niet belachelijk
alle overdreven woorden zweven
drijven over tedere gevoelens
verscheurend dieper dan diep

Verschillende omstandigheden maken dat je er nu geen meer
beschrijft. Je laat het wel uit je malle kop, al ben je nog
steeds een persoon van vlees en bloed. Je bent je eigen spel-
breker geworden, je eigen ongewenste derde. Heel irritant.
Je verwijst liever naar gebeurtenissen van anderen of iets
van vroeger. Je weet waar je het over hebt, dat is al genoeg.

ergens ben je vervreemd
een vreemde vogel, een ibis
je staat altijd op één been
kalmpjes, typisch rustig aan
omdat je zo niet lopen kan

Je bent je eigen overdreven vogelverschrikker.
Pas op voor de zwarte roeken.

Niemand

Grijze man, 2012, computertekening

Oude dag

Hij voelt zich een vaag wezen, een niemand. Hij heeft geen
werkelijkheid, zelfs geen werkelijkheid van hemzelf. Soms
denkt hij dat hij ook nog eens niets ziet, terwijl er toch van
alles te beleven valt.
Als je profiel is dat je niets bent en dat de contouren van je
onwerkelijke lichaam als een net gesprongen halssnoer er-
gens los in de natuur rondspatten, dan ben je voorbij.
Je bent weg, ook al heb je ooit bemind.
Op zo’n moment buigt niemand meer over je grijze gelaat en
de nachten zullen rusteloos zijn, wetend dat je naam al aan
de hemel geroepen wordt. Maar ach, wat kan het je schelen.
Je hoeft niets meer te veinzen.
Hoe graag wou je vroeger een nieuwe blik creëren waarmee
je nog meer kon zien dan je al zag. Nieuwe gedachten en ge-
voelens maken immers dat je nog meer kunt denken en voe-
len.
De inspanning van een uitgestoken hand is je nu al te veel.
Een pijnlijke vermoeidheid bevriest je woorden. Je wilt een
vogel zijn en sierlijk wegvliegen. Je wilt nog één keer cirke-
len, maar het lukt niet meer. Je voetstappen hebben geen
spoor meer.
Eigenlijk maak je nu de lege gebaren die je nog nooit hebt
gemaakt.

Halve gedachten

De afvinkman, 2012, bewerkte foto

Altijd haast

Weinig kleur aan deze man. Hij is te veel kantoor geworden.
Het woord plicht is bij hem een aangename indringer. Mens-
lievend, daar heeft hij niets mee. Er moet gewerkt worden
en wel snel, er is haast!
Steeds, onderweg van A naar B, verliest hij het hele alfabet.
Zonder het te merken overigens. Hij is zijn eigen regent en
regeren berust op twee dingen: beteugelen en bedriegen.
Anders kom je er niet. Je moet anderen bedwelmen om de
baas te blijven. Hervormen is echt veel te oppervlakkig, dat
maakt alle kwalen nog erger volgens hem.
Hij ziet geen wezenlijk verschil tussen mens en boom. Beide
komen voor in de natuur. Halve gedachten nemen geen kleur
aan. Zijn denkende ogen zijn veel meer, veel boeiender.
De lucht waar andere mensen aarzelend op aan komen drij-
ven is van hem, omdat hij de baas is. Ik ben omdat ik ben,
zou zomaar uit zijn mond kunnen vallen.
Vertellen is scheppen, want leven is slechts geleefd worden,
staat op een oud briefje in zijn broekzak. Zijn vader heeft
het ooit voor hem geschreven toen hij als kind fantasieloos
deed.
Verstandsmensen bezitten soms rare dingen.
En nu krijg ik slaap.

 

Verzonnen

Vol atelier, 2012, boek 101, pagina 61

Zonnige ruimte

Soms is een atelier zo zonnig dat je met een verrukte en on-
gelovige glimlach uren achtereen kan geloven dat je bestaat.
Je zou de tijd van de wereld kunnen schilderen als je zin had.
Echter: omdat je schildershol te zonnig is doe je het niet.
Je denkt eerder in zinnen die elkaar tegenspreken. Je praat
waarschijnlijk hardop over klanken die geen klanken, kleuren
die geen kleuren zijn. Zeggen en begrijpen op hetzelfde mo-
ment is niet altijd mogelijk. Laat staan wenselijk.
Geheime, gezochte betekenis van bovenaardse kant is vaak
te zweverig. Je kunt maar beter niet teveel geloof hechten
aan een snelle uitleg.
Daar sta je dan in je atelier, je pakt verf, mengt het op een
palet, maar hebt vergeten een doek te kopen. Dat is net zo-
iets als een steen bestellen om te beeldhouwen als je geen
beitel hebt. Je kunt van alles een absurditeit maken en alle
vruchteloze uren verfijnen tot futiliteiten. Of verstoppertje
spelen met ons levensbesef.
Dit alles doet de zon, die steekt en maakt het hoofd rood.
Je hoeft je nergens voor te schamen.
En boven dit alles hangt een strakblauwe hemel.
Ik zei het al: verzonnen verhalen hebben meer reliëf en zijn
waarachtiger dan werkelijke verhalen.

Droom

Uitvaart, 2012, boek 101, pagina 72

Uittocht

Wat ik droom kan ik alleen maar zien, kan ik alleen maar
hebben, beleven. Als ik mijn blik op de buitenwereld ver-
gelijk met die van anderen, dan zie ik dat er veel meer is dan
gemiddeld. Wat in mijn ogen en oren blijft hangen speelt on-
willekeurig een grote rol in mijn dromen.
Ik droom veel en graag.
In de grote helderheid van vandaag ligt de rust van de gelui-
den van een klein, stil dorp. Er is veel zachtheid in wat er ge-
beurd. De oorlog is ergens anders. Ver weg. Op een dag als
deze kan er niets gebeuren zou je zeggen.
Of zou ik altijd het werkelijke leven dromen?
Ze zeggen wel eens dat als je droomt je niet leeft, maar dat
kan gewoon niet waar zijn. De droom is misschien een uit-
tocht van het leven, versmolten tot één gelukskleur.
Een droom is iets wat je niet zo kan bezitten als een zakdoek
of om mijn part je eigen vlees. Daar is een droom veel te
vluchtig voor. Dromen struikelen in het voorbijgaan, daarom
vergeet je ook zoveel.
In sommige culturen zeggen ze dat dromen je ziel verminkt.
Dat slaat helemaal nergens op. Een droom is nooit in ge-
sprek, is van jezelf en verrijkt je hoe dan ook.

Verloren

Agenda, 2012, boek 101, pagina 92

Kleine ramp

Hij was zijn agenda kwijt, misschien zelfs wel verloren. Het
voelde als een ramp. Alles in hem leek gebroken. Zijn diep-
ste ik was nu voor een ander leesbaar. Het zou vast niet lang
meer duren dat zijn diepste wezen in woorden ergens afge-
drukt zouden worden. Leesbaar naakt!
Wat te doen?
Hoe vaak had hij al niet tegen zichzelf gezegd dat het veel
scherpzinniger zou zijn als hij alleen maar zwijgzaam zou
zijn. De grootste gebaren lagen nu op straat. Zijn ziel en za-
ligheid leek verkocht.
Mensen die zijn agenda zouden vinden, die creaturen, gingen
het vast voor veel geld doorverkopen aan een duivel van het
gepeupel, die zijn nu eenmaal belust op zwakte en laaghar-
tigheid. Zij leven verslaafd aan ijdelheid en nietsdoen en als
je niet oplet sterf je uitgeblust tussen hun kussens van woor-
den. Je wordt platgedrukt door die doodspuitende schorpioe-
nen.
Als je onbeduidendheid niet meer totaal is, voelt dat raar. Je
kan geen enkele functie meer bekleden, iedereen staart je
aan. Op geen enkel vlak van het leven ben je meer vrij. En
dat alleen maar omdat je stom bent geweest om je agenda
te verliezen. Je kunt nog beter een asgrauwe, stijve mummie
zijn.
Een korte tijd later vond hij zijn agenda terug. Grote blijd-
schap en opluchting. Het zat in een ander jasje.
Een verhaal van sop en kool dus.

Brandkop

Heethoofd, 2012, bewerkte foto

Het gezicht

Het gezicht was geen gezicht. Het was een tegen mij aange-
drukt gezicht. Een zwart gat dat een zoen gaf, een uitgela-
ten gil.
Dit was geen plagerij, het voelde als een mijmerdroom, dit
was, hoe vreemd het ook mag klinken, een nukkige vorm
van liefde. Misschien zelfs wel van universele liefde en wie
wil dat niet?
Hoe dan ook hij drukte zijn het gezicht tegen de koele mijne.
We probeerden zo ons verleden weg te wissen.
Ondertussen speelde er op de hoek een leuk strijkje. Men-
sen wilden wilde dansen, kregen wilde dansen. Ik niet en
vluchtte weg, nog zwaar ademend na mijn verschrikte ik.
Aanstellerige pubers achtervolgden me met hun geselbenen.
Ik gooide mijn laatste centen naar hun rotkoppen en hoorde
hun schoenen schrapen bij het stilstaan om de buit op te ra-
pen.
Snel riep ik nog: veel geluk! Maar dat werd door een plotse-
linge sneeuwval gedempt. Tja, hoeveel klavertjes vier geluk
kun je hebben?
Thuis waren ze verbaasd over mijn schorre stem en ze vroe-
gen zich af waarom ik me niet warmer had gekleed. Alsof je
een plotseling invallende winter kan voelen aankomen!
Goed, beloofde ik, ik zal voortaan altijd mijn wollen mutsje
meenemen en op doen als het nodig is en gaf daarna ieder-
een een kus, zodat ze volkomen tevreden en stil waren.
Eindelijk rust.
Gauw onder de wol.
Eerst plassen.