Ziel

Old, 2008, tekening, A4

Denkbeeldig verleden

Hij wil zo graag terug naar de ziel. Het lukt hem niet, zeker niet op zijn
verjaardag. Zijn vrienden proberen hem daarbij van harte te helpen,
maar komen niet verder dan zijn cruciale periode.
Cruciale periode? Uit zijn hele leven?
Een jeugdzonde leeft heel erg in zijn tijdverhuizing. Hij noemde haar
meestal het hongernonnetje, want ze had nooit ergens genoeg van.
In zijn uiterste verbeelding ziet hij haar dan weer, zijn jeugdliefde, zijn on-
derste onderdeel van ooit.
Eerst komen de kleine, grijze stofjes bovendrijven en dan later, na het
optrekken van de miezermist, ziet hij haar stil zweven in een ruimte die hij
eerst niet thuis kan brengen. Later blijkt het haar piepklein huisje te zijn (je
kon er je kont niet eens ongevraagd keren). De deur staat altijd open.
Hij ruikt een vleugje Nivea. Voelt de hitte van de volbrandende kachel.
Daarna ruikt hij weer het zoet van vanille of een andere ontbrekende geur.
Alles hoort bij haar, bij haar niezerigheid. Zij draagt veel sjaals. Haar ogen
staan vaak vochtig. Ze houdt van stamppot.
Natuurlijk is dit allemaal niet zo, maar hij wil het zo. Met veel moeite kan
hij haar gedachten lezen als hij haar lachrimpeltjes ziet. Zij is ineens toe-
gankelijk in dit denkbeeldig verleden. Ze laat zich bekijken als onverwacht
cadeau. Hij pakt haar voorzichtig uit. Ruikt haar aangename zweetgeur.
Ze lachen verlegen naar elkaar.
Knallen met de lekkerste handen.
Ze graaien naar achteren, naar voren, pakken het vlees.
De vuurdruppels lopen over, het zaad spat.

Na deze vermeende liefde is hij weer zichzelf. Zijn visueel geheugen heeft
nu eenmaal vele verdiepingen. Hij weet het en dat is op zich rijk genoeg.
Anderen zeggen dat hij aan zijn verleden verslaafd is geraakt.
Het is duidelijk, die mensen hebben nu al een misgelopen leven en daar
wou ik het maar even bij laten.

 

 

Nachtbraak

Lieve hand, boek 99, pag.89, aquarel

De keerzijde

Ik citeer maar even een bericht uit de krant. […] Er is een nachtbraker
binnen gedrongen in het centrum van de hoofdstad. Volgens de politie
was de brutale braker geen gewoon mens, maar een zeer vreemd exem-
plaar dat de stadspoort heeft omvergeworpen, alle cafés heeft vernietigd.
[…]
Onder de bevolking circuleert het gerucht dat die nachtbraker helemaal
geen mens is maar een verkleed paard, die niet weet waar hij oorspron-
kelijk vandaan komt. Zijn bejaarde brein doet dingen die hij niet wil.
Dit is natuurlijk een ernstige zaak. De eerder genoemde braakman zou
zeker de zware zieken onder ons de dood injagen. De stad zou tenslotte
door plotselinge epidemieën razendsnel ten onder gaan.
De krant maakte zoals zo vaak dus het drama.
Maar nu de ontknoping.
Een ander feit is dat er ook gelukkig mensen bestaan die een gebrekkig
beoordelingsvermogen hebben. Zij zien die onwaardige geloofsbronnen
niet en leven vrolijk verder. Helpen anderen het nare te vergeten. Zij ho-
ren het brallende braaklawaai niet. Zij strelen je met hun lieve, ervaren
handen en dan ben je zomaar weer boter. Zij zijn erg moedig zonder wa-
pens en struikelen bovendien nooit over hun eigen benen.
Deze zogenaamd gebrekkigen steken de woeste rivier zonder angst over
en verlichten daarna iedere weg.
Ooit hoorde ik zo iemand tegen een onwillige zeggen: maneschijn is goed,
maar niet voldoende om de splinter uit de voet te trekken…..
En zo komt het dat ik nooit geloof wat in een krant staat, het zijn allemaal
valse berichten.

Ongeduld

Vlak voor het idee, 2008, tekening, A4

Grote onrust

Het licht van de lantaarn legt een smalle witte strook over mijn bank, die
doorloopt naar de muur en daar blijft steken bij mijn schildersezel. De ezel
op zijn beurt dampt, ruikt naar stof en verf. Ik ben bezig mezelf in slaap te
wiegen, maar wordt verblind door de lichtstreep. Boven de deur verschijnt
een woord.
Ik sta op en schuif de gordijnen dicht, het is tenslotte allang avond.
Goed –zeg ik in mijzelf – ik ben een beetje moe en dat is alles.
Dan is het goed – echoot mijn ander ik terug.
En dus is het ook zo, de rest is onbelangrijk.
Ik merk dat ik onrustig word.
Op-een-dag-moet-het-er-uit-komen gevoel.
Nu maar hopen dat het vandaag die dag is.
Vlak voor een idee vergeet je wat anderen gezegd hebben. Je kamer is
nog kleiner dan de werkelijkheid. Nu ga je iets anders doen dan je ooit
hebt gedaan weet je uit ervaring en voordat je het weet ben je al onder-
weg. Je bent gelijk in vorm.
Het idee staat vol ongeduld in je kamer te trappelen.
Ik ben blij voor je  – zeg ik nog tegen mijn artistieke ik en gooi alles er
uit. Het vervolg staat ineens op het doek. Misschien heeft ie wel eerst
geklopt, maar ik hoorde niets, zoals gewoonlijk. Ondertussen moddert
dat idee voort. De minibar blijft dicht. Dat is beter zegt men.
Morgen zien we het resultaat van deze creatieve onrust.
Een paar dagen daarna kan alles weer verkeerd zijn.
Meestal blijft het een mooie rit.
Ieder oeuvrestuk neemt vretend zijn deel.

Woordaccoord

Landpaar, 2012, computertekening

Nestwarmte

Een drempel hoort gastvrij te zijn, niet imponerend.
In haar kalme, intieme nest was dat het geval. Zij was dan ook
dichteres of liever gezegd: dichter, om ook hier de drempel te
verwijderen. Geen onderscheid der seksen.
Muzikale akkoorden vlogen heen en weer. Betoveringen nestelden
zich een ongeluk of werden teruggeroepen naar oude omgevingen
(soms moet je naar je verstand luisteren en bij je eerste huis blijven).
Het nest is nooit te jong. Het is een natuurlijk oord waar men terug-
komt na de eindeloze dagdromen.

Drie weken aarzelen de bomen
Blaadjes wachten rustig af
Tot de warmte warmer is
Dan vlekken ongeschreven kleuren
De verspreide groene heuvels
Het landschap brult zich lente

En hij dan?
Hij deed het meest denken aan een loshangende knoop. Bungelend
bijna verlies. Opletten. Bij thuiskomst weer vastzetten. Stevig de
draad aantrekken.
IJzergaren doorknippen met klein krullig vogelschaartje. Los. Klaar.
Het is nu herfst en de bomen ontgroenen of blijven zichzelf.
Ritselgrond.
Ramen beslaan door eigen enkelvoud.
In het donkerhuis brandt ergens zwak licht. Hij staat daar onbeweeglijk
stil in zijn doorsneepak. Alle knopen strak dicht tot aan de keel.
Duisterkamer. Benauwde kamer.
Toen begon zijn zoekende hand spontaan te rimpelen.
Hij vond haar bijna.

Spreekmond

Zwarte binnenkant, 2012, bewerkte foto

Slechte mensenmond

Waarom was Monique ineens uit zijn leven verdwenen?
Komen we er ooit achter? Mijn idee is dat ze hij haar eerst heeft
vermoord en daarna de treurmars speelde. Het is raadselachtig.
Waarom is het niet dieper onderzocht eigenlijk, vraag je je af.
De geleerde dames en heren hadden er blijkbaar gewoon geen zin
in. Zij gaven alleen aan dat ze vermist werd. En een beetje vermist
wordt na tijdje dan al gauw helemaal vergeten of morsdood.
De familie was er verdrietig en boos om. Je moet weten dat in die
tijd de politie zelfs de verdwijning van een hoer nog natrok.
Hoe het ook zei, Monique was en bleef weg, liet haar huis onbewoond
en leeg achter. Haar kleren hingen stilletjes in de kast. Geen enkel
knaapje piepte meer langs de stang, de motten vierden groot feest.
Ook de huisraad bleef intact, verveelde zich stoffig.
Nadat Monique naar haar werk was gegaan had niemand haar meer
gezien of gesproken. Het was een groot mysterie. Had de politie wel
echt iedereen ondervraagd?

De roddeltantes wisten er wel raad mee: Monique had altijd al een
grote bek gehad, zij had de slechtste mond van de stad en nu was
het haar tenslotte een keer fataal geworden. Eigen schuld!
Ook wisten zij zeker dat de man van de kantoorboekhandel haar pad
had doorkruist, hij wou iets van haar. Nou ja, iets? Hij was gewoon
helemaal smoor op haar! Dus vul maar in wat er gebeurde toen zij
ineens geen tijd meer voor hem had en hem bruut afwees die dag.
Had hij een later alibi? Jazeker, zijn eigen moeder bevestigde dat hij
zo ziek was dat hij die hele dag op bed had gelegen. Hij had zich eerst
nog keurig afgemeld.
De tantes geloofden dat hele verhaal natuurlijk niet, die moeder zat
vast in het complot! Of ze werd door die nare zoon bedreigd, dat kan
ook natuurlijk. Nare mannen doen nare dingen!
Het mysterie werd dus niet opgelost, zelfs niet toen er een briefje uit
de hemel (of hel?) kwam vallen, waarop een tekst stond:
Alles is hier banaal!
(ondertekend met een bibberig Monique)

Likken

Grootvaders stoel, 2011, computertekening

Lang geleden

Wat schoon schijnt moet schoon blijven zei mijn grootvader altijd.
Daarbij likte hij zijn lepel, vork, mes en bord schoon. Zijn vrouw kon
dat niet waarderen en sprak snel in razernij over zijn verdorvenheid.
Dit is een overlevering, het is mij verteld, ik ben geboren in zijn
sterfjaar. Ik moet het maar aannemen en hardop geloven.
Toch denk ik dat het echt waar is, want ik heb die neiging zelf ook
sterk, het is iets van de genen. De vrijende natuur geeft tenslotte
haar kleur aan mens, plant en dier. Een blad valt in de natte verf
en weet zijn kleurplek, zoiets moet mij ook overkomen zijn.
Ineens moet ik denken aan een flard van een gedicht van Lucebert:

daar waar de tranen zijn een stil kanaal
waaraan een boom net een mens te imponeren staat
in de eenzaamheid die hem grijs omringt

Zoiets. De natuur keert zich nooit af, blijft altijd een jong springbokje.
Het hoofd praat maar door, dringt en dwingt. Of dwaalt van vallei
naar vallei, dat kan ook. Niets is eenduidig.
Een dronken geest laat de mens rare dingen doen, daar is het schoon
likken van de dis niks bij.
Als ik aan mijn grootvader denk voel ik me een slapend kind met
een zoeklicht in de hand. Op dat moment ben ik blij dat ik leef.