Overgave

Frau im Kopf, 2009, acryl, 30 x 40 cm

Tweespalt

Als je schrikt maak je plotseling grote stappen. Je moet weer snel naar de gerustheid.
Mensen leven in stappen. Staan dicht tegen de muur. Vallen bijna van de stoep.
Weten dat iets niet kan is verschrikkelijk, daar moet je dus maar niet aan denken.
Onderweg naar haar huis besloot ik hier niet meer aan mee te doen.
Weer terug op de zolder grijpt Roxy mijn hand. Regendruppels bestormen het dak.
Gebarsten pannen hebben het moeilijk. Ik verzamel moed om ja te blijven zeggen.
Deze ruimte doet nog het meest aan een hol denken. Een hol met veel warmte,
dat wel. Kom – zegt ze beslist en trek me richting bed.
Ik zeg maar verder niets, laat me leiden. Rondom zie ik kleren op stapels liggen,
gewassen en ongewassen.  Hier heerst een prettige orde. Het bed is een oase van
frisheid, dat zie je zo, de lakens zijn strak verschoond.
Ze duwt me achterover op de lakens. Ik ril. Ben zeventien.
Dan trekt ze onder mijn bewondering haar kleren uit, één voor één. Ik hoor de trein
in de verte daveren. Ze ploft naast me neer en ik zeg dodelijk: Waarom?
Zij drukt mijn gezicht gevaarlijk plat, ik ruik de muffe matras al half. Geef me over.
Nu alle lust is gesmoord wint de slaap gemakkelijk. Ik lig naast haar en staar door
halfgesloten ogen onder de lakens naar haar billen. Mijn hart bonkt.
Even later bonkt het kussen in mijn oor en wordt alles zwart.
Het duurt lang voor ik weer in beweging kom.
Roxy is inmiddels verdwenen.

Mooi

Writer’s block, 2012, acryl, 40 x 60 cm

Blokkade

Zijn silhouet was half ingedut en zweeg totaal.
Voor het raam hing een oud, rafelig gordijn dat zelden werd dichtgeschoven.
Hij deed alsof hij een icoon was van een onbekende heilige. Nou ja, onbekend,
hij was die heilige eigenlijk zelf. Hij was altijd alles zelf.
Maar nu had hij al een tijdje niets meer te zeggen. Er kwam niets meer uit
zijn geweldig hoofd. Al het gereedschap lag te verroesten. De boom was om-
gehakt. De wind gierde vol overgave en in volle vrijheid door de kieren van
zijn lege ziel. Je zou misschien nog kunnen zeggen dat hij sprak in zwijgen.
Hij had het zwaar. Niets bereikte zelfs de rand.
Het grote bellenblazen is nu voorbij had zijn vriendin nog half plagend en dus
serieus gezegd. Voortaan moest hij wonen in eigen leegheid en dat valt niet
mee voor een wanhopig figuur. De gelukzaligheid van vroeger was totaal weg.
Hij was volgens eigen zeggen van de werkelijkheid weggerukt. Kon er totaal
geen grip meer op krijgen. Deze blokkade was gewoon te groot.
Voor het ontwaken van enig zelfbesef moet je meer terugverlangen.
Hij schoot handelend te kort. Ieder middelpunt verplaatste zich per direct.
De meeste uren van zijn leven waren buiten hem om. Alles leek verloren.
Maar toen kwam de flirt en die verloste hem van zijn weemoed.
Zijn verlangen begon weer zonder pijn te groeien. Hij ontsloeg zichzelf als
het ware en begon over nieuwe grenzen heen te trekken. Verbijsterend wat een
mens kan doen als de verveling niet meer plaagt!
En zo kwam hij uiteindelijk in hogere kringen en zag de vrouw van zijn leven.
In waarheid werden ze meer dan gelukkig, ondanks moeheid van vorige eeuwen.
Alles was zo mooi dat het best waar kon zijn.

P.M.

Mondriaan, verliefd, 1999, acryl, 30 x 40 cm

Veel te strak beeld

Half gedraaid tuurt Piet meer dan hij kijkt.
Hij lijkt of kijkt betrapt. Zijn gefronste wenkbrauwen willen iets gaan roepen
maar worden tegengehouden door eigen, vreemde innerlijkheid. Er is een licht
blauw schijnsel op zijn bleke kop, waardoor het wel kunststof lijkt.
Hij ziet er wat verkleumd uit die Piet. Schijnt het altijd koud te hebben.
Zijn neuspuntje is licht rozig van het vele snuiten.
Ineens beweegt hij toch, wordt van onscherp scherp. Is dit zijn drama? Zijn
blik is naar beneden gericht, hij ziet iets wat rechts voor hem plaats vindt.
Wij zien het niet. Wij kunnen het niet zien. Wij zijn niet abstract genoeg.
Nu is het duidelijk voor de toeschouwer deze man is verliefd! Uit voorzorg
heeft hij zijn linkerhand iets achter het lichaam, dan ben je beter in balans.
Er staat iets te gebeuren hoop je.
Zijn krampachtige blik is zo streng dat de hele omgeving mee strak wordt.
De hele omgeving ontkomt niet aan zijn wetten en doet rechtlijnig mee.
Zij steekt mooi af tegen de volrijpe, grijze achtergrond. Superfraai!
Dit is pas een mooi gezicht!
Dan doet Piet zijn veel te dunne lippen iets uit elkaar. Hij lijkt zelfs met
zijn spitse neus te kijken en zet het op een over-acteren.
Pas op Piet, zeg ik.
Hij knikt; hij begrijpt het en probeert het opnieuw en anders.
Maar hoe weet je nu als je naar het beeld ziet dat het februari is?
Met de blik van een aasgier?

Picasso

Lege buste, 2012, computertekening

Ver weg

Zijn gezicht is niets meer dan een witte schaduw, alsof hij zijn oog-
leden iets te stijf had samengeknepen. Misschien komt het ook wel
doordat die middag de zon te fel schijnt. Even geen gezicht. Te pijnlijk.
Wat je niet ziet is dat er ondertussen heftig wordt getrokken en ge-
schoven aan datzelfde gezicht. Het lijkt wel of de ogen, neus en mond
het voor altijd op willen geven en hop, daar is het gezicht groot wit. De
stijve ledematen zullen spoedig wel gaan volgen.
Is er dan niemand die even kan helpen vraag je je af.
Het duurt even een tijdje voordat iedereen beseft dat hier iets niet klopt.
Ze staren de niet-kop met open mond aan. Het is best griezelig zo’n wit,
weggegomd hoofd.
Gelukkig komt er een klapwiekende vogel aanstormen. Hij gaat op de
schouder van de man zonder gezicht zitten en peuzelt vol overgave al
het wit op. Maakt van de man weer een man. Het blijkt Picasso te zijn,
die net een al te overijverige bui heeft gehad.
Picasso heeft zelf van vele gezichten een rare rotzooi gemaakt, maar
deze vogel kan er ook wat van. Alles zit nu op de verkeerde plek, alles
is verwisseld. Zo praat Pablo voortaan met zijn ogen, ruikt met zijn oren
en ziet hij met zijn scherpe neus.
Het gekke is dat je hierbij een veilig gevoel hebt.
Hij heeft zijn eigen leven totaal in dienst gesteld voor de kunst.
Hij geeft je daardoor zijn broekzak met een juiste temperatuur.
Voor mij is hij een voorbeeld. Niet hèt.

Opgerakeld

Schreeuwlelijk,  2012, computertekening

Lawaai

Als ik ergens spijt van zou willen hebben, maar ik wil dat niet, is het van
de scherpte van mijn herinneringen. De onwrikbaarheid maakt het niet
mogelijk alles te bezitten. Er bestaat een tegenpartij van herinneringen.
Zo ben je zelf dus ergens altijd onwaar en altijd op zoek naar het gemiste.
Aan de andere kant zijn de meeste herinneringen leugens. Geen grote,
maar toch valse sporen. Gedachten en beelden herhalen zich niet op het
zelfde pad vanaf het vetrekpunt. Ergens halverwege slaan ze doodgewoon
een andere weg in om een nieuw beeld te verzinnen.
Eigenlijk is de herinnering een vuil, schreeuwlelijk monster.
Er is in je bovenkamer geen stilstand. Er wordt van alles per definitie on-
gevraagd verbonden. Het hoofd praat maar door, wil niet zwijgen. Dat
geldt voor iedereen. Iedereen heeft een lawaaihoofd, wat je liever niet
meer wilt zien zie je verergerd toch.
En wat moet je met dat opgerakeld verleden. Kap er mee! Voor je het in
de gaten hebt ben je al verdronken. Het is dus heel verstandig om gere-
geld jezelf van je oorsprong los te zingen. Dat kan door te reizen en iedere
mogelijke betekenis niet toe te laten. Met een beetje wil moet dat lukken,
anders wordt je snel je eigen valse documentaire.

Zo werd in onze familie te pas en te onpas foto’s genomen. Ik bedoel, te
vanzelfsprekend en op de meest vreemde momenten. Vooral de meest dode
ogenblikken werden vastgelegd (holle zondagmiddagen, familiebezoekjes of
uitstapjes). Het waren foto’s zonder eigenwaarde. Ik besefte dat als kind
al en weigerde zelf plaatjes te schieten. Ik ontweek het toestel als de
pest.
Met kunstmatigheid heb ik nog steeds niets.
Het dwarse kind is in mij gebleven. De werkelijkheid laat zich niet drijven.
Dat vastnagelen wijst je plaats aan, ondanks de vriendelijke aanwijzingen.
van de fotograaf.

Anderen zeggen dat het behoorlijk onaangepast en onbeholpen is.
Ik zie alleen maar een betere toekomst op het aambeeld van mijn verlangen.

Leegstaand

Italian house, 2012, bewerkte foto

De reis

Ik had de hele dag al gereisd en had zo een schat van beelden van niet
gemaakte foto’s verzameld. Elke herinnering verdiende een plek.
Een warme schat broeide in mijn hoofd, een klein deel daarvan brandde
heftig.
Het is heel goed mogelijk dat ik dit niet goed beschrijf, het gaat tenslotte
om een gevoel en dat zijn geen losse woorden. Gemiste kansen zijn vaak
gemiste negatieven. Je kan niets meer doorlopen. Aan de andere kant is
er ook niets overbodigs bewaard en kan je je vrij en vanzelfsprekend ver-
der voortbewegen.
Vreemd genoeg dacht ik toch een leegstaand huis in Italië waar ik ooit een
nacht doorbracht. Nadat ik alle vleermuizen had weggejaagd had ik een
prachtig riant, rustig onderkomen. Ik dacht er zelfs nog over om het hele
huis weer op te knappen en daar voor de rest van mijn leven te gaan wo-
nen, maar na een zoektocht in mijn hoofd wist ik wel beter: niet doen!
Schijnbare terloopse dingen zijn eerst erg aantrekkelijk, maar als je daar-
na wat verder nadenkt, zie je snel de onmacht, pech, eenzaamheid of
angst en haak je resoluut af.
Hoe dan ook, ik sliep die nacht onrustig en droomde dat omwonenden het
huis in de fik staken terwijl ik er nog in was. Dit moest het beeld zijn van
de waarschuwing. Mijn keuze moest opgevallen zijn zonder dat ik iets had
gemerkt. De plaatselijke bevolking had alles doorgetamtamd en dus staken
ze het huis in brand.
Uiteindelijk werd ik met veel geluk wakker en kon die dag nog maar aan
één beeld denken: het opvretende vuur. Dat beeld zal ik nooit vergeten,
het staat me steeds vaker glashelder voor de geest, al heb ik er geen foto
van.