Stille nacht

Blauwe man, 1997, acryl, 30 x 40 cm

Blauwe nacht

Hij schudde zijn hoofd zoals een roofdier dat kan doen in een kraag van zand.
Boven onze ogen leek hij wel zeven meter hoog, maar dat kwam door de nacht.
In de nacht verlies je alle ruimte.
Hij kraaide littekens in de stilte. Kijk, zei hij, ik wil weten waar al die valse voor-
wendselen vandaan komen. Kan iemand mij dat even vertellen?
Natuurlijk bleef het toen net zo stil als daarvoor. Zelfs de aangeschoten wieken
klapten niets meer uit hun mouw.
De avond werd kouder en kouder, het landschap liet een lege zaal zien. Op zulke
momenten krijg je niet de dolle hondenglimlach op je gezicht of je zou moeten
omvallen van de honger. Allen die zonder licht leven zouden nu hun ijzeren
longen moeten blikschreeuwen. Met volle kracht en hoge snelheid, het is erg
gewenst. De nacht schroeft nogmaals zijn helse vleugelmoeren aan.

Zo kan je dan als authentieke slaapwandelaar ineens op de hei staan. Het voelt
aan als een koud circus waarbij het publiek allang slaapt. De wereld is leeg.
Je zoekt met moeite je weg weer naar huis. Daar kan je dan verder schamen.

Jaloezie

Denise, 2010, penseeltekening, A4

Op de grond

Kijk zij heeft gehuild, zegt de dichter. En die kan het weten, die heeft oog en oor
voor alles. Ze had inderdaad een schitterende wimpering rond de ogen, het leek
wel wat op een uitgelopen feestelijke etalage (beslagen ramen, condens-vocht).
En toen werd ze door een ander levend oog bewogen. Opgetogen sloeg ze
denkbeeldig een bladzijde om en verbleef met veel dank lang bij haar nieuwe
minnaar. Haar stank van zonet sloeg verbluffend om in een overheerlijke parfum.
De geur was zo adembenemend dat de maan er doorlatend van werd.
Kijk, zei zij, mijn schatkamer laat geen blinden wachten en is niet afgesloten voor
overgrote macht. Mijn schoonheid mag naakt zijn.
En ze gaf zich aan hem, hij raakte haar bestaan.
Met een totale glimlach om de nieuwe zekerheden omarmde ze haar mondige
lover, die haar kamer vol lust ging bewonen. Even leek het eeuwig zomer. De
verveling lag nergens op de loer of liet het lijden op zijn beloop, verwatering kreeg
geen enkele kans omdat de waakhonden als handdoeken werden uitgewrongen.
Dit alles gebeurde op de grond, een plek waar menigeen uiteindelijk beland.
Tenslotte regende het uitmuntende wit op de buik van de waarheid.
De dichter was allang afgehaakt.
Zijn gevleugelde woorden bleken jaloers.

Portret

Studio Bruno, 2003, acryl, 40 x 30 cm

De plek

Het opgeborgen hoofd is niet te luchten. Het lijkt wel of het dag en nacht in een
lade ligt te versloffen. Waar het ook gaat of staat, het stinkt in huis en straat.
Kwade tongen roepen dat de geur nog het meest weg heeft van een vergeten
kaas met maden.
Allemaal onzin natuurlijk. We hebben hier met een ongewoon en gevoelig hoofd
te maken. Jarenlang bang misschien, maar nu is hij buiten eigen mist en je kan dus
maar beter al je vooroordelen door je vervuilde gootsteen wegspoelen.
Als brood wordt het hoofd gekneed. Het golvende meel dampt in nieuw licht.
Ja, het hoofd gist, vergroot.
In woede laat hij zijn sporen zien, hij vergroot zonder het hoofd op te blazen.
Het mooie is dat je je geordende weg naar je hoofdzetel helemaal kwijt raakt als
je gewoon je gang gaat. Juist niet denken, niet stil staan. Laat het geweten
spinnen van plezier. Geef je onontwarbaar bed een flinke schop.
Je zult zien dat het gelaat dat zichtbaar waardeert. Je bent een zonnige kroon in
een menigte van bloemen.
Je blijdschap geurt en die geur is ongekend heerlijk. Het geurt als een maaltijd
voor geliefde gasten, die met jou de eeuwigheid willen inbedden. Het is een heer-
lijk gevoel geen monster te zijn. Alle stinkende stank heeft zichzelf kapot gerot.
Nog één vraagje: waarom hield je toen je thuiskwam de deur op slot?

Dikte

Afknapper, 2012, computertekening

Geen genot

De klacht van de klaagstem maakt het wit nog wit, het zwart nog zwarter.
Bovendien is al het zekere nog zwakker. Alles lijkt dicht gebalsemd sinds hij hier
zijn mond open doet. Men fluistert dat de dood zelf zenuwachtig is geworden.
Nou ja zenuwachtig, misschien meer wat weerspannig.  Zijn slapen slapen en
kloppen niet meer. Iets meer naar beneden is zijn halszaak akelig gekrompen.
Ergens leeft hij tussen twee lege landen weet hij. Hij doet er niets aan. Zijn krijt-
gebit is te zwak. De verre strakke noordenwinden verzwakten hem en toen later
ook nog eens de zuidelijke hitte kwam opzetten was hij totaal verloren.
Doorzetters wonen hier niet.
Deze velloze man praat in zacht gespierde woorden. De traagheid komt niet aan
het keelschrapen toe. De donkere handen van de officier van justitie klagen hem
aan. Hij is geen goede medeburger. Hij is een onnut.
Ja vroeger, vroeger kon hij lange boeken zingen en pompend hinken voor de grap.
Maar nu, in het onderlinge donker, is het zo koud op de keel dat een lelijk paars
wijf snel weg zou springen bij zijn nacht druppelende verschijning.
Tot slot ligt hij ’s avonds met zijn doffe ogen in zijn roosgewijde gondel, zoals hij
zijn bed noemt. Daar ligt hij dan als vadsig vulgair oud vuil zonder te kunnen slapen.

Is dat erg?
Welnee. Zijn verhaal gaat van het ene dove oor naar het andere dove oor.
Je hoeft hier echt geen mooie slaapliedjes te zingen. Het komt niet binnen.
Geef je roze waterwoorden liever aan een kale eend. Die zal er minstens een hele
week hartelijk om snateren, omdat hij weet dat je op het moment moet leven.

Zuinige mond

Bij de vijver (voorstudie), 2005, bewerkte foto

Nachtelijk werk

Hij zat zo op de scherven te staren dat hij blij was zelf nog heel te zijn. Een mens
doet vaak vreemd (ikzelf ook, ik hoest wel eens lang voor mijn spiegel in de nacht,
om te zien hoe dat dan staat. Net zo als ik ooit als kleuter oefende met alle ma-
nieren van lachen op het toilet. Daarna ging je weer één twee drie normaal de
kamer in, niks aan de hand).
In de nacht gaan zijn vingers als dronken wormen tekeer. Haast onverzettelijk
wentelt hij over het doek. Het lijkt wel of hij zijn doek vlooit. De uitgedunde ge-
dachten zijn nu compacte goden geworden. Voor hem moet alles eendrachtig
volgen. Zijn zaaisel rijst uit de goede grond tot de afgelegen ochtend komt.
De radeloze dageraad nestelt zich in zijn binnen en dan is het uit en over.
De ochtend is werkschuw, bang voor het zweet. Zij heeft een zuinige mond met
een zenuwwang. Draaddunne gebaren wijzen aan, maar niemand ziet of hoort
door de stortplaats vol kraaiende kreten.
Kijk, dan is het tijd om te gaan slapen.
Morgen is er weer een dag.

Fantoom

Zwaaiman, 2005, bewerkte foto

Klein is groot

Nog zonder helm zwaait hij naar zijn zonnige herinneringen. Hij staat voor de
muur als een eenzame mier op het asfalt. Toch kan je niet zeggen dat hij zich
eenzaam voelt, want zijn vijanden zijn goed doorvoede vreemden voor hem.
Pas als hij het toestaat brandt zijn haat meer als een zon dan een gloeiende steen.
Het lijkt er veel op dat hij zijn eigen best betaalde generaal is. Dit slagertje kan
heel zijn volk zo slachten. Hij is een groot fantoom.
En die zonnige herinneringen?
Zijn kleine zonnetafel was immens. Als kind speelde hij daar zijn dromen af. Er
bestond nog geen gevaar. Alles was toen onder de gelukkige ogen. Hij zong de
hele dag, tot moeder het verbood.
Moeder was wel vaker de spelbreker. Haar karakter omstrengelde haar verkeerde
emoties. Van alle voorbeeldige blauwdrukken van haar begeerte kwam niets
terecht. Zodra ze vreugde bij een ander zag, zag ze ook haar vervuilde was die in
een diepe kuil verging. Met die smeerboel kon ze niets en het verbitterde haar.
Haar kijkglazen zaten halfvol wrok.
Hij mocht er niet kwaad van spreken en deed dat ook niet in het openbaar, maar
in de spinrag van zijn geweten kleefden die spinnen als een  bibberende wereld.
Bovendien zat de vader daar ook nog eens als laatste gast. Zijn schaduwen
staarden hem vaak vanuit onverwachte hoeken aan.
Als beeld waren zijn ouders zoiets als een snotterende klok.
Snik-snak-snik-snak.

René D.

 

Donkere materie, 2012, acryl, 30 x 30 cm

Het verhaal (over René Daniëls)

Het verhaal eindigt bijna op een vreemde manier, ongeveer zoals het begonnen is.
Misschien is dat altijd wel zo: het is vanzelfsprekend dat het klimaat waarin
je woont en werkt sterk bepaald wordt door je omgeving. Daarnaast sta je altijd
open voor alles en nog wat, maar het moet je wel kunnen boeien. Op die manier
heeft ieder begin ook onsmakelijk het eind in zich.
Over zichzelf zegt hij altijd: ik leef uitvoerig. En daarmee bedoelt hij dat hij
een harde werker is, iemand die niet stil kan zitten. Zijn tekeningen en schilderijen
treffen altijd of vrij onmiddellijk doel. En als hij even niet tekent of schildert dan
vliegen de woorden je om de oren. Alles moet en zal benoemd worden. Het is een gemeend doordacht spel.
Zoals er altijd achter een horizon een nieuwe horizon zit, zo is er meer achter zijn
vlies. Een vlies achter een vlies. Zijn werk heeft nooit op het schilderkunstige
gelegen. Hij is geen schilder van gebaar en materie. Het is meer een soort
schilderkunst tegen wil en dank. Je krijgt het er gratis bij. Schetsen en meningen,
geen statements, is een betere omschrijving van zijn werk.
Voorzichtig en toch vrij benadert hij zijn onderwerpen. Met die aarzelende manier van
werken kan hij eindeloos zichzelf amenderen en zo voortdurend blijven meanderen.
Waar het geloof ik om draait is dat er altijd wel iets anders is als je denkt.
Alles is min of meer bijvoorbeeld. Tenminste twee betekenislagen, ogenschijnlijke
anekdotes, strijden om een diepere laag. Het verkeerde been moet onderuit gehaald
worden. Er bestaan geen neutrale afbeeldingen. Zodra je denkt ergens houvast te hebben
wordt het gras voor je voeten weggemaaid en wordt alles weer gerelativeerd. Niets blijft
en is zoals het was.
Dat is het mooie van zijn kunst: niets is zeker, niets is zoals het lijkt.
Daar wordt je gelukkig van.

Oud werk

Dark, 1995, tekening, 50 x 50 cm

Spiegeling

In het niemandsland tussen de media van het beeld en die van het woord ligt zijn
geschiedenis. Waren Magritte en Broodthears de pionieren, dan was hij de gids.
Belangrijke invloeden laten altijd sporen na. Het schrift neemt zijn plaats in
het werk in de vorm van titels die in het beste geval meestal niet passen bij de
voorstelling. Met behulp van het woord of schrift wordt een schemergebied tussen
aanwezigheid en afwezigheid gecreëerd. Verbale misverstanden geven meerduidige
voorstellingen.
Is dat dan wartaal?
Welnee, meer plaats zonder plaats (de meeste schilderijen gaan over pas op de plaats).
Het werk is meer een werk over het werk waardoor het iconische teken steeds verschuift.
Ontwricht aanwezig zou een mooie omschrijving zijn.
Dit geldt niet voor het werk Dark (1995). Oud werk is niet altijd goed werk.
De schriftelijke verwijzing is te letterlijk. Alleen de sculpturale aanwezigheid klopt
hier. Zou er bijvoorbeeld het woord anker of kade staan kreeg je al veel meer denkruimte
toegemeten.
Een vriend zei hier over: Je had er beter met vette koeienletters Sorge wächst op kunnen
zetten. Zijn twinkelogen wilden de rest doen verbleken, een wenkbrauw werd daarbij speels opgetrokken, maar ik pareerde het speelse terug met ja, dat is ook een oude Wiederholung. Dus terug in de mand jij.
Kunst is geen amusement, maar kan wel lichtvoetig zijn. Dat bevrijdt het werk niet alleen
van zijn karakter (zonder de buitenwereld uit te bannen), maar het verlost ook het beel-
dende vlak. Er ontstaat een nieuw perspectief. De muze wordt met veel plezier uitgekleed
en ontmaskerd. Ze toont haar geniale zones.

Talent

Honolulu Hawaii, 2010, tekening, A4

Familietalent

Een vader zorgde goed voor zijn kinderen; hij las hen voor uit romans en de strips
uit de krant. Hij hield ervan de spanning op te voeren met legendes over heidense
goden. Lekker de stuipen op het lijf jagen met spookverhalen door rare stemmetjes
op te zetten was hem niet vreemd. Maar toen zijn vrouw Laura na zeven jaar huwelijk
stierf aan tuberculose, hij was toen vijf jaar oud, viel hij steeds vaker ten prooi
aan depressies.
Eigen schuld hoor ik je zeggen, God straft onherroepelijk al het kwade.
Dat hij haar niet kon redden ondanks zijn gave en vurige gebeden raakte hem diep.
Een oudste zus (K) van mijn moeder nam de meeste taken over. Zo ging dat vroeger.
Gelukkig bezat die nieuwe moeder artistieke talenten en moedigde de kinderen aan
in hun voorliefde voor tekenen. Hij had groot geluk.
Toch was hij geen wonderkind, pas later in mijn adolescentie kwam zijn buiten-
gewone gave aan het licht.
Hoe dan ook hij haalde vanaf het begin mijn thema’s als vanzelfsprekend uit zijn
onmiddellijke omgeving: de mensen en het interieur van mijn huis, nauwkeurige
studies van kopjes en sleutels, van apothekersflesjes en muntstukken, of zelfs
zijn eigen hand.
De plotselinge komst van K. als moederfiguur verzachtte de traumatische ervaring
van de dood van zijn moeder. Af en toe maakte hij er een werkje over en noemde
het Buiten de Poort.
Daarna hield hij zich bezig met de specifieke gelaatstrekken. Dankzij foto’s kon
hij veel vastleggen. Hij streefde niet naar gelijkenis. De emotie was hem liever,
weg met het realisme, daar heb je wel fotografen voor.
Technisch gezien waren de tekeningen goed of vrij goed. Mooi houtskoolwerk in snelle,
typisch vegende techniek, bewust of misschien wel het resultaat van een onvolledige
fixatie. De composities waren vanaf het begin al diagonaal.
Zijn zin om te experimenteren was onbeperkt. Wat hij toen al durfde! Hij zou zich nu
zeker drie keer gaan bedenken. Een onvolwassen hoofd kent vele grenzen.
Wat hij in die tijd ook ontdekte en wat hij nog steeds toepast is het alleen laten
van de leegte.
Het was niet ongewoon om grote oppervlakten ongebruikt te laten. Later begreep hij
dat het zelfs een voorwaarde was voor een goed werk.
Totale afwezigheid van de beschrijvende details bleken noodzakelijk te zijn.
Uiteindelijk zal een compleet leeg vlak alles zeggen.

(De mensen die mij kennen weten dat dit verhaal soms waar is)
(Je gelooft alleen dat wat je wilt geloven)

Beurs

De verledenman, 2012, bewerkte foto

Harde zee

In het venster van het vuur stond mijn hart als een warme zon en riep de zee mij.
Ik werd zo stil als een spiegel maar wil zijn en zocht de aarde die onder mij weg-
gleed. De zee is soms erg wreed.
Voor het oog wat zoeken wil keek ze naar mijn gespartel. Ze zag de jassen van het
schuim. Ze lachte omdat mijn ondergang zo komisch leek en waarom ook niet. Ik deed
als de laatste marmeren zwaan, die uitglibberde op een stuk zeep. Stak mijn handen
uit als een ijzeren trofee. Mijn waterige blik zag ineens niets meer… Neptunus, de
rotzak,  had het licht uitgedaan omdat hij niets meer te eten had.
Uiteindelijk lukte het met grote moeite om de kapstok der krankzinnigen te verlaten.
Ieder lichaamscel was hardgrondig gemasseerd, ik verlangde hevig naar de streling van
de zachtste bloem. Mijn beurse huid had alles bekend in de biecht-stoel, de harde zee
kent geen genade.
Toen was alles weer gewoon en kwam ik tot mijzelf. De hemel was naar huis gestuurd
en bracht de kinderen terug. Daar lig je dan in de verlossende ruimte, met de schrik nog diep in de benen. Je spreekt zacht met een respectstem.
Ik geef het maar even door terwijl het al zo lang geleden is.