Abstract

Tisntbla, 2008, 30 x 40 cm, acryl

Indruk

Het eerste woord wat bij haar opkwam was wellicht.
Wellicht kwam ze hier voor de eerste keer ten volle in de ban van
de wondere kracht van het abstracte. Natuurlijk was het niet de
eerste keer dat ze een tekening zag of de wellustige verkrommingen
mocht aanschouwen. Wel was het de eerste keer dat ze overstuur
raakte van dit oververhit stuk kunst.
Gek genoeg bleef de aantrekkingskracht in takt toen ze iets verder
weg ging staan. Soms kent kunst kennelijk geen afstand en krijg je
het gevoel van: morgen zal misschien alles anders zijn!
En de kunstenaar/maker zelf?
Die keek even om zich heen en stortte zich op weggeleden onder-
werpen. Snel gaf hij er een ongekende sensualiteit aan, met veel,
heel veel warmte. Deze periode noemde hij meestal inkom.
Daarna zag hij pas wat hij had gedaan in zijn tovergrot.
De betekenis werd achteraf gezocht en gevonden: een oer duister
fluwelen mantel toonde het voorspel van een orgel en klom langzaam
naar een verre horizon.
Dat moest genoeg zijn. Daarnaast nog een raadselachtige titel, dat
doet het altijd goed (it’s not bla bla bla, verkort tisntbla).
Zij dacht daar natuurlijk niet aan. Zo gaat dat nooit. Zij vermoedde
dat de kunstenaar gewoon even wegdroomde en met zijn ogen de
oppervlakte van zijn studio aflikte. Kunstenaars weerspiegelen im-
mers alles.
Wat op zich eigenlijk ook weer waar was. Ze had er wel degelijk iets
van begrepen, wellicht.
Kunst liegt nooit.

Troostboek

Echt lezen, 2006, tekening, 50 x 65 cm

Losse lagen

Ik weet niet waarom ik dit doe, maar het is dinsdag en dan slaat het meest
troosteloze vaak toe. In die bijna lusteloosheid doe ik bijna geen deur open.
De deur staat gewoon open, zeg ik tegen mezelf en lees een boek.
In het boek staat: Het was me niet opgevallen dat de deur open was. Wat een
toeval! De deur is anders altijd potdicht! Nog eventjes en dan komt er vast
een vrouw naar binnen die me begroet met: Man van m’n dromen…
Dan zal ik haar zeggen: Je gaat toch niet weer de hele dag voor me zingen?
Of ik ga haar gewoon bozig neersteken om de stilte te behouden.
Maar de deur blijft dicht en er komt niemand. Ik lees.
Ik lees over de zee, ik beleef het. Nog even en ik word een oester. Of misschien
beter: een inktvis. Ik ben die andere, vreemde wereld. Het is fijn om een niet
stervend dier te zijn. De zee laat mij zwellen. De blinde drift heeft me te pakken.
Later kan ik nog wel een ommetje maken in het soppige moeras of me te goed
doen aan het vrouwelijk vlees in overvloed.
Nu ben ik nog heel lang zee. En wild. En zout. In overvloed.

Illusie

Lalalatak, 1999, tekening, 65 x 95 cm

Het verhaal vertelt

Inmiddels ben ik zover, ik wil mijn verhaal vertellen. Ik ben vastbesloten.
Maar er zijn nog wel een paar vragen waar ik nog een antwoord op moet
vinden.
Mijn informatiebron is een goede vriend en ook een opschepper. Je kan
aan het zenuwachtig optrekken van zijn linker wenkbrauw zien dat hij
fantaseert of liegt. Dat weet hij niet, ik ga het hem ook niet vertellen.
Mijn vriend is verzamelaar van indrukken en daarom is hij heel nuttig voor
mijn te schrijven boek. Misschien had ik eerder aan hem moeten denken
om wat tijd te besparen. Hoewel zijn uitleg ook veel tijd kost, hij is
tamelijk breedsprakig, die vriend.
Waar ik beslist meer over wil weten is het aangrenzende bos. Op één
van mijn ochtendwandelingen heb ik daar een boom met vreemde
takken gezien. Het vreemde zit in de vorm, die is rondslingerend en
als je even stil blijft staan wil de tak ook nog wel eens gaan zingen.
Niet luid, maar toch. Het zijn La-la-la-takken.
Het eerste wat mij opvalt is de wending, ik raak niet uitverbaasd.
Hoe kan een tak zoiets bedenken? Er zit veel joligheid in de boom.
Of de natuur is richtingloos geworden, dat kan ook.
Voor geïnteresseerden: ik schreef er al eens over in Brown Breezer,
begin 2000, toen heette het Lentewind (later: Optical Illusion).

Gisteren

Laatste gloed, 2012, bewerkte foto

Het was gisteren

Het zij zo.
Het is nu eenmaal zo.
Het is nu te laat om alles terug te draaien of te veranderen.
Ik heb het eenzijdig gedaan, ik zal het niet ontkennen.
Het heeft zo moeten zijn.
Het is daarom waar.
Het verklaart de vergissing. Een angstaanjagend vuur brak los.
Ik heb me nog één keer goed kunnen verwarmen.
Het was geen slordigheid.
Het was een geestelijke verlichting.
Het was niet zo dat ik mijn eigen tegenstander was, die dom deed.
Ik sta er helemaal compleet achter.
Het is goed geweest voor de statistieken.
Het voegde dingen samen.
Het gebeurde met de fosforhanden, zij ontbrandden witheet.
Ik stond er gelukkig naar te kijken.

Het was gisteren, niet vandaag.

Onbedorven

Incognito, 2012, bewerkte foto

Geen roos

Zij dacht.
Een schattig jongetje keek ons aan, ik bedoel Bloemp en mij. En kijk
eens wat merkwaardig: het jongetje liep regelrecht naar het midden
van de weg, hurkte en staarde ons met zijn kraaloogjes aan.
Blijkbaar vond hij ons komisch of iets dergelijks. Hij glimlachte lief.
Bloemp was uitgedacht en zei: Jongetje van mij, hier heb je dan je
landschap! en tilde haar rok wat op. Ik begreep er niet veel van, maar
omdat het jongetje nu helemaal begon te stralen hield ik mijn mond
stijf dicht.
Vroeger had ik ook eens zoiets als kind van zes beleefd, bedacht ik.
Een klasgenootje wou genieten en omdat ze geen enkel broertje had
wou ze op onderzoek en ik was uitverkoren. Onbedorven stemde ik toe.
Na de inspectie liep ze snel weg. Ik weet niet of het tegenviel, maar ze
verdween snel en we hebben het er later nooit meer over gehad. Als ik
dit voorval aan een geliefde vertel zeggen ze vaak: wat komisch, iets
wat mij opnieuw ontgaat. Vrouwen hebben soms een heel andere kijk
op het leven blijkbaar.
Het jongetje tovert een bloem uit een gleuf in de straat, loopt naar ons
toe en geeft de bloem aan Bloemp (die eigenlijk Margriet heet). Ik vind
het vies en zeg tegen haar dat ze het niet moet aannemen want het komt
van de straat en op straat kakken paarden en honden, dus…
Zelfs al stond deze bloem midden in een koeienvlaai, dan zou ik hem nog
willen hebben – sprak ze mij tegen en pakte de bloem van het jongetje.
Op dat moment veranderde haar gezicht in iets vreemds. Er kwam veel
meer ordening in haar hoofd, zelfs zoveel dat het dwars door de huid
zichtbaar werd. Bovendien veranderde haar huid in de tederheid van een
rozenblad.
Nu zette ik het op een lopen. Als een raket ging ik er van door, wilde hier
niets mee te maken hebben. Dit was de verkeerde wereld!
Ik zei het al je moet niets van de straat oppakken, daar krijg je alleen
maar ellende van.

Metten

Takkenwijf, 2012, bewerkte foto

De daad

Op dat moment vond ze op de tast een bezem die tegen de muur stond.
Ze had nu een wapen en wist haar belager op afstand te houden.
Ze zwaaide het wapen gevaarlijk hoog en sloeg toe. Met een duidelijk
hoorbare klap viel de kop van de bezem tegen de slaap van de man. Hij
viel neer.
Ze hurkte snel neer, met de bedoeling hem uit huis te rollen. Weg met
het gevaar! Maar toen zag ze ineens dat het geen man was maar een gekke
vrouw. De vrouw was niet dood en kwam vloekend overeind, zij zou haar
aanvalster mores leren met korte metten.
Die metten groeiden zomaar aan haar lelijke lijf. Ze had geen armen, maar
metten met dunne, roetsvrijstalen punten.
De bezemvrouw zette een luide, scherpe keel op. Het geroep en gevecht
werd opgemerkt door haar zoon, die uit zijn slaap gewekt werd. Hij pakte
zijn staaflantaarn, het licht was uitgevallen en vloog de trap af. Beneden
zag hij in het scherpe schijnsel zijn moeder in een heftig gevecht met een
insluiper.
Als een kat in het nauw weerde de gekke vrouw het felle schijnsel af.
Je zag nog net dat haar hoofd transparant leek. In haar hoofd groeiden vele
takken. Zij was dus het takkenwijf!
Met vereende krachten wisten moeder en zoon de brandbare mettenvrouw
uit huis te drijven door met brandende lucifers te dreigen. Het werkte en de
lelijke heks zette het op een lopen, zwaaide af en toe nog met één van haar
korte metten.
En zo is het woord metterdaad eigenlijk ontstaan, als verbastering van deze
mettendaad. De volksmond staat vaak een beetje raar.