Opgerakeld

Schreeuwlelijk,  2012, computertekening

Lawaai

Als ik ergens spijt van zou willen hebben, maar ik wil dat niet, is het van
de scherpte van mijn herinneringen. De onwrikbaarheid maakt het niet
mogelijk alles te bezitten. Er bestaat een tegenpartij van herinneringen.
Zo ben je zelf dus ergens altijd onwaar en altijd op zoek naar het gemiste.
Aan de andere kant zijn de meeste herinneringen leugens. Geen grote,
maar toch valse sporen. Gedachten en beelden herhalen zich niet op het
zelfde pad vanaf het vetrekpunt. Ergens halverwege slaan ze doodgewoon
een andere weg in om een nieuw beeld te verzinnen.
Eigenlijk is de herinnering een vuil, schreeuwlelijk monster.
Er is in je bovenkamer geen stilstand. Er wordt van alles per definitie on-
gevraagd verbonden. Het hoofd praat maar door, wil niet zwijgen. Dat
geldt voor iedereen. Iedereen heeft een lawaaihoofd, wat je liever niet
meer wilt zien zie je verergerd toch.
En wat moet je met dat opgerakeld verleden. Kap er mee! Voor je het in
de gaten hebt ben je al verdronken. Het is dus heel verstandig om gere-
geld jezelf van je oorsprong los te zingen. Dat kan door te reizen en iedere
mogelijke betekenis niet toe te laten. Met een beetje wil moet dat lukken,
anders wordt je snel je eigen valse documentaire.

Zo werd in onze familie te pas en te onpas foto’s genomen. Ik bedoel, te
vanzelfsprekend en op de meest vreemde momenten. Vooral de meest dode
ogenblikken werden vastgelegd (holle zondagmiddagen, familiebezoekjes of
uitstapjes). Het waren foto’s zonder eigenwaarde. Ik besefte dat als kind
al en weigerde zelf plaatjes te schieten. Ik ontweek het toestel als de
pest.
Met kunstmatigheid heb ik nog steeds niets.
Het dwarse kind is in mij gebleven. De werkelijkheid laat zich niet drijven.
Dat vastnagelen wijst je plaats aan, ondanks de vriendelijke aanwijzingen.
van de fotograaf.

Anderen zeggen dat het behoorlijk onaangepast en onbeholpen is.
Ik zie alleen maar een betere toekomst op het aambeeld van mijn verlangen.

Leegstaand

Italian house, 2012, bewerkte foto

De reis

Ik had de hele dag al gereisd en had zo een schat van beelden van niet
gemaakte foto’s verzameld. Elke herinnering verdiende een plek.
Een warme schat broeide in mijn hoofd, een klein deel daarvan brandde
heftig.
Het is heel goed mogelijk dat ik dit niet goed beschrijf, het gaat tenslotte
om een gevoel en dat zijn geen losse woorden. Gemiste kansen zijn vaak
gemiste negatieven. Je kan niets meer doorlopen. Aan de andere kant is
er ook niets overbodigs bewaard en kan je je vrij en vanzelfsprekend ver-
der voortbewegen.
Vreemd genoeg dacht ik toch een leegstaand huis in Italië waar ik ooit een
nacht doorbracht. Nadat ik alle vleermuizen had weggejaagd had ik een
prachtig riant, rustig onderkomen. Ik dacht er zelfs nog over om het hele
huis weer op te knappen en daar voor de rest van mijn leven te gaan wo-
nen, maar na een zoektocht in mijn hoofd wist ik wel beter: niet doen!
Schijnbare terloopse dingen zijn eerst erg aantrekkelijk, maar als je daar-
na wat verder nadenkt, zie je snel de onmacht, pech, eenzaamheid of
angst en haak je resoluut af.
Hoe dan ook, ik sliep die nacht onrustig en droomde dat omwonenden het
huis in de fik staken terwijl ik er nog in was. Dit moest het beeld zijn van
de waarschuwing. Mijn keuze moest opgevallen zijn zonder dat ik iets had
gemerkt. De plaatselijke bevolking had alles doorgetamtamd en dus staken
ze het huis in brand.
Uiteindelijk werd ik met veel geluk wakker en kon die dag nog maar aan
één beeld denken: het opvretende vuur. Dat beeld zal ik nooit vergeten,
het staat me steeds vaker glashelder voor de geest, al heb ik er geen foto
van.

Teloor

Dead Matches, 1997, tekening, 65 x 80 cm

Herhaling

Dit lijkt een zeldzame plek voor een uniek oog. Er is hier een overvloed
aan gemoed. De plensbui is al gewest en laat de aarde plaatselijk spie-
gelen.
Het ruikt hier naar de fosfor van een afgestreken lucifer. Bitterzwavel.
Je zou op deze plek heel zuiver kunnen fluiten, zo zuiver als je nog nooit
eerder floot. Dat komt omdat de dood hier souffleert. Hij is hier wel, maar
hij raakt je niet aan. Hij tikt en tokkelt wat rondom, speelt de laatste von-
ken uit je kuiten. Je krijgt het lichtelijk benauwd omdat je het al eerder
hebt beleefd. Toen was je nog een achterdochtige dove, nu weet je beter.
Je krijgt op je sodemieter straks als je niet oppast.
De vermoeide wolken schuilen inmiddels in het grijs. Een voorzichtige
maan is op komst. De zon, de vuurspuwer in de onsterfelijke oven, mop-
pert gekweld in de kelder. Rozen vangen bot. Buiten gaat alles kapot.
Hoge bomen vangen het zwart.
Nu is het de tijd van teloor.
Deze kneedbodem moet maar zeggen of alles o.k. is. Maar dan ook alles.
Op deze plek, waar zelfs een vlo in de erfenis wordt geteld, kent men geen
kwijtschelding of vergelding. Hier is alles zo als het is.
De wekker staat op scherp en tikt door.
Alle lastpakken vluchten tijdig.

Nacht

Hope, 1994, acryl, 24 x 24 cm

Venster

Vergooid en overschaduwd blinkt het dakvenster uit binnen elk kader.
Soms lijkt het nog het meest op de blanke strot van de nacht. Piepend
en scheurend zwiepen de wintertakken langs de hemel. De wind kan
ontevreden uithalen en zet zijn nagels vast in ieder drekspoor. Alleen
mensen met een sterke maag verdragen de zwiepstoten. Anderen willen
wel maar kunnen het niet aan. Zij laten zich met een zware paukenslag
wegslaan en leven verder zoals ze eerder leefden: vergeten door te grote
overmacht. Ontspoord en uitgegleden blijven ze hulpeloos achter. Hun
zoekende ogen sluiten snel.
Het bewijs van die ondergang is hun niet-bestaan, geen fraaie vertoning.
Nee, dan de zwieptakken: zij hebben een werkkring van echt vuur, ijs krijgt
geen enkele kans. Dat is de reële waarheid. Takken zijn wijs.
Persoonlijk ken ik een tak, die zich de behanger van een slecht geheugen
noemt. Hoewel hij de zwakste van de familie is laat hij nog alle twijfelaars
met hun draaikont ontploffen. Nou ja ontploffen, zij storten neer, nadat ze
getroffen zijn door het rondslingerend plamuur dat alle gaten met leugens
moest dichten.
De nacht zit vol verrassingen. Je bent bij deze gewaarschuwd!

Branie

Nice Beatrice, 1999, tekening, 65 x 95 cm

Positief ingesteld

De branie naast haar knielt neer als een bange man, zij ziet het niet.
Of heeft geen zin in zijn wonden of betraand gezicht. Ze heeft wel iets
beters te doen en vliegt subiet weg door alle nevels heen.
De nagelbijters blijven achter met hun verwilderde ogen waar ze niets
mee kunnen zien. Het alleen maar met de ogen iets beleven is net zoiets
als te vroeg sterven. Je hebt er niets aan.
En toen kwam ze aan op haar broedplaats, waar allemaal lachende lijnen
leven. Dit land is vergeven van eendagsvliegen, vele strijken neer. Dit is
geen verboden land. Hier hijsen ze het nooit gedacht geluk met gouden
vlaggen.
Als je een beetje positief ingesteld bent heb je geen idee meer van tijd.
Het zwarte git zwijgt hier voorgoed. Het roze fluit zo bezeten dat het bijna
rood wordt.
Ze vergeet alle snode heren uit het land van de netjesleggers, neussnuiters
en handenwassers. Al dat nette gedoe maakt je kwetsbaar. Je hebt er niets
aan.
Kijk daar steekt een hond zijn druipende snuit naar buiten. Met de kop in
de zon hoef je niet te bijten of te snauwen. In de zon ben je de zon en staan
je ogen zacht omdat je mag sluimeren. Ook zij voelt zich een zonnige pop
in een kinderstoel, brandt zich bijna aan het warme zand. Haar buik spant
zich vol genot samen.
Wie iets wil voelen en van zich wil laten horen moet naar dit land gaan.
Je hebt er alles aan.

Dundunk

Blue, 2012, bewerkte foto

Houvast

Opdracht: ga voorbij sterk en verbogen en neem de kracht van een steen.
Ik zeg blijf voorbij, want de overbodige ogen weten wel beter. Luister liever
naar gewone woorden, die voeden meer.
Ontsluit de opdracht en kus het vuur daarin, dan zal de lucht zuiver blijven
en de aarde opvullen. De nacht is blank geworden en ze kan zachtjes tegen
je eigen huid gaan blazen. Je zult je er prettig bij voelen. Alle dundunk zal
verdwijnen als sneeuw voor de zon. Je jonge stem neemt alles over.
Je meester is niet meer een bedeesde middenman.
Doodlopende wegen bestaan niet meer. Het harde, waakzame woord
neemt de leiding.
Zeg maar na: ik ben de bedoeling!
Streng en eenvoudig spreken is niet voor iedereen weggelegd op aarde.
De zwarte voedt graag het zwevende en jij bent de danser die danst.
Maar als je honger hebt naar houvast, als je geen lijn trekt tussen recht
op lopen en kruipen, dan trap je de zon zomaar onder de tafel. Je macht
heeft geen leerboek nodig in de duisternis van ongeduld.
Schrik niet! Je honger naar heelhuids weten trompettert de tijd allang
vooruit.
Zoals het gaat zal het komen.
Diep in mij zal het duren.
Het nietige mist niets.

Nasleep

Zwarte liefde, 2012, computertekening

Er is licht

Er zit een blijde schoonheid aan zijn kromming en is er even bij gaan
zitten. Niet zo lang daarna komt een gazelle hem al dansend vergezel-
len. Ze danst als een lenig luipaard en knielt daarna soepel voor hem
neer, kijkt hem warm in de ogen.
Deze idylle hoef je niet te schuwen, zij hebben het leuk!
Het gesprek tuimelt alle kanten op. Ogen glanzen als glazen bloemen.
Er is geen ruimte voor duisternis of grijzigheid. Ze schieten inwendig vol
kleur en tuimelen tevreden over elkaar heen. Hun zeepbel is van beton.
Hun evenwicht kan geen dwaallicht zijn.
Wie nu niet blij is moet verdwijnen.
Er zijn natuurlijk altijd zure figuren die dit uit jaloezie zwarte liefde noe-
men. Dat slaat nergens op, is niets anders dan verkromde ruggespraak
met hun eigen ik. Zij gunnen niet elk het zijne en schijten met gesloten
oogkassen keutels van verdriet. Daar moet je maar niet naar luisteren
of je moet een verouderde schim van schimmel zijn. Die zitten vol na-
sleep van wat al was vergeten en was weggestreept.
Geef mij de warme liefde maar, als vingers in de duisternis benen tot
romige rozen maken. Op vleugels lopen is heerlijk. Het wakkere beest
bijt iedere hemel open. Kleine dierbare dingen worden uitvergroot in
het nieuwe licht. Bloesems vallen voorbij bezeten lijven.

Vuurvast

Keuzema(a)n, 2012, computertekening

Volle maan

een volle maan
is een gladbek
zonder smoel
aangezwangerd
is zij mooi genoeg
vuurvast te zijn

mannen met manen
ontbranden de liefde
ikzelf kan het niet zijn
mijn gekrompen lid
ooit tong van vuur
is in diepe slaap

de wereld is een
volgeschoten verte
mijn kropvolle lippen
bleek en zuinig
veranderen mijn
stilgelegde muziek
in stof tot nadenken

het schijnt
dat werelddrinkers
als dobbelstenen
de aanvallende duisternis
niet kunnen aanzien
zij schieten ze aan
onder schijngeween

bij volle maan
krijgt de muze zijn zin
ieder dwaas
lijkt een humorist
die zijn kussen
haast dood kust
om groot te zijn

Abstract

Tisntbla, 2008, 30 x 40 cm, acryl

Indruk

Het eerste woord wat bij haar opkwam was wellicht.
Wellicht kwam ze hier voor de eerste keer ten volle in de ban van
de wondere kracht van het abstracte. Natuurlijk was het niet de
eerste keer dat ze een tekening zag of de wellustige verkrommingen
mocht aanschouwen. Wel was het de eerste keer dat ze overstuur
raakte van dit oververhit stuk kunst.
Gek genoeg bleef de aantrekkingskracht in takt toen ze iets verder
weg ging staan. Soms kent kunst kennelijk geen afstand en krijg je
het gevoel van: morgen zal misschien alles anders zijn!
En de kunstenaar/maker zelf?
Die keek even om zich heen en stortte zich op weggeleden onder-
werpen. Snel gaf hij er een ongekende sensualiteit aan, met veel,
heel veel warmte. Deze periode noemde hij meestal inkom.
Daarna zag hij pas wat hij had gedaan in zijn tovergrot.
De betekenis werd achteraf gezocht en gevonden: een oer duister
fluwelen mantel toonde het voorspel van een orgel en klom langzaam
naar een verre horizon.
Dat moest genoeg zijn. Daarnaast nog een raadselachtige titel, dat
doet het altijd goed (it’s not bla bla bla, verkort tisntbla).
Zij dacht daar natuurlijk niet aan. Zo gaat dat nooit. Zij vermoedde
dat de kunstenaar gewoon even wegdroomde en met zijn ogen de
oppervlakte van zijn studio aflikte. Kunstenaars weerspiegelen im-
mers alles.
Wat op zich eigenlijk ook weer waar was. Ze had er wel degelijk iets
van begrepen, wellicht.
Kunst liegt nooit.

Troostboek

Echt lezen, 2006, tekening, 50 x 65 cm

Losse lagen

Ik weet niet waarom ik dit doe, maar het is dinsdag en dan slaat het meest
troosteloze vaak toe. In die bijna lusteloosheid doe ik bijna geen deur open.
De deur staat gewoon open, zeg ik tegen mezelf en lees een boek.
In het boek staat: Het was me niet opgevallen dat de deur open was. Wat een
toeval! De deur is anders altijd potdicht! Nog eventjes en dan komt er vast
een vrouw naar binnen die me begroet met: Man van m’n dromen…
Dan zal ik haar zeggen: Je gaat toch niet weer de hele dag voor me zingen?
Of ik ga haar gewoon bozig neersteken om de stilte te behouden.
Maar de deur blijft dicht en er komt niemand. Ik lees.
Ik lees over de zee, ik beleef het. Nog even en ik word een oester. Of misschien
beter: een inktvis. Ik ben die andere, vreemde wereld. Het is fijn om een niet
stervend dier te zijn. De zee laat mij zwellen. De blinde drift heeft me te pakken.
Later kan ik nog wel een ommetje maken in het soppige moeras of me te goed
doen aan het vrouwelijk vlees in overvloed.
Nu ben ik nog heel lang zee. En wild. En zout. In overvloed.